Er is ongelofelijk veel technologie beschikbaar, maar hoe kan technologie nu het welzijnsdomein versterken? We worden steeds ouder, en daardoor krijgen we als zorgprofessionals steeds meer te maken met veel andere aandoeningen en chronische ziekten en daardoor hebben we ook te maken met stijgende zorgkosten. “Als we op dezelfde manier doorgaan moet binnenkort één op de vier mensen in de zorg werken,” stelt Marjolein den Ouden. In deze inleiding neemt ze ons mee in de nieuwe wereld van zorg en technologie.
MULTIFILE
Plant parasitaire aaltjes (nematoden) zijn een groot probleem in de land- en tuinbouw. Chemische bestrijding is niet langer gewenst. Biologische bestrijding van aaltjes is een welkom alternatief. Het Afrikaantje (Tagetes erecta) is een biologische bestrijder van het uiterst schadelijke wortellesie aaltje Pratylenchus penetrans, dat veel schade in de bollen- en aardappelteelt veroorzaakt. De inzet van Tagetes wordt beperkt door de hoge teeltkosten zonder dat daar een oogstbaar product tegenover staat. Tagetes wordt na teelt in zijn geheel in de bodem als groenbemester ingewerkt. De bloemen van Tagetes zijn rijk aan de carotenoïde inhoudstoffen luteïne en zeaxanthine. Luteïne heeft een actieve werking onder andere bij het voorkomen van leeftijd gerelateerde netvlies degeneratie (ARMD) en als anti-aging ingrediënt bij huidverzorgende cosmetica. Luteïne is een krachtig antioxidant en beschermt de huid tegen schadelijke UV-stralen. Het doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een circulair ontwerp voor het duurzaam bestrijden van plant parasitaire aaltjes met Tagetes vanggewassen waarbij restproducten van de biologische bestrijding benut worden voor creëren van producten met extra toegevoegde waarde voor anti-aging cosmetica. Op deze wijze ontstaat een nieuwe productieketen die een volwaardig alternatief is voor chemische grondontsmetting waarbij tegelijkertijd hoogwaardige consumententoepassingen mogelijk zijn. Luteïne is met superkritische CO2 als groen extractie middel in zeer zuivere vorm uit de bloemen van Afrikaantjes geëxtraheerd. Mogelijke verbetering is door ook plantaardige olie (zonnebloemolie) te gebruiken. Luteïne extracten zijn in-vitro en in-vivo getest. Luteïne voorkwam collageen afbraak in huidcellen. Gebruik van luteïne rijke cosmetische crèmes door vrijwilligers verhoogde huidhydratie en huid elasticiteit.Kosten-Baten analyse van het circulaire luteïne productieproces met superkritisch CO2 extractie liet zien dat deze keten in principe rendabel kan zijn als plantaardige al mede-oplosmiddel gebruikt wordt. Hiermee is in principe een duurzaam circulair proces te creëren voor zowel biologische betrijding van planteziekten als voor hoogwaardige consumentenproducten.
Er zijn verschillende manieren waarop je als soort een goed plaagdierkunt zijn. Eén manier is je snel aanpassen aan veranderende omstandigheden, zoals binnen gebouwen. Dan kun je het leven van mensen al gauw zuur maken. Als er een groep dieren is met een groot aanpassingsvermogen, dan zijn dat de mieren wel. Ze zitten onder de stoeptegels, in houten balken van het dak of de vloer of maken nesten in isolatiematerialen die evolutionair gezien nog maar nét bestaan. Moet je je voorstellen wat ze kunnen als ze langer de tijd hebben gehad om zich aan te passenaan hun omgeving…
MULTIFILE
Urineweginfecties behoren tot de meest voorkomende infecties waarvoor de huisarts wordt bezocht. Bij de diagnostiek van urineweginfecties wordt uitgegaan van een anamnese van klachten en vervolgens kunnen verschillende point-of-care testen worden ingezet. Deze testen zijn echter niet geschikt om de diagnose urineweginfectie te bevestigen, maar alleen (indien negatief) om de diagnose uit te sluiten. Daarnaast is het op basis van deze testen niet mogelijk om direct een gerichte therapie in te zetten. Er wordt regelmatig gestart met een antibioticumkuur zonder dat de verwekker bekend is, hetgeen kan leiden tot toename van de antibioticaresistentie. Er is grote behoefte aan nieuwe diagnostische benaderingen voor urineweginfecties. In het RAAK publiek project “Sneldiagnostiek van urineweginfecties in de eerstelijn” (RAAK.PUB04.050) is de inzet van single-cell MALDI-TOF massaspectrometrie onderzocht. Deze technologie blijkt in staat om zeer snel (in enkele minuten) de verwekker van een potentiële urineweginfectie te identificeren. De massaspectrometer levert unieke eiwitspectra van de bacteriecellen op. Regelmatig werd ook een additioneel laagmoleculair eiwitpatroon gevonden in de urine van patiënten met een urineweginfectie. Om die reden werd het onderzoek uitgebreid met de analyse van ruim 250 controlemonsters, urines van mensen zonder verdenking op een urineweginfectie. Uit dit onderzoek bleek dat de gevonden laag moleculaire peptiden in urine mogelijk gebruikt kunnen worden als biomarker voor een urineweginfectie. In het kader van het Top-up project willen we meer bekendheid geven aan de potentiële biomarker door middel van een wetenschappelijke publicatie. Daarnaast willen we nagaan of het mogelijk is om een pointof- care test te ontwikkelen op basis van de biomarker. Voor de klinische validatie van deze test wordt het netwerk gevormd en een onderzoeksplan voor een vervolgproject opgesteld.
Het verantwoord houden van (jonge) dieren hoort bij een duurzame, gezonde en welzijnsvriendelijke melkveehouderij. Melkveehouders zijn zich hiervan bewust en willen goed voor jonge kalveren zorgen. Meer kennis en praktische handvatten om de infectiedruk laag te houden en weerstand van de kalveren te verhogen zijn wenselijk. Er is veel (wetenschappelijk) onderzoek gedaan naar factoren die een rol spelen bij de opfok van kalveren. Met dit project willen wij de wetenschappelijke kennis verbinden met ‘hoe het werkt in de praktijk’. De hoofdvraag is ‘Hoe kan een veehouder de risico’s op infectie en uiteindelijk het ziek worden van het kalf in de eerste levensweken zo laag mogelijk houden?’ Met dit project willen we inzicht creëren in: • De infectiedruk en het verloop van de infectiedruk rondom het jonge kalf onder Nederlandse omstandigheden; • Factoren (w.o. managementfactoren, huisvesting en klimaat) die correleren met de infectiedruk rondom het jonge kalf; • Factoren (w.o. managementfactoren) die correleren met de weerstand van het jonge kalf • Oorzaken van infecties bij jonge kalveren (van geboorte tot 2 weken leeftijd) op Nederlandse melkveebedrijven; • De relatie tussen de infectiedruk en groei en gezondheid van jonge kalveren op Nederlandse melkveebedrijven; Ook worden er in dit project praktische systemen of tools ontwikkeld die de veehouder en zijn adviseurs helpen bij het gezond houden van jonge kalveren: • Systemen voor het inzichtelijk maken van kritische factoren voor het ontstaan van infecties in het jonge kalf; • Hulpmiddelen om de kans op infecties in het kalf te verlagen en daarmee diergezondheid en -welzijn te verbeteren; • Hulpmiddelen om werkzaamheden volgens planning en protocollen tijdig en goed uit te voeren; • Hulpmiddelen om de groei- en gezondheid van kalveren te monitoren. Ook wordt in dit project gewerkt aan kennisopbouw en -overdracht naar (toekomstige) veehouders en adviseurs doormiddel van participerend onderzoek, themadagen / workshops en artikelen in vakbladen.
Jaarlijks worden meer dan 120.000 mensen in Nederland gediagnostiseerd met kanker en een groot deel van hen gaat voor, tijdens of na de behandeling trainen bij een oncologie fysiotherapeut. De oncologie fysiotherapeut behandelt vaak patiënten met een tijdelijk onderdrukt immuunsysteem. Met name bij deze extra kwetsbare doelgroep is personalisatie van de beweeginterventie gewenst. Verwacht wordt dat fysiotherapeutische interventies tijdens medische oncologische behandeling geoptimaliseerd kunnen worden, wanneer deze aangepast worden naar de immuunfunctie van de patiënt. Oncologie fysiotherapeuten vinden immuunfunctie een relevant onderwerp en hebben behoefte aan meer kennis op dit vlak. Een meetinstrument voor immuunfunctie dat zij zelf kunnen afnemen en interpreteren is belangrijk voor integreren van deze kennis in de behandeling. Fysiotherapeuten zouden immuunfitness – een afgeleide van immuunfunctie – in kaart kunnen brengen middels de Immune Status Questionnaire (ISQ) echter wordt deze in de fysiotherapie praktijk nog niet gebruikt en is deze vragenlijst niet gevalideerd in de oncologische populatie. Daarom start Hogeschool Utrecht in samenwerking met oncologie fysiotherapeuten een onderzoek naar de constructvaliditeit, bruikbaarheid en relevantie van de ISQ, in de eerstelijns oncologie fysiotherapie. Hierbij wordt ook kennis opgedaan over de relatie tussen trainingsparameters, behandeluitkomsten en immuunfitness. De kennis uit dit onderzoek dient als basis voor een innovatie binnen de fysiotherapie: integratie van de uitkomstmaat immuunfitness in de fysiotherapeutische behandeling van patiënten tijdens medisch oncologische behandeling. Integratie van deze maat kan bijdragen aan preventie van infecties, complicaties en onnodig conditieverlies tijdens medische behandeling voor kanker. Aanpassen van de behandeling op de immuunfunctie past ook bij het principe van gepersonaliseerde zorg. Door de samenwerking van inhoudelijke experts, praktijkpartners en studenten kan kennis vanuit het huidige en toekomstig onderzoek snel geïntegreerd worden in onderwijs en praktijk.