Het onderzoek behandelt informeel leren in coöperatieve kunstpraktijken. Het beschrijft hoe kunstenaars en gedreven amateurs samenkomen, cultuur produceren en daarmee vorm en inhoud geven aan hun eigen publieke leven. De kunstpraktijken van deze "gemeenschappen van creatieve burgers" vormen op verschillende manieren een interruptie van de gewoontes van doen, denken en betekenis geven van onze formele samenleving die gebaseerd is op economisch functionalisme, technologische logica en de medialisering van publieke relaties. De interrupties dagen uit tot het verder bevragen van deze gewoontes en het ontwikkelen van een alternatief handelingsrepertoire dat uitgaat van subjectieve relaties tussen mensen, dingen en de wereld. Bovendien bieden deze interrupties de betrokkenen de gelegenheid om zichzelf als subject publiekelijk te manifesteren, daarmee ook zichzelf ter discussie te stellen en uiteindelijk daarvan te leren.De dissertatie opent met een oriënterende literatuurstudie naar de macht van de verbeelding, de manier waarop aan kunst ontwikkelingskracht wordt toe geschreven en de rol die drama, symboliek en esthetiek spelen in onze huidige westerse samenleving. Vervolgens wordt gekeken naar de manier waarop wij kunst kunnen begrijpen als een sociale praktijk die menselijke groei en ontwikkeling teweeg kan brengen. Na een methodologische verantwoording volgt een verslag van een drietal casussen van door kunstenaars geïnitieerde informeel lerende en cultuur producerende gemeenschappen. De sociale settings van deze casussen worden geanalyseerd aan de hand van hun sociologische kenmerken en vervolgens door een pedagogisch theoretische lens bekeken. Het proefschrift sluit af met een advies voor kunstenaars, kennisinstellingen en bestuurders die de ontwikkelingskracht van kunst willen bevorderen.
In deze Boekman wordt waardevolle kennis over kunst en sociale cohesie gedeeld. Er is echter nog veel meer praktijkervaring en onderzoek nodig om de relatie tussen de kunsten en andere, inclusieve manieren van samenleven vorm te geven. Voor een inclusieve samenleving is het de kunst om verschillend te zijn, maar dan wel samen.
De populatie in onze grote steden diversifieert in hoog tempo. Stedelijk cultureel beleid geeft hieraan steeds vaker erkenning waardoor etniciteit, leeftijd, fysieke of mentale beperking, gender of armoede in theorie geen barrière meer vormen om te participeren. Kunsteducatieve professionals die in stedelijke contexten werkzaam zijn, krijgen binnenschools en buitenschools te maken mettoenemende diversiteit. Sociale en inclusievaardigheden zijn daarom deel gaan uitmaken van hun kerncompetenties, júist omdat de kunsten in staat zijn om positieve invloed uit te oefenen op ongelijkheid en verschil in educatieve en sociale contexten (zie o.a. Kallio et al., 2021).Voor de kunstvakopleidingen Docent Muziek (aan het Prins Claus Conservatorium) en Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (aan de Academie Minerva) van de Hanzehogeschool Groningen leidde dit tot de vraag deze competenties werkveldgetrouwer en actueler aan te spreken in het onderwijs. Op basis van vooronderzoek werd meerstemmigheid als belangrijk uitgangspunt vanuit de opleidingen benoemd, nl. het (laten) bestaan van onderling verschil en frictie, en hier op een open en respectvolle manier mee omgaan.
LINK