Op 1 november van het vorig jaar vierde de Nederlandse kinderfilosofie haar 25-jarige aanwezigheid in ons land. Dat was reden voor een studiedag in de Universiteit voor Humanistiek. Zo’n honderd betrokkenen verzamelden zich, om elkaar te feliciteren, maar ook om elkaar vragen te stellen: moeten we zo wel verder gaan? Of moeten we nieuwe wegen inslaan? En welke dan? Waar staat de kinderfilosofie in Nederland na 25 jaar? In dit artikel zal ik eerst de achtergronden schetsen van het filosoferen met kinderen: waar komt het idee vandaan? Hoe heeft het zich ontwikkeld? Hoe manifesteert het zich? Om deze vragen te beantwoorden begin ik met een beschrijving van de kinderfilosofie als wereldfenomeen om vervolgens in te zoomen op de Nederlandse Couleur. In 2013 verscheen het proefschrift ‘Democratie leren door filosoferen’ (Bartels, 2013). De conclusies ervan geven de Nederlandse kinderfilosofie te denken over de wijze waarop het filosoferen in de school vorm krijgt. In het tweede deel van dit het artikel verken ik mogelijke nieuwe wegen om de kwaliteit van het filosoferen te verbeteren.
DOCUMENT
In dit boekje vindt u de oratie, zoals die ongeveer is uitgesproken bij de aanvaarding van het bijzonder hoogleraarschap ‘Grondslagen van het maatschappelijk werk’ aan de Universiteit voor Humanistiek. Daar heb ik twee hoofdstukken aan toegevoegd. In hoofdstuk 2 ‘Op zoek naar het maatschappelijk rendement’ verantwoord ik gebruikte getallen in de oratie en geef ik argumenten om te investeren in eerstelijns ondersteuning in het sociaal functioneren van mensen in een steeds complexere samenleving. In hoofdstuk 3 ‘Een aanzet tot een raamwerk voor een sociaal werk theorie als voorbeeldige praktijkdiscipline’ werk ik een inzicht in en uitzicht op een samenhangend kennis- en handelingsdomein sociaal werk uit. Sociaal werk is de omvattende term voor het brede kennis- en handelingsdomein waar sociale professionals van verschillend pluimage zich inzetten voor het sociaal functioneren. Binnen sociaal werk is maatschappelijk werk een kernberoep met een lange en indrukwekkende geschiedenis. Het raamwerk dat ik hier presenteer zal mijn werk aan de Universiteit voor Humanistiek en mijn samenwerking met collega’s in het hoger onderwijs en de praktijk inkaderen.
DOCUMENT
Boekbespreking van: Saharso, S. (2017). Gloedvol samenleven in morele diversiteit. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek. (54 pp.). Het boek bevat de rede van Sawitra Saharso, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van persoonlijk hoogleraar Burgerschap en Morele Diversiteit aan de Universiteit voor Humanistiek
LINK
Op woensdag 20 september 2017 promoveerde Fons Klaase aan de Universiteit voor Humanistiek. In zijn onderzoek vertrekt hij vanuit sociale rechtvaardigheid als de centrale waarde van het sociaal werk. Om deze waarde optimaal te dienen is zijns inziens een zogeheten parrèsiastische praktijk in het sociaal werk van belang. Ethische parrèsia is een praktijk die met name door de filosoof Socrates werd beoefend en waar de filosoof Foucault in zijn latere werk aandacht voor heeft gevraagd. De kern hiervan is dat deugdzame personen oprecht spreken, vooral ook dan wanneer er echt iets op het spel staat en er dus moed voor nodig is. De veronderstelling bij deze praktijk is dat juist deugdzame personen in staat zijn om de ethische en filosofische waarheid te verwoorden. Dit vereist wel een sociale context waarin het belang van deze vorm van spreken erkend wordt.
DOCUMENT
Presentation at the Sophia Meeting, European Foundation of Philosophy with Children.
DOCUMENT
Vincent de Waal (1951) promoveerde in 2014 aan de Universiteit voor Humanistiek. Hij is werkzaam als docent- onderzoeker bij Hogeschool Utrecht (HU), Instituut Social Work. Sinds 2002 is hij onderzoeker binnen het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de HU en vanaf 2012 betrokken bij de WMO-werkplaats Utrecht. Hij brengt in zijn proefschrift in kaart op welke wijze teamleiders (of middenmanagers) de afgelopen jaren bijgedragen hebben aan de omslag in de lokale sociale sector richting actief burgerschap. Hij deed hiervoor onderzoek in vijf grote gemeenten en interviewde vele teamleiders, uitvoerende professionals en directeuren/managers. Aanleiding voor het onderzoek was dat ik zowel binnen de sociale sector als binnen mijn werk merkte dat de kloof tussen het hogere management en de werkvloer vaak groot is. Het ontbreekt nogal eens aan goede, inhoudelijke verbindingen. Ik kwam steeds meer tegen dat je het op de werkvloer wel allemaal goed kunt organiseren én heel bevlogen directeuren kunt hebben, maar dat je er dan nog niet bent. ‘Het midden’ in organisaties zag ik als een essentieel scharnierpunt.
DOCUMENT
Promotieondewerp: Onderzoek binnen een HBO-masteropleiding. Wetenschappelijk onderzoek neemt, door de huidige bachelor-masterstructuur, binnen het Hoger BeroepsOnderwijs (HBO) een steeds grotere plaats in. Het HBO kan binnen het wetenschappelijk onderzoek een eigen geluid laten horen als onderzoekers de, bij het HBO passende, focus op de praktijk ook in het wetenschappelijk onderzoek een plek geven. In haar promotieonderzoek volgt Loes het Leefwereldonderzoek (zie elders in dit jaarboek). Een groep van 15 studenten van de masteropleiding Ecologische Pedagogiek voeren dit onderzoek uit, onder begeleiding van Renée van der Linde, Hans Jansen en Loes Houweling. De masteropleiding Ecologische Pedagogiek is gebaseerd op de principes van Levend Leren en het is dan ook de zoektocht naar methoden van onderzoek, die passen bij het opleidingsparadigma van Levend Leren: paradigma III (zie: Jansen, 2005).
DOCUMENT
In het Nederlandse debat rond vorming en onderwijs bestaat onduidelijkheid over de betekenis van het woord persoonsvorming. Dit belemmert de discussie over normatieve en empirische vraagstukken rond persoonsvorming. Een conceptuele analyse is uitgevoerd om de regels voor het gebruik van het woord persoonsvorming te verhelderen. Zowel het concept ‘vorming’ als het concept ‘persoon’ is generiek en differentiërend geanalyseerd. Dit heeft geleid tot een generieke beschrijving van persoonsvorming als ‘blijvende invloed op kenmerkende eigenschappen van een menselijk subject’. Binnen deze beschrijving hebben we drie manieren onderscheiden waarop de betekenis van ‘persoonsvorming’ kan verschillen, en die bepalen wanneer er sprake is van persoonsvorming. Zo kan persoonsvorming als beschrijvende of voorschrijvende term worden gebruikt, als intentiewoord of als resultaatwoord, en voor vorming tot persoon of vorming van personen. Op basis van onze analyse stellen wij voor om de term ‘persoonsvorming’ te gebruiken voor de generieke beschrijving en niet voor meer specifieke betekenissen. Dit generieke concept vormt de basis voor verschillende betekenissen en voor verschillende concepties. Dit zijn normatieve interpretaties van persoonsvorming. Scherp gebruik van het verschil tussen concept en concepties en de verschillende betekenissen, zou voor meer helderheid in de discussie kunnen zorgen.
MULTIFILE
Het begrip empowerment komt regelmatig voor in social media en populaire discussies over loopbaanmanagement en professionele ontwikkeling. In zowel linked-in posts als vakliteratuur is de focus op persoonlijke ontwikkeling van skills en eigenschappen een centraal concept. ‘Iemand in de eigen kracht zetten’, ‘je eigenaarschap pakken’, of ‘empoweren’ worden vaak als synoniemen gebruikt om te benadrukken hoe belangrijk het is om je lekker te voelen in je werk en hierbij zelf aan het roer te staan. Zo wordt empowerment in een bijdrage rond e-HRM (Schouwstra, 2006) gelijkgesteld aan het in staat stellen van managers en medewerkers om de rol van HR als businesspartner in te vullen. Ook wordt empowerment zoals hierboven aangegeven vaak omschreven als ‘eigenaarschap’ nemen over de eigen werkzaamheden of loopbaan. Zie bijvoorbeeld ‘De 8 factoren van eigenaarschap van medewerkers’ (Motivaction in HR Praktijk, 21 juni 2016). Of de veelzeggende titel ‘Baas over je eigen loopbaan begint met persoonlijk leiderschap’ (Van Tienen, 2016). Empowerment heeft een bijkans magische betekenis waarbij het zoeken is naar geheimen achter dit felbegeerde doel, zoals Forbes Magazine stelt (2 maart 2017).
MULTIFILE
De samenleving verandert. Dat is van alle tijden, maar de snelheid van deze veranderingen neemt toe. In mijn openbare les die ik op 20 april 2017 heb ik uitgesproken als lector Organiseren van Verandering in het Publieke Domein, aan het kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht heb ik mijn visie gegeven op deze toegenomen snelheid in onze samenleving en is een onderzoeksmodel gepresenteerd waarmee ik door middel van praktijkonderzoek de verbinding zou willen maken tussen de zogenoemde ‘beweging van onderop’ en de ‘beweging aan de top’. Wat deze bewegingen precies inhouden komt verderop aan de orde. Dit artikel is een verkorte weergave van die openbare les. Aan de hand van het werk van Hartmut Rosa laat ik zien welke gevaren de toenemende snelheid oplevert, maar ook hoe er toch verbinding binnen publieke organisaties en lokale samenlevingen tot stand kan komen. Meer specifiek wil ik stilstaan bij de vraag hoe er verbinding kan (blijven) bestaan tussen de werkvloer en de top van publieke organisaties, maar ook hoe er verbinding kan blijven bestaan tussen de burger en de ‘top’ van de lokale samenleving: de gemeenteraad. De centrale vraag van dit artikel luidt dan ook: welke verbindingen zijn er mogelijk tussen de beweging van onderop en de beweging aan de top in de context van een steeds sneller wordende samenleving? Om deze vraag te beantwoorden heb ik me laten inspireren door inzichten uit de sociologie, organisatiekunde en bestuurskunde
MULTIFILE