Wanneer het verzamelen van uitkomstgegevens in het primaire proces goed op gang gekomen is en wannneer dit in meerdere instellingen voor jeugdhulp geschiedt, kunnen we instellingsoverstijgende databases bouwen om analyses op een hoger aggregatieniveau te doen. De vraagstellingen die aanleiding vormen tot deze analyses kunnen van verschillende aard zijn. Ze kunnen bijvoorbeeld gaan over regionale of landelijke effecten van de hulp of over effecten van hulp in verschillende sectoren, zoals de jeugd-GGZ, de jeugd- en opvoedhulp, de hulp voor (licht) verstandelijk beperkten of de forensische zorg, inclusief mogelijk trends in deze effecten. Of ze gaan over de effecten voor jeugdigen met verschillende stoornissen en mogelijke factoren die hierop van invloed zijn
LINK
Eenzaamheid is niet exclusief voor ouderen. Ook jongeren treft het en de gevolgen voor hun leven zijn ingrijpend. Wieteke Hiemstra en Sigrid Ackerman, beiden werkzaam bij jeugd-GGZ RIOzorg, zochten naar een praktische interventie om eenzaamheid onder jongeren te signaleren en aan te pakken. Vanuit de Amsterdamse werkplaats KeTJAA ontwikkelde onderzoeker Sanne Rumping een e-learning bleek soelaas te bieden.
LINK
Abstract: Background Non-compliance to, or drop-out from treatment for childhood ADHD, result in suboptimal outcome. Non-compliance and drop-out may be due to mismatches between patients’ care needs and treatments provided. This study investigated unmet care needs in ADHD patients. Unmet needs were assessed in two different treatment settings (general outpatient setting versus youth-ACT). Youth-ACT treatment is an intensive outreach-oriented treatment for patients with severe psychiatric and psychosocial problems. Comparison of a general outpatient sample with a youth-ACT sample enabled us to assess the influence of severity of psychiatric and psychosocial problems on perceived care needs. Methods Self-reported unmet care needs were assessed among 105 ADHD patients between 6 and 17 years of age in a general outpatient (n = 52) and a youth-ACT setting (n = 53).
In dit project werkt het lectoraat Bewegen, Gezondheid en Welzijn van Hogeschool Windesheim samen met kennisinstellingen, jeugdzorginstellingen, beroepsverenigingen en een oudervereniging. Het betreft organisaties voor de jeugd-ggz. Bij de behandeling van kinderen in de jeugd-ggz wordt de bijdrage van psychomotorisch therapeuten (PMT-ers) hoog gewaardeerd door cliënten, ouders en collega-behandelaren. De concrete en ervaringsgerichte manier van werken van PMT-ers vormt een belangrijk onderdeel van het palet aan behandelingen binnen de jeugd-ggz. PMT-ers hebben een grote behoefte aan informatie over de effecten van hun therapie. Door een gebrek aan instrumenten om behandeldoelen van PMT zoals de herkenning en regulatie van spanning en emoties en de verbetering van lichaamsbeleving te meten, is het voor hen echter niet mogelijk om: - het behandelresultaat van psychomotorische therapie (PMT) binnen de jeugd-ggz vast te stellen; - het verloop van een behandeling te monitoren en bespreekbaar te maken; - met de betrokken kinderen en hun naasten samen te beslissen over het vervolgtraject; - te voldoen aan de toenemende vraag naar de evidentie van PMT binnen de jeugd-ggz. Het doel van dit project is om PMT-ers kennis over meetinstrumenten in de vorm van Patient-reported Outcomes Measures (PROMs) te verschaffen waarmee zij voornoemde praktijkproblemen kunnen aanpakken. Dat leidt tot de volgende tweeledige onderzoeksvraag: 1) Welke PROMs kunnen worden ingezet om het specifieke resultaat van PMT bij kinderen in de jeugd-ggz op een gestandaardiseerde en valide wijze te meten? 2) Op welke wijze kan de toepassing van deze PROMs bijdragen aan Shared Decision Making in het kader van uitkomstgerichte zorg? Beoogde resultaten zijn: - databank met Nederlandstalige gevalideerde meetinstrumenten die als PROMs kunnen dienen ter evaluatie van psychomotorische interventies in jeugd-ggz; - digitaal portal voor de beroepsgroep; - trainingsaanbod voor PMT-ers over gebruiken van PROMs in jeugd-ggz; - trainingsaanbod voor PMT-ers over inzetten van Shared Decision Making in jeugd-ggz.
Kinderen en jeugdigen met psychosociale en/of psychiatrische problematiek krijgen binnen instellingen voor kinder- en jeugdbehandeling vaak psychomotorische therapie (PMT) aangeboden. Binnen PMT wordt gebruik gemaakt van bewegings- en lichaamsgerichte methoden, een werkwijze die vanwege het concrete en ervaringsgerichte karakter vaak goed aansluit bij kinderen en jeugdigen. Hoewel PMT, zowel in de eerstelijns jeugd-ggz als in tweedelijns en specialistische centra, goede resultaten laat zien, ervaren psychomotorisch therapeuten een lacune als het gaat om objectief vaststellen van het behandelresultaat. De psychomotorische therapeuten geven aan sterke behoefte te hebben aan meetinstrumenten om de behandeluitkomst meer gestandaardiseerd in kaart te brengen, zowel in het kader van evaluatie van individuele behandelingen als in het bredere kader van evidentie voor het vak. In dit project zetten twee organisaties voor kinder- en jeugdpsychiatrische zorg, Levvel en Behandelcentrum Zorgplein Dronten, samen met de werkveldgroep Kind & Jeugd van de Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische therapie (NVPMT) en het lectoraat Bewegen, Gezondheid en Welzijn van Hogeschool Windesheim een eerste stap op de weg naar een gestandaardiseerde evaluatie van psychomotorische therapie binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie. Met behulp van interviews en focusgroepen met psychomotorisch therapeuten, patiënten en hun naasten, worden eerst de gezamenlijk gedragen behandeldoelen voor psychomotorische therapie geïnventariseerd en vervolgens geprioriteerd. Het gaat hier om uitkomsten, vaak aangeduid met Patient Reported Outcomes( PRO’s) die specifiek zijn voor PMT, zoals bij voorbeeld een positievere lichaamswaardering of een betere spanningsregulatie. De partners in het project zien het vaststellen van deze PRO’s als opmaat tot vervolgonderzoek, waarbij aan deze PRO’s meetinstrumenten gekoppeld kunnen worden, waarmee uiteindelijk een standaard behandelevaluatie protocol tot stand moet komen waarmee ook in meer algemene zin meer zicht verworven kan worden op de effectiviteit van psychomotorische interventies binnen de kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling.