On May 16th 2007 CESRT, Hogeschool Zuyd, took the initiative to organise an expert meeting on the subject of “Supervision in de Bachelor and the Master Social Work in Europe”. A group of supervision experts spent a whole day brainstorming and discussing supervision as a teaching method for practical training and professional development, “the state of the art” in Europe, and recent developments in the field. The expert meeting lead to the launching of a network for supervisors involved in Bachelor and Master (BaMa) Social Work programmes in Europe. The prime objective of the network is to exchange experiences and knowledge and furthermore to contribute to the development of supervision theory and practice in the BaMa Social Work. This report examines the reasoning and motivation on the subject. It provides a summary of the main themes, perspectives and a list of participants.
Lifelong learning is necessary for nurses and caregivers to provide good, person-centred care. To facilitate such learning and embed it into regular working processes, learning communities of practice are considered promising. However, there is little insight into how learning networks contribute to learning exactly and what factors of success can be found. The study is part of a ZonMw-funded research project ‘LeerSaam Noord’ in the Netherlands, which aims to strengthen the professionalization of the nursing workforce and promote person-centred care. We describe what learning in learning communities looks like in four different healthcare contexts during the start-up phase of the research project. A thematic analysis of eleven patient case-discussions in these learning communities took place. In addition, quantitative measurements on learning climate, reciprocity behavior, and perceptions of professional attitude and autonomy, were used to underpin findings. Reflective questioning and discussing professional dilemma's i.e. patient cases in which conflicting interests between the patient and the professional emerge, are of importance for successful learning.
MULTIFILE
Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken; er is relatief weinig bekend over de persoon van de forensisch sociale professional en diens persoonlijke stijl en opvattingen. Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van (de behandelbaarheid van) middelenmisbruik van forensische cliënten? Wanneer en hoe grijp je in als een cliënt terugvalt in middelengebruik? Hier is nog nauwelijks onderzoek naar verricht. In dit artikel presenteren wij de resultaten van een verkennend onderzoek naar de attitudes ten aanzien van cliënten die middelen gebruiken en behandelbaarheid van verslaving van reclasseringswerkers en professionals in de ambulante en klinische forensische zorg. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de verschillen tussen subgroepen naar gender, werkervaring, setting, verslavingsprofessional of niet, en persoonlijke ervaringen met middelengebruik/verslaving. Vervolgens wordt ingegaan op de acties en overwegingen van forensisch sociale professionals bij het constateren van middelengebruik bij cliënten. Na de conclusies besluiten we met enkele aanbevelingen voor de versterking van de beroepspraktijk. Eerst worden de bevindingen uit eerdere literatuur beschreven.
Inzet van serious games als scholingsinstrument voor zorgprofessionals of als patiëntinterventie neemt sterk toe. Serious games kunnen kosten besparen en zorgkwaliteit verbeteren. (Potentiële) afnemers vragen, in lijn met het medische onderzoeksparadigma, vaak naar de klinische effectiviteit (internal validity) van deze games. Het gros van de Nederlandse game-ontwikkelaars bestaat echter uit kleine ondernemingen die het aan middelen en expertise ontbreekt om de hiervoor benodigde longitudinale onderzoekstrajecten uit te voeren. Tegelijkertijd tonen mkb’ers, meestal zonder ervan bewust te zijn, tijdens het game-ontwikkelproces al verschillende validiteitsvormen aan volgens het design-onderzoeksparadigma (face validity, construct validity, e.d.). Door dit niet bij hun afnemers kenbaar te maken, komt een constructieve dialoog over validiteit moeilijk op gang en lopen mkb’ers opdrachten mis. Het ontbreekt hen aan een begrippenkader en praktische handvatten. Bestaande raamwerken zijn nog te theorie-gedreven. Om mkb’ers te helpen de 'clash' te overbruggen tussen het medische en het design-onderzoeksparadigma, ontwikkelen lectoraten ICT-innovaties in de Zorg (Hogeschool Windesheim, penvoerder) en Serious Gaming (NHL Stenden Hogeschool) samen met elf mkb’ers, afnemers, studenten en experts in een learning community drie hulpmiddelen: •Checklist: praktische mkb-richtlijnen voor het vaststellen van validiteit; •Beslisboom: op basis waarvan mkb’ers onderbouwd de juiste validatiemethode kunnenselecteren; •Serious game: om samen met (potentiële) afnemers te spelen, zodat verschillende soortenvaliditeit expliciet benoemd worden. De hulpmiddelen worden inhoudelijk gevoed door casestudies waarin mkb’ers gevolgd worden in hoe validiteit momenteel wordt vastgesteld en geëxpliciteerd in het ontwikkelproces. Vervolgens brengen we de ontworpen hulpmiddelen in de mkb-praktijk voor evaluatie. Opgeleverde hulpmiddelen stellen mkb’ers in staat werkbare validatiemethoden toe te passen gedurende het game-ontwikkelproces om acceptabele bewijslast op te leveren voor potentiële afnemers, waardoor hun marktpositie versterkt. Ook draagt het project bij aan operationalisering van bestaande raamwerken en kunnen de hulpmiddelen in game design-curricula worden geïncorporeerd.
In dit onderzoeksproject, Flexibilisering en studiesucces in hoger beroepsonderwijs, zal onderzocht worden welke kenmerken van flexibele onderwijsprogramma's van invloed zijn op het studiesucces van studenten in het hoger beroepsonderwijs. Studiesucces, in termen van studievoortgang, drop out en diplomakans, staat in het hoger beroepsonderwijs onder druk. Daarbij blijkt dat bepaalde groepen studenten minder succesvol zijn dan andere. Veel hogescholen experimenteren met interventies om belemmeringen in studiesucces weg te nemen. Een belangrijke en populaire veronderstelling is dat flexibilisering van opleidingen het studiesucces zal vergroten. Flexibilisering maakt het immers mogelijk rekening te houden met de onderwijsbehoeften van (specifieke groepen) studenten, wat het risico van studie-uitval zou kunnen verminderen. Het concept flexibiliteit is echter nog onvoldoende eenduidig gedefinieerd. Ook is weinig onderzoek gedaan naar de effecten (positief en/of negatief) van verschillende vormen van flexibilisering op het studiesucces. Dit onderzoek richt zich specifiek op de vraag welke karakteristieken van flexibele curricula een positieve invloed hebben op het studiesucces van een groep studenten 'at risk': studenten die in deeltijd studeren. Deze karakteristieken zullen voor de praktijk in de vorm van ontwerprichtlijnen worden geformuleerd en gevalideerd.
Artificial Intelligence (AI) is een veelbelovende techniek binnen de KIA Sleuteltechnologieën. Met name generatieve AI (GenAI), bekend van ChatGPT, heeft de potentie om de uitvoering van beroepstaken fundamenteel te veranderen. Zo ook de beroepstaken van programmeurs en dataspecialisten. Aan de hand van een casus gaan we onderzoeken hoe de toepassing van GenAI voor dataconversie in de topsector Life Sciences kan leiden tot een versnelling in de ontwikkeling van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen. Het ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen en medische hulpmiddelen vraagt namelijk om een intensief regime van klinische studies om veiligheid en effectiviteit te waarborgen. Na elke studie dienen de resultaten en onderliggende klinische data ter goedkeuring ingediend te worden bij regelgevende instanties, een tijdrovend en kostbaar proces. Hierdoor duurt het voor patiënten lang voordat nieuwe medicijnen of medische hulpmiddelen beschikbaar zijn. Voor MKB-bedrijven die vaak maar één of enkele producten ontwikkelen kan de duur van het proces het verschil maken tussen wel of niet levensvatbaar zijn als bedrijf. Een belangrijke bottleneck in het proces is dat het veel tijd kost om de data van de klinische studies te laten voldoen aan CDISC, een vereiste standaard voor data-aanlevering. De huidige werkwijze is dat de conversie van de data handmatig geprogrammeerd wordt. Het programmeren kost al snel honderden uren, hetgeen de doorlooptijd van studies significant verlengt. Daarom wil dit consortium van Hanzehogeschool en drie mkb’s onderzoek doen naar de vraag: Hoe kunnen klinische data binnen de kaders van de regelgeving efficiënter geconverteerd worden naar CDISC-formaat door inzet van generatieve AI? Naast de consortiumpartners zijn twee brancheorganisaties uit het domein Gezondheid en Zorg betrokken voor de disseminatie binnen de Life Sciences. Deze brancheorganisaties zijn tevens de eerste partij voor opschaling in vervolgprojecten. De Hanzehogeschool zorgt verder voor de transfer van de opgedane kennis naar andere data-intensieve domeinen.