Op 22 mei 2007 is ir. Ger Brinks bij Saxion in Enschede geïnstalleerd als lector Smart Functional Materials. Als lector richt Ger Brinks zich op de ontwikkeling en vermarkting van hoogwaardig textiel. Zijn lectoraat richt zich ook op onderzoek naar de voorwaarden voor innovaties in functionele materialen. Daarbij werkt het lectoraat intensief samen met vooraanstaande kennisinstellingen. Dit boekje bevat de tekst van de lectorale rede van Ger Brinks. Bedrijven in de textielsector bevinden zich vaak in een spagaat: enerzijds staan ze voor de uitdaging om zich (verder) te richten op hoogwaardige technologie en designs, anderzijds moeten ze kostenbewust opereren, wat vaak leidt tot uitbesteding en inkoop van textiel in ontwikkelingslanden. Textielbedrijven kunnen zich onderscheiden door kennis, innovatie en creativiteit toe te passen in de ontwikkeling van hun producten. Het leggen van de verbinding tussen creativiteit, techniek en businessmodellen is de kern van succesvol en onderscheidend ondernemen, waarbij functionaliteit hét sleutelbegrip is. Deze driehoek is de kern van het onderwijs waarbij textiel niet alleen spannend is, maar ook maakbaar moet zijn en vermarktbaar onder economisch rendabele condities met minimale milieu-impact. Het lectoraat speelt in op de erkenning van het belang van kennis en creativiteit van deze branche voor de Nederlandse economie en het grote belang van materiaaltechnologie.
MULTIFILE
In Nederland en omringende landen zijn in de afgelopen jaren en decennia verschillende projecten gerealiseerd rond decentrale innovatieve concepten voor afvalwaterbehandeling en gebruik van re-genwater. Om gemeenten, waterschappen en andere belanghebbenden een rationele grondslag te bieden voor keuzes m.b.t. de inrichting van de stedelijke waterketen (wel of niet decentraal, wel of niet brongescheiden), is in dit KIEM project de potentie en beperkingen onderzocht van nieuwe en circulaire sanitatieconcepten, zoals brongescheiden sanitatie en lokaal (her)gebruik van regenwater op woonwijk schaal. De vraag is wat we kunnen leren van ervaringen bij gerealiseerde projecten, en welke rationele basis er is om, met name bij nieuwbouwplannen, een trendbreuk teweeg te brengen in de richting decentrale oplossingen voor waterzuivering en waterhergebruik op wijkniveau, als al-ternatief voor de huidige, centrale systemen. Daartoe zijn negen verschillende gerealiseerde pro-jecten, operationeel op praktijkschaal, verkend aan de hand van literatuurstudie, data-analyse, inter-views, enquêtes en scenarioberekeningen. Verschillende prestatie-indicatoren, o.a. met betrekking tot terugwinning van grondstoffen, waterkwaliteit, hergebruik en kosten zijn inzichtelijk gemaakt. Bo-vendien is onderzoek gedaan naar de acceptatie van burgers m.b.t. governance structuren (top-down versus bottom-up) als het gaat om de stedelijke waterketen en diensten m.b.t. waterlevering en wa-terbehandeling.Uit dit verkennende onderzoek is gebleken dat alternatieve systemen (brongescheiden sanitatie met vacuümriolering en lokaal gebruik van regenwater) voor toiletspoeling, evt. tuin en wasmachine tot substantieel minder gebruik van drinkwater leiden. Bovendien wordt met separate inzameling en be-handeling van zwart- en grijswater de terugwinning van nutriënten (N, P, C) gestimuleerd en is er bij decentrale behandeling van grijswater jaarrond aanvoer van schoon water wat met name in droge periodes meerwaarde heeft. Daarentegen leiden systemen op wijkschaal, mede vanwege de relatief kleine schaal, tot relatief hoge financiële kosten, d.w.z. in vergelijking met de kosten voor aanleg en beheer van reguliere systemen. Daarbij wordt benadrukt dat vergelijking van kleine, decentrale sys-temen met de huidige, grootschalige centrale (afval)watersystemen lastig is vanwege de relatief ge-ringe hoeveelheid data die beschikbaar is m.b.t. prestatie-indicatoren van decentrale systemen. We kunnen daarom slechts voorlopige en minder harde uitspraken doen over een aantal prestaties van decentrale concepten, bijv. m.b.t. waterkwaliteit. Bovendien is de beoordeling van prestatie-indicato-ren problematisch vanwege ongelijksoortigheid. De huidige grootschalige systemen zijn goeddeels uit-ontwikkeld (innovatie was gericht op kostenefficiency), terwijl decentrale, nieuwe vormen van sani-tatie nog volop in ontwikkeling zijn, met duurzaamheid als drijfveer.Aandachtspunten en vragen liggen met name op het gebied van governance. In de huidige inrichting en organisatie van de waterketen zijn de verantwoordelijkheden, beleidsontwikkeling en operatie in-stitutioneel geborgd en sectoraal verdeeld (waterbedrijf, gemeente en waterschap). Nieuwe vormen van sanitatie en gebruik van regenwater op wijkschaal brengen de noodzaak tot vergaande samen-werking en nieuwe vraagstukken met zich mee.Om de prestaties van grootschalige, centrale systemen m.b.t. afvalwaterbehandeling en watervoor-ziening beter te kunnen vergelijken met decentrale systemen op wijkschaal wordt aanbevolen om gelijktijdig te innoveren op beide schalen, waarbij de innovatie (ook op grote, centrale schaal) gericht is op klimaatadaptatie en aansluiting bij de circulaire economie. Belangrijk daarbij is langjarige data-verzameling en monitoring, zodat de integrale prestaties van concepten en systemen kunnen worden gevolgd, beoordeeld en verbeterd, in de context van integrale duurzaamheid. Daarnaast wordt aan-bevolen om, indien mogelijk, decentrale (afvalwater)systemen op wijkniveau op te schalen naar een grootte van minimaal 3.000 inwoners, om het (op berekeningen gebaseerde) veronderstelde break-evenpoint (kosten decentraal vergelijkbaar met grootschalige, centrale systemen) in de praktijk te ve-rifiëren. Gerealiseerde projecten, bijv. Reitdiep in Groningen of Waterschoon in Sneek, kunnen wor-den benut voor verdere innovatie gericht op kringloopsluiting en circulaire economie.
MULTIFILE
Kunstmatige intelligentie (AI) wordt steeds vaker toegepast in uiteenlopende sectoren, waaronder de land- en tuinbouw. De Europese Commissie publiceerde in 2024 de definitieve versie van de AI-verordening, een van de eerste uitgebreide wettelijke regelingen voor AI-systemen. Deze regelgeving zal directe gevolgen hebben voor ontwikkelaars en aanbieders van AI-systemen in de agrarische sector, die zich aan de voorschriften van de verordening moeten houden. Het doel van dit afstudeeronderzoek is om inzicht te geven in de voor deze aanbieders relevante vereisten uit de AI-verordening en een be-roepsproduct te ontwikkelen dat deze informatie op een toegankelijke manier presenteert.Disclaimer:De afstudeeropdracht wordt uitgevoerd door een vierdejaarsstudent in het kader van zijn/haar afstuderen bij het Instituut voor Rechtenstudies. De student levert een juridisch beroepsproduct op en doet daartoe onderzoek. De student wordt tijdens de uitvoering van zijn/haar afstudeeropdracht begeleid door een afstudeercoach. De inspanningen van de student en de afstudeercoach zijn erop gericht om een zo goed mogelijk beroepsproduct op te leveren. Dit moet opgevat worden als een product van een (vierdejaars)student en niet van een juridische professional. Mocht ondanks de geleverde inspanningen de informatie of de inhoud van het beroepsproduct onvolledig en/of onjuist zijn, dan kunnen de Hanzehogeschool Groningen, het Instituut voor Rechtenstudies, individuele medewerkers en de student daarvoor geen aansprakelijkheid aanvaarden.
MULTIFILE
Dit voorstel getiteld ?Circulaire Rundermest? staat een integrale aanpak voor ogen van de mestproblematiek in de melkveehouderij. Een consortium van MKB bedrijven wil samen met de Vilentum Hogeschool de eerste stappen zetten om bij te dragen aan een duurzame oplossing voor de Nederlandse mestproblematiek en toekomstige fosfaatschaarste. Het oplossen van het Nederlandse mestoverschot is cruciaal voor de overleving van de veehouderijsector in Nederland. In combinatie daarbij tevens de (toekomstige) schaarste aan fosfaat oplossen is een kans voor de Nederlandse landbouw. Gezien de ervaringen uit het verleden rondom de mestproblematiek wordt de aanpak gericht op marktconforme producten maken uit het mestoverschot, in plaats van de afvalbenadering, waarbij uitgegaan wordt van het circulaire gedachtegoed. Andere unieke aspecten in dit traject zijn i) de applicatie van een nieuwe high-tech scheidingstechnologie en ii) gebruikmaking van nieuwe combinaties van bestaande bioraffinage-technieken. Er wordt gestreefd naar het produceren van minimaal twee eindproducten: i) een anorganische fosfaat rijke fractie en ii) een organische fosfaatarme fractie. Deze fracties voldoen aan alle kwaliteitseisen om in de markt toegepast te worden als fosfor/fosfaatmeststof en bodemverbeteraar. Om dit te bereiken wordt door middel van praktijkgericht onderzoek antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: ?Welke combinaties van bioraffinage-technieken zijn duurzaam en effectief voor het synthetiseren marktconforme fosfor/fosfaatconcentraten en organische stof producten uit rundermest?? Op basis van ervaringen uit de praktijk en opgedane kennis bij de betrokken lectoraten en de projectpartners wordt een conceptueel raffinage proces ontworpen. Dit proces wordt vervolgens in deelstappen experimenteel getoetst zowel bij de deelnemend MKB als bij de aangesloten hogescholen. Het optimale design wordt tenslotte in de praktijk getoetst door samenwerking van de aangesloten MKB projectpartners. Dit totaal wordt gecomplementeerd met economische en ecologische analyses ter vergelijking met bestaande systemen van de gemaakte keuzes. Relevante uitkomsten voor de sector over marktconforme producten en best presterende scheidingstechnieken worden onder andere via (vak)publicaties en een symposia verspreid.
Zorgverzekeraars bepalen de hoogte van de fysiotherapeutische behandeltarieven. Fysiotherapiepraktijken die kwalitatief goede, effectieve en doelmatige zorg leveren, ontvangen de hoogste behandeltarieven. Aan de hand van dossiervorming bepalen zorgverzekeraars welke praktijken hoogwaardige zorg leveren. Praktijken geven massaal aan dat deze dossiervorming tot grote frustratie leidt. De dossiers bevatten zeer belangrijke gegevens die kunnen leiden tot een kwaliteitsverbetering van de patiëntenzorg. De huidige administratiesystemen die praktijken gebruiken zijn echter niet ingericht om deze gegevens te achterhalen en terug te koppelen naar de praktijken. Het lectoraat Performing Arts Medicine van Codarts Rotterdam (Hogeschool voor de kunsten) heeft veel expertise op het gebied van dossiervorming binnen de (para)medische zorg, sport en podiumkunsten. Nederlandse fysiotherapiepraktijken hebben daarom het lectoraat Performing Arts Medicine benaderd om kennis te ontwikkelen met als doel om “te leren van het registreren”. Praktijken willen relevante behandelgegevens teruggekoppeld krijgen om de kwaliteit van de fysiotherapeutische behandelingen te verbeteren. Hierdoor komen praktijken in aanmerking voor hogere behandeltarieven, wat leidt tot een verbeterde bedrijfsvoering. De volgende twee onderzoeksvragen staan in het project centraal: 1. Op welke wijze kunnen data mining technieken gebruikt worden om uit geregistreerde behandelgegevens betekenisvolle informatie te destilleren? 2. Aan welke eisen moet software voldoen om deze informatie betekenisvol terug te koppelen aan fysiotherapiepraktijken? Het eindproduct van dit project is een nieuwe softwareapplicatie voor fysiotherapiepraktijken die behandelgegevens terugkoppelt naar de praktijken. Het consortium bestaat uit de volgende organisaties: - Hogescholen: Codarts Rotterdam, Hogeschool van Amsterdam (HvA) - Universiteit: Universiteit van Leiden - MKB: 6 fysiotherapiepraktijken en softwareontwikkelaar Umance - Kenniscentrum: Nederlands Paramedisch Instituut (NPi)
Effectieve beheersing van onkruid is noodzakelijk voor een rendabele en kwalitatief hoogwaardige land- en tuinbouw. De huidige onkruidbestrijding maakt intensief gebruik van herbiciden. Er is echter maatschappelijke en politieke zorg over de schadelijke effecten van deze middelen op mens, dier en milieu. Vanwege nieuwe inzichten over schadelijkheid van herbiciden in de landbouw wordt het aantal toegestane middelen steeds verder wordt beperkt. Mechanische onkruidbeheersing wordt al toegepast in de biologische teelt, maar is erg arbeidsintensief, kostbaar en steeds lastiger te bemensen. Een oplossing voor de biologische teelt betekent ook een oplossing voor de gangbare teelt waarmee het gebruik van herbiciden sterk kan worden verminderd. In dit project bundelen de lectoraten Mechatronica van Saxion en Precisielandbouw van Aeres samen met agrarische- en technische mkb-bedrijven de kennis om technieken te ontwikkelen waarmee kleine robots automatisch onkruid herkennen en verwijderen zonder gebruik te maken van herbiciden. Met deze technieken kunnen telers duurzaam, zonder emissie en zonder residuen gewassen telen. Selectief onkruid verwijderen in de rij is geïdentificeerd als de volgende stap in autonome onkruidbeheersing. Doelstellingen van het consortium zijn gericht op het ontwikkelen van technische applicaties die compatible zijn en geïntegreerd kunnen worden met de huidige commercieel verkrijgbare robots (AGVs). De onderzoeksvraag luidt: Welke robotiseringtechnieken zijn binnen een periode van 2 jaar verder te ontwikkelen tot technisch nieuwe applicaties voor demonstreerbare autonome agro-productiesystemen waardoor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor de teelt van mais tot een minimum kan worden beperkt? Om die vraag te beantwoorden wordt als onderzoeksmethode ontwerpgericht onderzoek gebruikt. De resultaten zijn direct bij de teler toepasbare technieken die in het veld zijn gedemonstreerd en gevalideerd. De in het project opgedane kennis wordt breed gedeeld via de brancheorganisatie Stichting Teelt Overleg Groenten, Groene Kennis Coöperatie, Mineral Valley, BO Akkerbouw, AgroFoodCluster en de community en de website vollegrondsgroente.net.