Het werk van verpleegkundigen is niet zelden onzichtbaar, met als uitzondering hun werk tijdens epidemieën en oorlogen. Aan de hand van een aantal voorbeelden zetten we hier de rol van verpleegkundigen tijdens crises in historisch perspectief, met COVID-19 als laatste wapenfeit. Cruciaal verpleegkundig werk is namelijk van alle tijden.
DOCUMENT
Met grote blijdschap presenteert het bijzonder lectoraat Geschiedenis van het sociaal werk dit boek. Hiermee onderbouwen we het programma voor praktijkgericht historisch onderzoek en onderwijs. Het onderzoek van het lectoraat omvat de geschiedenis van het brede werkveld van het sociaal werk en wordt mede gevoed door actuele vraagstellingen. Het gaat om historisch onderzoek naar duurzame waarden en praktijken in het sociaal werk. De onderwijspraktijk van het lectoraat komt voort uit en is primair gericht op de bacheloropleidingen Social Work en op de nascholing. Daarbij gaat het om kennis van de geschiedenis als onderdeel van de beroepsvorming. Het bijzonder lectoraat Geschiedenis van het sociaal werk is aangehaakt bij het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening. Het is ingebed in het Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht.
DOCUMENT
Geschiedenis is moeilijker te leren dan menigeen op het eerste gezicht denkt. Dat heeft te maken met de omstandigheid dat men zich moet verplaatsen in de tijd. De werkelijkheid bekijken vanuit een ander tijdsperspectief dan het huidige, is voor een mens geen vanzelfsprekendheid. Het moet worden geleerd. In deze studie wordt geschiedenisdidactiek benaderd vanuit het perspectief van een historisch tijdsbewustzijn. Tijd kan op allerlei manieren door mensen worden beleefd en tijdservaringen kunnen op diverse manieren worden beschreven. Historisch tijdsbewustzijn is één van die manieren. De auteur gaat in dit boek na wat de specifieke kenmerken zijn van een historisch tijdsbewustzijn en hoe die zich verhouden tot andere manieren om tijd te beleven. Zich baserend op een filosofische en geschiedenistheoretische studie komt hij tot de conclusie dat zes kenmerken de historische tijd bepalen: omgang met chronologie en periodisering, een historische opvatting over generaties en over overblijfselen uit andere werelden, en omgaan met anachronisme en contingentie. Nagegaan wordt wat uit het didactisch onderzoek tot dusverre bekend is over de wijze waarop leerlingen en leraren met deze zes concepten omgaan. Op grond daarvan wordt een onderzoeksagenda opgesteld voor toekomstig geschiedenisdidactisch onderzoek. In het empirische deel van deze studie wordt onderzocht welke middelen leerlingen het best kunnen gebruiken om zich te oriënteren in de historische tijd. Jaartallen en eeuwen blijken daarin een veel minder centrale rol te spelen dan associatieve beelden van verschillende tijden: beelden van tijd werken het best bij een historische oriëntatie. Een historisch tijdsbewustzijn heeft groot belang voor een open democratische samenleving. Het maakt duidelijk dat andere perspectieven dan het eenzijdige perspectief van het heden zicht geven op alternatieve waardepatronen; dat het heden het resultaat is van toeval in de historische ontwikkeling, en er dus ook heel anders had kunnen uitzien; dat opvattingen en waarden betrekkelijk zijn en met verloop van tijd kunnen veranderen. Zulke inzichten kunnen tolerantie en openheid in het maatschappelijk debat bevorderen. Daarom heeft geschiedenisonderwijs dat expliciet aandacht besteedt aan het bevorderen van een historisch tijdsbewustzijn maatschappelijke betekenis. Deze studie biedt een perspectief op de geschiedenisdidactiek die daarbij behulpzaam kan zijn. Arie Wilschut is historicus en geschiedenisdidacticus. Na een loopbaan als geschiedenis leraar in het voortgezet onderwijs werd hij docent geschiedenis en geschiedenisdidactiek aan de Hogeschool van Amsterdam, vervolgens hoofddocent. Vanaf 1 januari 2012 is hij lector didactiek van de maatschappijvakken aan dezelfde hogeschool.
LINK
Het boek analyseert de lange termijn ruimtelijk-economische ontwikkeling van de luchthaven Schiphol en Schipholregio vanuit een historisch-institutioneel perspectief (van 1919-heden). Deze lange-termijn metamorfose van de luchthaven regio dient als voorbeeld voor het wereldwijd toenemen van stedelijkheid en de stedelijke ontwikkeling van metropolitane regio’s. De oorsprong en het verloop van de economische en stedelijke ontwikkelingsprocessen wordt bij wijze van onderzoek geïndentificeert en geanalyseerd, waarbij wordt uitgelegd welke collectieve arrangementen, met inachtneming van de omgevingsfactoren en visuele voorstellingen van de stad en diens stedelijkheid, van doorslaggevende invloed op de betreffende metamorfose zijn geweest.
LINK
Dit artikel is gewijd aan de kernbegrippen van dit themanummer: innoveren, ondernemen, globalisering en de relaties daartussen. Uiteenlopende invalshoeken en disciplines zijn nodig om die verbanden te duiden. Gebruikmakend van kennis over innovaties en innovatieprocessen laten zich verschillende typen innovaties schetsen. Door innoveren in historisch perspectief te plaatsen laat zich de relatie leggen naar globalisering. Economie en economische wetenschap maken het mogelijk om de relatie tussen innoveren en ondernemen te expliciteren. Sociale psychologie tenslotte helpt bij het beantwoorden van een hele praktische vraag: innoveren – hoe doe je dat?1
DOCUMENT
Onderscheidend voor het beroepsonderwijs is dat het leerproces van studenten in het perspectief staat van kwalificeren tot startend beroepsbeoefenaren en dat het leren en begeleiden van dat leren plaatsvindt op school én op de werkplek. In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is het aandeel leren op de werkplek aanzienlijk. Het gaat om 80% in de beroepsbegeleidende leerwegen (bbl) met 30,6 % van de studentenpopulatie en om minimaal 20% tot maximaal 60% in de beroepsopleidende leerwegen (bol) met 69,4% procent van de studentenpopulatie.1 Zowel de docenten in onderwijsinstellingen als praktijkopleiders/werkbegeleiders2 in leerbedrijven spelen een belangrijke rol in het opleidingsproces van mbo-studenten.
DOCUMENT
Paper voor ORD 2014 In deze reviewstudie wordt de positie van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) geanalyseerd als deel van het onderwijsbestel zowel in relatie tot de eerste fase voortgezet onderwijs als in relatie tot de beroepsonderwijskolom. De dualiteit van het vmbo wordt beschouwd ten aanzien van ontwikkelingen in maatschappelijke doelen, keuze- en selectieprocessen, inrichtingskenmerken en deelnamepatronen. Er wordt een historisch perspectief gehanteerd, niet zozeer voor een descriptief overzicht maar om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen. Aanvullend vindt een internationale vergelijking plaats met enkele onderwijsstelsels die dezelfde of juist andere kenmerken hebben. Is de meervoudige positie van het vmbo al dan niet herkenbaar in andere stelsels, welke horizontale en verticale verbindingen zijn elders aanwezig, hoe zijn deelnameontwikkelingen vervolgens te begrijpen?
DOCUMENT
In het project ‘Landbouw in Klimaatrobuuste Beeklandschappen’ (SIA PVG.DZ21.03.004) zijn het bodem- en watersysteem, het agrarisch perspectief, de verdienmogelijkheden binnen dit landschap en de rol van governance uitgewerkt. De methodieken zijn aan de hand van drie verschillende casusgebieden opgesteld, getest en repliceerbaar gemaakt en hebben verschillende producten en rapportages opgeleverd. De gebruikte casusgebieden zijn het Koningsdiep (FR), de Buulder Aa (NB) en het Vechtdal (OV), drie verschillende maar wel vergelijkbare gebieden op zandgronden waar de aanwezigheid van lokale laagtes en hoogtes voor complexe dynamiek zorgen op het gebied van droogte en wateroverlast. Dit deelbestand is onderdeel van het grotere geheel. Houd er rekening mee dat deze informatie is gepubliceerd op 28-02-2025 en onderhevig kan zijn aan wijzigingen.
MULTIFILE
In het project ‘Landbouw in Klimaatrobuuste Beeklandschappen’ (SIA PVG.DZ21.03.004) zijn het bodem- en watersysteem, het agrarisch perspectief, de verdienmogelijkheden binnen dit landschap en de rol van governance uitgewerkt. De methodieken zijn aan de hand van drie verschillende casusgebieden opgesteld, getest en repliceerbaar gemaakt en hebben verschillende producten en rapportages opgeleverd. De gebruikte casusgebieden zijn het Koningsdiep (FR), de Buulder Aa (NB) en het Vechtdal (OV), drie verschillende maar wel vergelijkbare gebieden op zandgronden waar de aanwezigheid van lokale laagtes en hoogtes voor complexe dynamiek zorgen op het gebied van droogte en wateroverlast. Dit deelbestand is onderdeel van het grotere geheel. Houd er rekening mee dat deze informatie is gepubliceerd op 28-02-2025 en onderhevig kan zijn aan wijzigingen.
MULTIFILE