Het sociaal netwerk vormt een belangrijk thema doordat vanuit de Wmo verondersteld wordt dat de cliënt eerst de eigen kracht aanboort, alvorens er professionele hulp kan worden ingeschakeld. Dat betekent dat hij ook de kracht die het eigen sociaal netwerk bezit moet benutten. Het gaat bij kracht van het sociaal netwerk om steun die door familie, vrienden , kennissen en buren gegeven kunnen worden. Hierdoor kan de cliënt langer zelfstandig thuis blijven wonen en/of meer participeren in de samenleving. In de literatuur wordt wel onderscheid gemaakt tussen het persoonlijk – en het maatschappelijk steunsysteem van de cliënt. Bij het maatschappelijk steunsysteem gaat het dan met name over het benutten van algemene voorzieningen als vrijwilligers of lotgenotencontacten etc. In deze docentenhandreiking ligt de focus op het persoonlijk steunsysteem. De opzet van deze handreiking is dat je als docent tijdens je lessen voor een bepaald vak waar het onderwerp Sociale netwerken bij aan de orde komt, kan putten uit dit lesmateriaal. Daarbij kun je gericht zoeken vanuit de deelthema’s waar deze docentenhandreiking uit is opgebouwd. Ieder deelthema wordt kort ingeleid. Hierdoor krijgt de lezer een goede indruk van de belangrijkste items die bij ieder deelthema aan de orde zijn. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de literatuur en onderwijsmodules uit de Wmo-werkplaatsen, zodat jij en studenten zich verder in het thema kunnen verdiepen. Tot slot wordt bij ieder deelthema een aantal opdrachten geformuleerd die je als docent kan gebruiken als opdrachten tijdens de lessen.
DOCUMENT
In deze Wmo-wijzer beschrijven we een aantal aspecten van werken in en met sociale netwerken. Eerst bespreken we het begrip ‘sociaal netwerk’ en behandelen we een aantal kenmerken en functies. Daarna gaan we in op benaderingen om sociale netwerken te ondersteunen en versterken en de rol van professionals hierbij. Hierbij richten we ons vooral op mensen bij wie het niet zo vanzelfsprekend is om in sociale netwerken te participeren, bijvoorbeeld vanwege psychische of verstandelijke beperkingen.
DOCUMENT
Op vrijdag 14 mei 2004 heeft de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk een internationaal symposium over 'Leiderschap en Diversiteit' georganiseerd. Het symposium handelde over de dynamiek van gender, nationale cultuur en etniciteit in moderne organisaties. Door de diversiteit van medewerkers, klanten en afzetmarkten worden nieuwe eisen gesteld aan de leidinggevende en is de bedrijfscultuur blijvend veranderd. Veel bedrijfsactiviteiten strekken zich uit tot buiten de landsgrenzen. Leidinggeven in of in samenwerking met bijvoorbeeld vestigingen in Zuid-Amerika of Aziatische landen vergt een andere leiderschapsstijl. Kennis van elkaars achtergronden, ofwel transcultureel inzicht, is nodig om optimaal te kunnen samenwerken. Internationaal gerenommeerde sprekers zijn ingegaan op: leiderschap in de Arabische wereld. leiderschap, gender en etniciteit. leiderschap en culturele dynamiek in organisaties. leiderschap en nationaliteit. Na de inleidingen van de gastsprekers werd in vier werkgroepen over deze thema's verder met de gastsprekers van gedachten gewisseld. Het symposium werd afgesloten met een gezamenlijke forumdiscussie en een borrel. Dit verslag is tevens het startsein voor verdere studie over het thema leiderschap en diversiteit binnen het HRM lectoraat. De leden van de HRM Kenniskring gaan verder onderzoek doen en hun kennis over dit thema overdragen in de dagelijkse onderwijspraktijk aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk.
DOCUMENT
Publieke ruimtes zijn plekken waar alledaagse ontmoetingen, tijdelijk verblijf en betekenisvolle ervaringen samenkomen. In steden en dorpen worden deze plekken steeds belangrijker als omgevingen voor contact, gastvrijheid en herkenning – voor zowel bewoners als bezoekers. Tegelijkertijd staan deze ruimtes onder druk door verstedelijking en maatschappelijke ontwikkelingen. Hoe mensen zulke plekken beleven, beïnvloedt of zij zich welkom voelen, verbinding ervaren of juist wegblijven. In een tijd waarin verblijfskwaliteit, gastvrijheid en sociale cohesie centraal staan, maar praktische sturingsmiddelen vaak ontbreken, groeit de behoefte aan toepasbare manieren om gedrag en beleving te begrijpen en bewust vorm te geven. Dit PD-traject ontwikkelt een belevings- en gedragsgerichte methodiek voor het creëren van publieke ruimtes die uitnodigen tot verblijf, interactie en herkenning. In samenwerking met ontwerpers, beleidsmakers, onderzoekers en gebruikers worden 4 tot 6 concrete instrumenten ontwikkeld en getest, waarbij de gemeente Deventer fungeert als pilotomgeving. Deze ondersteunen professionals bij het afstemmen van ruimtelijke keuzes op gedrag en beleving, met aandacht voor routing, sfeer, verblijfskwaliteit en sociale dynamiek. De instrumenten worden toegepast in uiteenlopende omgevingen – van binnenstad tot buurtplein, inclusief locaties met een toeristische of recreatieve functie – en sluiten aan bij opgaven rond gastvrijheid, leefbaarheid en betekenisvolle stedelijke ervaringen. De aanpak combineert ontwerpgericht onderzoek met veranderkundige inzichten en bouwt voort op disciplines als sociologie, omgevingspsychologie, placemaking en hospitality design. Door co-creatie ontstaat een aanpak die niet alleen theoretisch onderbouwd is, maar ook praktisch bruikbaar voor professionals die werken aan betekenisvolle publieke plekken. De methodiek wordt geïntegreerd in bestaande werkprocessen en gedeeld via onderwijs, kennispartners en netwerken. Zo ontstaat een schaalbare benadering voor het vormgeven van ruimtes waar mensen zich welkom voelen, langer verblijven en zich verbonden voelen. Daarmee draagt het traject bij aan toekomstbestendige publieke omgevingen waarin beleving en gedrag niet aanvullend zijn, maar volwaardig onderdeel van ruimtelijke keuzes.