Voordat een visualisatie tot stand komt, is daar een complex proces aan vooraf gegaan. Doel en doelgroepen worden vastgesteld (‘hoe bereiken we welk effect bij wie?’) terwijl daarnaast de relatie tussen de data en de uiteindelijke visualisatie gedefinieerd moet worden (‘hoe laten we wat zien?’). De productie en de receptie van een visualisatie zijn twee te onderscheiden processen. Bij het maakproces spelen vakkennis, design, technische mogelijkheden, brongegevens, doelgroep, mediakeuze en doelstelling een belangrijke rol. Bij receptie gaat het erom of en hoe de doelgroep de boodschap ontvangt: wordt die waargenomen en begrepen? En wat zijn de gevolgen bij de gebruiker? Hoewel receptie in de tijd volgt op het productieproces, spelen verwachtingen over receptie een belangrijke rol bij het maken van informatievisualisaties. De kennis over publieksreacties op visuele boodschappen is echter op verschillende manieren vastgelegd. Bij designers en anderen die betrokken zijn bij het maakproces van informatievisualisaties is er sprake van een verzameling van working theories (McQuail, 2010, pp. 13-14) die vooral op ervaring is gebaseerd. Bij empirisch onderzoek daarentegen worden responses op visuele cues daadwerkelijk gemeten. Zie Deel II van dit onderzoek. Doelstelling van dit onderzoek is deze twee vormen van kennis met elkaar te vergelijken. De vraag is welke veronderstellingen en verwachtingen er bij de beroepspraktijk bestaan en in hoeverre deze gestaafd, aangevuld of weersproken worden door empirisch, wetenschappelijk gefundeerd, onderzoek.
Een eigen Library Dashboard met grafisch schitterend vormgegeven interactieve kerncijfers over de bibliotheek. Het kán een sterk marketinginstrument zijn waarmee je tot in detail de sterke punten kunt etaleren. Dus verzamel de statistieken en ga aan de slag!
Het doel van het project Every Picture Tells a Story is om samen met het werkveld methoden, technieken en kennis te ontwikkelen voor het produceren van effectieve infographics. Dit is nodig omdat de vraag naar infographics in de markt snel toeneemt. Bedrijfsleven en overheden kiezen er steeds vaker voor om infographics te gebruiken om grote hoeveelheden of complexe informatie begrijpelijk te maken voor hun doelgroepen. Om aan de vraag van deze opdrachtgever te kunnen blijven voldoen hebben producenten van infographics (vaak ontwerpen communicatiebureaus) nieuwe kennis nodig op het gebied van het interdisciplinaire productieproces, communicatie- en mediatechnieken en ‘usability’. Hogeschool Utrecht, Beroepsvereniging voor Nederlandse ontwerpers (BNO), Argumentenfabriek en In60seconds hebben zich voor dit project verenigd in een consortium. Daarnaast hebben zich bedrijven uit het werkveld aangesloten en een onderwijsinstelling, de Universiteit van Amsterdam. De partijen hebben elkaar gevonden in de wens samen nieuwe kennis en vaardigheden te ontwikkelen op het gebied van infographics. Zij streven ernaar toepasbare oplossingen in het werkveld te implementeren. Het consortium zal het onderzoek sturen en de resultaten ervan laten circuleren in onderwijs en praktijk.
Dit project richt zich op mkb-ondernemers die deelnemen aan een ondernemerscollectief in een binnenstedelijk winkelgebied en zichzelf geconfronteerd zien met een forse omzetverschuiving van offline winkelen naar online winkelen. Om tijdig en op de juiste wijze te reageren op het veranderend koopgedrag van consumenten, willen mkb-ondernemers laten onderzoeken hoe op internettechnologie gebaseerde marketing- en verkoopacties door ondernemerscollectieven kunnen bijdragen aan meer omzet voor henzelf én aan het vergroten van de consumententrekkracht en verblijfswaarde van hun winkelgebied. Het consortium wordt gevormd door de Hogeschool van Amsterdam, Universiteit Utrecht, Het Platform De Nieuwe Winkelstraat (DNWS), Stad&Co, Q&A Research & Consultancy, een mkb-ondernemer en het collectief Arnhem Winkelstad. Deelnemers zijn collectieven uit Amsterdam (drie collectieven), Arnhem, Eindhoven, Roosendaal, Wageningen en Zevenaar en per collectief telkens één of twee mkb-ondernemers. De centrale onderzoeksvraag van dit project luidt: ?Hoe kunnen ondernemerscollectieven in binnenstedelijke winkelgebieden op basis van internettechnologieën hun business model versterken waardoor de deelnemende individuele mkb-ondernemers meer omzet kunnen genereren?? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn vier deelvragen met samenhangende werkpakketten geformuleerd die door de consortiumpartners op basis van praktijkgericht onderzoek worden uitgevoerd. De nieuwe kennis die met dit project wordt gegenereerd over de opzet, inrichting en werking van collectieven in binnenstedelijke winkelgebieden en hun op internettechnologie gebaseerde interventies, is van groot belang voor de overlevingskansen van winkeliers in heel Nederland. De resultaten van de interventies die in dit project worden ontwikkeld, geïmplementeerd en getest, kunnen - na validatie - door andere collectieven worden overgenomen en ingebed in hun eigen winkelgebied. Naast state-of-the-art kennis over consumer insights, de werking van business modellen van collectieven en de effectiviteit van hun interventies, is het meest belangrijke eindproduct van het project een handboek voor ondernemerscollectieven met een concreet Plan van Aanpak voorzien van praktische tips en adviezen over hoe collectieven de verschillende onderdelen van hun business model kunnen optimaliseren. Kennisplatform De Nieuwe Winkelstraat en Stad&Co zorgen er voor dat dit handboek onder de aandacht van de collectieven komt.
Er zijn aanwijzingen dat mensen met schulden pas laat de weg vinden naar de hulpverlening, waardoor de problemen zijn opgelopen en moeilijker zijn op te lossen. De afgelopen jaren hebben gemeenten daarom veel geld geïnvesteerd in het eerder bereiken van inwoners met schulden en in de verbetering van de ondersteuning die zij ontvangen. Er is echter weinig bekend over de effectiviteit van deze interventies. Dat maakt doorontwikkeling van interventies lastig. In het onderzoek ‘Eerder uit de schulden: wat werkt?’ wordt gekeken naar het bereik en de effectiviteit van interventies voor mensen met betalingsachterstanden.
Een kaart zegt meer dan duizend woorden. Met de innovatieve ruimtelijke toepassingen van sleutel¬tech-no¬logieën komt waardecreatie van big data steeds vaker voor. Zo worden regelmatig ruimtelijke infographics, VR, AR, IoT en robotica-toepassingen en Digital Twins ontworpen en gebruikt bij het oplossen van ruimtelijke vraagstukken met maatschappelijke impact. Echter, vindt deze waardecreatie op een ethisch verantwoorde wijze plaats, zeker als er persoonsgebonden locatiedata gebruikt en gevisualiseerd wordt? Immers het niet-ethisch visualiseren van persoonsgebonden locatiedata kan tot maatschappelijke onrust leiden en een negatieve impact hebben op het maatschappelijke verdienvermogen. Een passend actueel voorbeeld is de stikstofkaart die medio juni 2022 werd gepresenteerd, en tot gevolg heeft dat er grote onrust is ontstaan in de maatschappij en geen rekening is het gehouden met verdienvermogen van betrokken ondernemers. Met deze haalbaarheidsstudie wordt door de lancering en beproeving van drie nieuwe producten een impactvolle bijdrage geleverd en wel op een dusdanig impactvolle wijze dat professionals en organisaties ethisch bewust persoonsgebonden locatiedata gaan visualiseren. Deze 3 nieuwe producten worden ontwik¬keld op basis van de unieke productinnovatie Digitale Monitor Data & Ethiek. Deze Digitale Monitor is door praktijkonderzoek in het voorjaar 2022 ontwikkeld en inmiddels door meer dan 50 organisaties ingevuld. De daarmee opgestelde adviezen zijn gedeeld en organisaties hebben aangegeven deze te gaan implemen¬teren. Vanuit het toekomstperspectief dat professionals en organisaties ethisch verantwoord persoonsgebonden locatiedata willen gaan gebruiken en visualiseren bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, wordt met deze haalbaarheidsstudie door HAS Hogeschool en The Green Land B.V. de praktische en commerciële haalbaarheid, inclusief het maatschappelijk verdienvermogen, van de 3 producten achterhaald en daadwerkelijk in de praktijk gelanceerd.