LOWAN in gesprek met Kees Hoogland, lector Wiskundig en Analytisch Vermogen van Professionals aan de Hogeschool Utrecht. Zelf zegt hij dat hij al zijn hele leven is gefascineerd door hoe mensen omgaan met de kwantitatieve kant van de wereld. Daarom heeft hij wiskunde gestudeerd en is wiskundeleraar geworden met speciale interesse voor kwetsbare jongeren. Zijn passie is om de wereld van getallen voor iedereen toegankelijk te maken.
LINK
Met de huidige maatschappelijke uitdagingen, zoals klimaat en transities op het gebied van de vermindering van beschikbare ruimte voor stedelijk goederenvervoer en de sterke groei in e-commerce wordt het steeds belangrijker om logistiek mee te nemen in het ruimtelijk ontwerp van een gebied. Hierdoor kan efficiënte bevoorrading worden gerealiseerd en overlast worden beperkt. Ook kan zo worden aangesloten bij stedelijke ambities omtrent schone en slimme stadslogistiek. Toch wordt logistiek vaak niet of beperkt meegenomen in de ruimtelijke planning bij het (her-)ontwikkelen van gebieden. Door vroegtijdig na te denken over hoe het logistieke systeem eruit moet zien kan in het stedelijke ontwerp rekening worden gehouden met het ruimtegebruik van logistiek. Dit kan inefficiënte inpassing achteraf voorkomen. Om een hulpmiddel te bieden voor steden is daartoe een methode ontwikkeld die een basis vormt voor het nadenken over hoe logistiek kan worden geïntegreerd in de ruimte bij nieuwe gebiedsontwikkelingen. Stadslogistiek kenmerkt zich door de grote diversiteit van stromen waarin elk logistiek segment (afval, bouw, express en pakket, facilitair, etc.) om een eigen aanpak vraagt. Om die reden is het uitgangspunt van de methode om eerst grip te verkrijgen op het verwachte aantal voertuigen per stadslogistiek segment voordat wordt gekeken naar welke logistieke oplossingen passend zijn. Op basis van de samenstelling van het nieuw te ontwikkelen gebied (type en grootte bedrijven, functies en aantal huishoudens) en de geobserveerde voertuigen in andere gebieden wordt daar een inschatting van gegeven. Vanuit hier kan met maatwerk een mix van logistieke oplossingen worden opgesteld dat aansluit bij het type logistiek en de kenmerken en plannen voor en rond het gebied. Stedenbouwkundige ontwerpers kunnen dit vervolgens meenemen, zodat logistiek een slim en integraal onderdeel wordt van het ontwerp.
DOCUMENT
De stikstofproblematiek en het effect op de paardenhouderij speelt al langer, maar kwam wederom naar boven met de stikstofplannen van de overheid. Ondernemers vanuit de paardenhouderij (ruim 61%) maken zich zorgen over de stikstofplannen voor de paardenhouderij, waarvan 11% zich zelfs ernstig zorgen maakt . Dierlijke mest zorgt voor uitstoot van ammoniak, wat bijdraagt aan het stikstofprobleem in Nederland. De paardenhouderij moet voldoen aan stikstofregels (welke al aangescherpt worden) maar wordt nog niet actief op stikstof afgerekend. De sector houdt vast aan de wetenschappelijke inschattingen dat minder (2%) van de stikstofemissie vanuit de landbouw afkomstig is van paardenbedrijven. Toch is de druk, ook tijdens de huidige regelgeving, erg hoog voor de paardenhouders dicht bij Natura 2000 gebieden. In een recente bijeenkomst (6 juni jl.) van de Federatie van Nederlandse Ruitersportcentra (FNRS) is een inventarisatie gepresenteerd die de Provincie Zuid-Holland heeft laten uitvoeren door Wageningen Universiteit van de mogelijke bronnen van ammoniakemissie in de paardenhouderij. Maar zijn de praktische zaken van de paardenhouderij wel genoeg vertegenwoordigd in de huidige kennisbasis? Weten we genoeg over de variabele invloeden op ammoniakemissie in de paardenhouderij om deze forfait getallen te bekrachtigen? Dat in onze sector veel variabelen de emissiebronnen beïnvloeden komt uit een lopend onderzoek van Yuverta Roermond en EquInnoLab over de Kringloopwijzer. Daarom heeft de FNRS, samen met Hippisch Centrum Nootdorp, de vraag neergelegd om praktische meetgegevens te verzamelen die met een trendanalyse (pilot-data) deze variabele invloeden op emissie een ordergrootte kunnen toewijzen. Het project omvat een achtergrondonderzoek (voortbouwen op bestaande kennis) met input van de praktijkpartners, data-verzameling met een ammoniaksensor en data-analyse. Als resultaat wordt een visueel overzicht gepresenteerd over de verschillende invloeden, als basis voor de gesprekken in de sector en verder wetenschappelijk onderzoek.
Ruim een miljoen Nederlanders heeft moeite met getallen. Dit kan een grote hindernis zijn in het dagelijks leven. Samen met drie andere landen ontwerpen we een Europees Referentiekader Gecijferdheid en nascholingsmodules voor docenten in het volwassenenonderwijs.Doel Het doel van het project is het aanpakken van laaggecijferdheid. Mensen die moeite hebben met getallen komen allerlei obstakels tegen. Hoe bieden we betekenisvol onderwijs aan zodat mensen beter kunnen meedoen in deze maatschappij? Het Europees Referentiekader Gecijferdheid is een hulpmiddel om de gecijferdheid van individuen te verhogen. Het gaat in op inhoud, vaardigheden, houding en affectieve en psychologische aspecten.Dit referentiekader is bedoeld voor docenten, aanbieders van cursussen over gecijferdheid, beleidsmaker en politici. Naast het Europees kader ontwikkelen we nascholingscursussen voor docenten die cursussen rekenen en gecijferdheid geven in het volwassenenonderwijs. Deze cursussen zullen gratis online beschikbaar zijn. Resultaten Dit project loopt. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 december 2018 - 31 juli 2021 Aanpak Het referentiekader en de nascholingsmodules komen tot stand door literatuuronderzoek, een Europese survey en een pilot in minimaal vier verschillende landen.
In het dagelijks leven komen we regelmatig getallen tegen, zeker in een financiële context. Om hier op een goede manier mee om te gaan is gecijferdheid nodig. In dit promotieonderzoek worden de verbanden tussen gecijferdheid en schulden onderzocht.