In een tijd waarin ruimte in de stad steeds schaarser wordt, neemt de druk op ruimte voor werk toe. Ondernemers vanuit 6 praktijkvoorbeelden stellen ruimte voor werk wel veilig door als collectief te opereren. Door het vast stellen van hun (betaalbare) ruimte voor werk, kunnen collectieve toegevoegde waarde voor gebiedsontwikkeling in stedelijke omgevingen opbrengen. Als we dit tot een maatschappelijke investeringsmodel zouden kunnen vertalen, dan zouden ondernemers 1. de positie en relevantie van MKB in de stad helderder legitimiseren 2. onrendabele toppen haalbaarder maken (te verdelen onder de baat-hebbenden) 3. MKB collectieven een vaste rol in gebiedsontwikkeling bieden 4. Beter benutten van vastgoed, faciliteiten en infra's (verdichten/stapelen/clusteren) 5. Last mile van circulaire ketens vanuit de stad en urban-mining bevorderen.In dit whitepaper beschrijven we drie specifieke randvoorwaarden die bijdragen aan opschaling van ondernemerscollectieven: 1) het meten van hun impact op gebouw-, gebieds-en stadsniveau, 2) het omarmen van nieuwe samenwerkingsvormen en 3) het ontwikkelen van een lange termijnvisie op werkruimte in de stad. Het perspectief van de ondernemer staat centraal. Maar er is ook aandacht voor de rol van de overheid, de noodzakelijke beleidsmatige steun en het instrumentarium om opschaling mogelijk te maken.
SamenvattingGoede financiering is cruciaal voor een goede economische ontwikkeling van mkb- bedrijven. Dit rapport laat op basis van negentien interviews zien hoe onafhankelijke financieel mkb-adviseurs tot hun keuzes komen. De interviews zijn afgenomen op basis van een strikt interviewprotocol. Bij de analyse van de resultaten is gekeken naar de thema’s: financieringsdoel, financiers en financieringsvormen, financieringsrisico en het proces. Bij het financieringsdoel zijn beperkte tijd en snelheid een gegeven. Werkkapitaal en korte termijn financiering worden verreweg het meest aangevraagd. Daarna volgt groeifinanciering. Herfinanciering wordt nauwelijks genoemd. Bij het thema financiers en financieringsvormen is de bank de dominante partij. De banken hebben een voorkeurspositie bij adviseurs. Dit komt door het netwerk, het verleden, het tarief en de kennis van de adviseurs. Crowdfunding, factoring en leasing worden daarnaast genoemd. Factoring en leasing worden daadwerkelijk ingezet, maar over crowdfunding zijn grote verschillen van inzicht. Ook wordt duidelijk dat adviseurs maar een klein palet van financieringsvormen toepassen. Met name kennis en ervaring over subsidies ontbreekt. Gestapeld financieren vindt men passend voor grotere financieringen van 500K en meer. Bij het thema ‘risico’ wordt de ondernemer zelf het meest genoemd. De ondernemer en de kwaliteit van de informatie zijn belangrijke risicofactoren voor het wel of niet slagen van de financieringsaanvragen. Daarnaast speelt levensfase van de onderneming een belangrijke rol. Starters zijn moeilijk bancair te financieren. Bij het proces van de financieringsaanvraag lijkt het netwerk van de adviseur dominant. Nieuwe aanbieders en nieuwe technologie (fintech) lijken hier weinig verandering in te brengen. Het tijdsaspect speelt hierbij een belangrijke rol. De financieel adviseur moet in een beperkte tijd tot een goede afweging komen. Dit kan een optimale financieringskeus belemmeren, omdat maar een aantal opties worden overwogen. Daarnaast blijkt dat bij de mkb-adviseur niet de optimale financieringsoplossing centraal staat, maar een tevreden klant, die zelf bekend moet zijn met de aangeboden financieringsvorm. De analyses tonen aan dat optimale financieringsvormen volgens de pecking order theory meestal niet worden gevolgd. Bankfinancieringen zijn zo dominant, dat het vrijmaken van intern kapitaal binnen de onderneming door bijvoorbeeld leasing en factoring veel minder wordt toegepast. Ook family, friends and fans door Rao en Kumar (2015) als eerste stap in de financiering genoemd, wordt door mkb-adviseurs weinig genoemd. Tot slot lijkt zich een splitsing in de markt te voltrekken van eenmalige, dealgerichte financieringsadviezen met relatief weinig adviesuren en adviseurs die uitgebreider financieel advies geven en een lange termijn relatie met de ondernemer opbouwen.
MULTIFILE
Het doel van het project Every Picture Tells a Story is om samen met het werkveld methoden, technieken en kennis te ontwikkelen voor het produceren van effectieve infographics. Dit is nodig omdat de vraag naar infographics in de markt snel toeneemt. Bedrijfsleven en overheden kiezen er steeds vaker voor om infographics te gebruiken om grote hoeveelheden of complexe informatie begrijpelijk te maken voor hun doelgroepen. Om aan de vraag van deze opdrachtgever te kunnen blijven voldoen hebben producenten van infographics (vaak ontwerpen communicatiebureaus) nieuwe kennis nodig op het gebied van het interdisciplinaire productieproces, communicatie- en mediatechnieken en ‘usability’. Hogeschool Utrecht, Beroepsvereniging voor Nederlandse ontwerpers (BNO), Argumentenfabriek en In60seconds hebben zich voor dit project verenigd in een consortium. Daarnaast hebben zich bedrijven uit het werkveld aangesloten en een onderwijsinstelling, de Universiteit van Amsterdam. De partijen hebben elkaar gevonden in de wens samen nieuwe kennis en vaardigheden te ontwikkelen op het gebied van infographics. Zij streven ernaar toepasbare oplossingen in het werkveld te implementeren. Het consortium zal het onderzoek sturen en de resultaten ervan laten circuleren in onderwijs en praktijk.
De doelstelling van het project is het ontwikkelen van een breed gedragen basis voor samenwerking tussen de partners in het Living Lab Upper Citarum River Basin het opstellen van een breed gedragen Action Plan voor het toepassen van de beginselen van de circulaire economie als basis voor duurzame ontwikkeling van het Upper Citarum River Basin. In november 2016, heeft Hogeschool Van Hall Larenstein namens het Nederlandse Delta Platform een samenwerkingsovereenkomst ondertekend met University of Technology Bandung (ITB). Hiermee is de totstandkoming van het Living Lab Upper Citarum Basin officieel bekrachtigd. Daarnaast zijn ook andere partijen zoals Telkom University, de Radboud Universiteit en Deltares betrokken en wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de functie van springplank die het Living Lab mogelijk voor het Nederlandse MKB kan bieden. Vlak na de totstandkoming van het Living Lab is afgesproken dat het Living Lab zich zal gaan richten op duurzame ontwikkeling en waterbeheer, waarbij de principes van de circulaire economie als leidend principe zullen worden toegepast. Bovendien is afgesproken om gezamenlijk te werken aan de ontwikkeling van on-derwijsmateriaal. Met dit project zullen tijdens werksessies met de betrokken partners en stakeholders in Bandung de meest veelbelovende kernthema’s voor samenwerking worden geïdentificeerd en verder concreet worden gemaakt. Hiervoor is het noodzakelijk om de ketens van stofstromen in het Citarum River Basin inzichtelijk te maken en hierbij kansen te identificeren voor het Nederlandse bedrijfsleven (MKB). In eerste instantie wordt hierbij ge-dacht aan bouwen met bagger, bouwen met plastic afval, building with nature, drinkwatervoorziening, afwate-ring en afvalwaterzuivering.
In het Groningse aardbevingsgebied moeten de komende jaren volgens de contourenschets van de Nationaal Coördinator Groningen tussen de 35.000 en 100.000 woningen worden versterkt. Er is geen regio in Nederland waar ineens, op zo?n korte termijn en in zo?n grote omvang, de noodzaak van grootschalig aardbevingsbestendig bouwen is ontstaan. De Groningse mkb-bouwbedrijven werken samen om via bedrijfsinterne verbeteringen deze opdracht te realiseren. De praktijkvragen van de betrokken bouwbedrijven zijn: " Hoe kan ik mijn bedrijfscapaciteit optimaal managen, gezien de kansen rondom aardbevingsbestendig bouwen, maar zodanig dat de orderportefeuille en het personeelsbestand in balans zijn? " Hoe richt ik mijn bedrijfsprocessen zodanig op de verwachte groei in, dat de werkzaamheden binnen acceptabele doorlooptijden en naar tevredenheid van bewoners en opdrachtgevers duurzaam kunnen worden uitgevoerd? De kern van het consortium bestaat uit 10 mkb-bouwbedrijven, Bouwend Nederland regio Noord en de Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat Flexicurity is penvoerder, daarnaast is het lectoraat Arbeidsorganisatie en ?productiviteit en het lectoraat Ruimtelijke Transformaties betrokken. Vanuit het onderwijs participeren de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek en EPI-kenniscentrum. EPI-kenniscentrum is een samenwerkingsverband van de Hanzehogeschool Groningen, Alfa College en Rijksuniversiteit Groningen ? en andere publieke en private partners. Het bundelt onderwijs en scholing op het terrein van aardbevingsbestendig bouwen voor de regio. Het doel van het consortium is om: " Kennis te ontwikkelen over capaciteitsmanagement en slim organiseren (binnen en tussen bedrijven) van het aardbevingsbestendig bouwproces, en de (arbeids)marktwerking daaromheen. " Deze kennis en inzichten te vertalen in voor het mkb bruikbare producten zoals tools, startcondities en randvoorwaarden (Handboek capaciteitsmanagement- en procesverbetering voor mkb-bouwbedrijven). " De verworven praktijkkennis om te zetten in onderwijsproducten zoals een nieuwe minor in het HG bouwonderwijs en innovatie van onderwijs en scholing via EPI-kenniscentrum. " Te komen tot een structurele en intensieve samenwerking tussen mkb-bouwbedrijven, onderwijs en praktijkgericht onderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen (en andere onderwijsinstellingen).
Real-Time Cyber-Physical Systems (RT-CPS) zijn onmisbaar in onze samenleving, van medische apparatuur tot autonome voertuigen. De betrouwbaarheid en robuustheid van deze systemen zijn echter cruciaal, fouten kunnen immers grote gevolgen hebben. Dit project beoogt de betrouwbaarheid van RT-CPS te vergroten door middel van een modulaire hardware-architectuur en geavanceerde validatie- en verificatiemethoden (V&V). In samenwerking met praktijkpartners, waaronder het Wilhelmina Kinderziekenhuis, wordt een proof-of-concept demonstrator ontwikkeld in een praktijkgerichte casus. De modulaire hardware-architectuur maakt RT-CPS flexibeler, toekomstbestendig en breed toepasbaar. De geavanceerde V&V-methoden borgen de betrouwbaarheid van de systemen en helpen MKB-bedrijven bij de ontwikkeling van hun eigen RT-CPS-applicaties. Naast de directe voordelen voor de betrokken partners, draagt dit project bij aan een bredere maatschappelijke impact. De verhoogde betrouwbaarheid van RT-CPS kan leiden tot verbeterde veiligheid en efficiëntie in diverse sectoren. Een krachtige samenwerking tussen kennisinstituten, praktijkpartners en het MKB is de sleutel tot succes. Dit project bundelt expertise en praktijkkennis om Nederland een leidende positie te laten innemen op het gebied van betrouwbare RT-CPS. In dit 1-jarig verkennend project zal de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen samenwerken met Gemini Embedded Technology, Wilhelmina Kinderziekenhuis, het grootbedrijf Capgemini en de Universiteit Utrecht.