De Rijksuniversiteit Groningen (RUG), hbo- en mbo-instellingen gaan met boeren samenwerken in de landbouwtransitie. Zij willen hiermee het aandeel natuurinclusieve landbouw en het percentage koplopers in de landbouw vergroten. Dit vergt niet alleen inspanningen van de landbouw, maar ook het onderwijs moet anders.
LINK
Terschelling staat tijdens het Springtij Forum 2022 vanaf 21 september drie dagen lang in het teken van de landbouwtransitie op het eiland. Op het programma staat ook het project ‘Handelingsperspectief Klimaatadaptatie Landbouw Terschelling’ van het lectoraat Duurzame Watersystemen aan Hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden.
LINK
Dit verkennende onderzoek onderzoekt hoe agrariërs aankijken tegen klimaat- en milieuproblematiek en hoe zij hun toekomst zien in een wereld die steeds complexer wordt. Hoe kijken zij aan tegen een transitie naar duurzame landbouw? Zien zij daarin kansen of juist belemmeringen? Vanuit welke overwegingen kiezen zij wel of niet voor duurzamere landbouwmethodes? Wat is hun beeld van de politiek en de agro-industrie? En in hoeverre vertrouwen zij de media en de wetenschap wanneer het informatie over klimaat en milieu aangaat? Tegen de achtergrond van een geschiedenis van naoorlogse verzet tegen landbouwhervormingen en door middel van diepte-interviews onderscheidt dit onderzoek een idealistisch, een optimistisch en wantrouwend perspectief van waaruit agrariërs kijken naar klimaat- en milieuproblematiek en de huidige transitie naar duurzame landbouw. Dit onderzoek richt zich op de perceptie en beleving van agrariërs, en hoe zij hun beeld van de werkelijkheid construeren, niet op de vraag of hun beeld van de werkelijkheid klopt.
DOCUMENT
Op welke manier kunnen wij ruimtelijke data en slimme toepassingen inzetten om meer grip en inzicht te krijgen op grote regionale maatschappelijke uitdagingen zoals klimaatverandering, stikstofreductie, landbouwtransitie en bevolkingsgroei? Hiervoor willen we een digitale tweeling (Digital Twin) op een regionaal/landschappelijk niveau gebruiken. Dit betekent dat er het landschap met allerlei onderliggende processen en afhankelijkheden als het ware ‘digitaal wordt nagebouwd’. Op deze tweeling kunnen vervolgens allerlei gebeurtenissen worden nagebootst en getest in scenario’s. Een digitaal landschap als laboratorium of testruimte. Momenteel worden Digital Twins vooral ingezet in stedelijke context met veel detail. Bijvoorbeeld om nieuwe bomen te plannen tegen hittestress. Maar projecteer je die opgave naar een grotere regio, moet je schakelen van het niveau boom naar bos. Waar een Digital Twin op stadsniveau legoblokken gebruikt, zou je voor regionale opgaven eerder met Duplo willen kunnen werken, om grotere koppelkansen of conflicten te kunnen waarnemen. Als studiegebied wordt een regio uit het NOVEX gebied binnen Metropool regio Eindhoven gekozen. Het projectteam bestaat uit twee lectoraten: Klimaatrobuuste Landschappen en Ruimtelijke Data Science, een Digital Innovation Lab, Tygron een bedrijf met veel ervaring in de bouw van Digital Twins, studenten van drie verschillende opleidingen, Staatsbosbeheer, Metropoolregio Eindhoven, de provincie Noord-Brabant en Waterschap Aa en Maas.
Nederland moet in 2050 zowel energieneutraal als circulair zijn. Biobased en regeneratieve materialen ondersteunen deze ambities doordat zij kunnen bijdragen aan de circulaire bouwtransitie, de landbouwtransitie, de energietransitie en eveneens het verbeteren van biodiversiteit op landbouwgronden (NABB, 2023). Met regeneratief wordt “snel hergroeibaar” bedoeld, waarbij een positieve bijdrage wordt geleverd aan natuur en milieu. De National Aanpak Biobased Bouwen (2023) spreekt veelvuldig over opschaling en ketenintegratie van biobased (plaat)materialen voor binnen-toepassingen en als isolatiemateriaal, maar laat hierbij geveltoepassingen enigszins buiten beschouwing. Een belangrijke reden hiervoor is dat er nog weinig bekend is over de prestaties van biobased en regeneratieve materialen in gevels. Dit kennishiaat belemmert verdere implementatie. Gevelmaterialen worden in de exterieure omgeving beïnvloed door weerfactoren; vocht, temperatuur en straling kunnen het materiaal verouderen en zo de levensduur beïnvloeden. Momenteel is er weinig bekend over de invloed van weerfactoren op biobased gevelmaterialen, waardoor marktpartijen terughoudend zijn met implementatie. Om het toepassen van biobased materialen in gevels te stimuleren is meer inzicht nodig in veroudering en gedrag van deze materialen. Daarbij speelt ook de invloed van weerfactoren op de vorm en detaillering (verbinding?) van de gevelbekleding een rol. Bijvoorbeeld wanneer hierdoor vocht ophoopt en niet weg kan. Vormoptimalisatie kan daarnaast eveneens als ontwerpstrategie bijdragen aan de prestaties en perceptie van biobased materialen. In dit project onderzoekt de onderzoeksgroep Circulair Bouwen van de Hogeschool van Amsterdam samen met MKB-ondernemingen NPSP en WIERWAAR, Gemeente Amsterdam en Nationaal Kenniscentrum Biobased Bouw de invloed van weerfactoren op de levensduur en prestaties van biobased en deels regeneratieve gevelmaterialen, en wordt verkend hoe vormoptimalisatie daar eveneens aan kan bijdragen. Deze onderzoeken worden uitgevoerd in een experimentele omgeving, het Innovatiepaviljoen op het Marineterrein Amsterdam. Hiermee wordt inzicht verkregen in de geschiktheid voor het gebruik van deze materialen in de bouw.
Net als voor andere rurale regio’s in Nederland en de rest van Europa is een nieuw toekomstperspectief voor het Noord-Nederlandse platteland hard nodig als gevolg van complexe vraagstukken rondom aardbevingsproblematiek, landbouwtransitie en bevolkingskrimp. Een aantal professionele musici ziet voor zichzelf een rol weggelegd voor het leveren van een bijdrage aan dit nieuwe perspectief als het gaat om leefbaarheid. Stakeholdergesprekken en kleinschalige experimenten laten zien dat deze bijdrage relevant is. Participatieve kunstvormen lijken met name veelbelovend: ze versterken de sociale cohesie tussen en het welzijn van bewoners en hebben het unieke potentieel om mensen (opnieuw) in contact te brengen met elkaar en met de natuur, en systeemverandering te verbeelden. Tegelijkertijd geven musici die reeds werkzaam zijn in rurale contexten aan te worstelen met traditionele rollen en zijn zij zoekende in het ontwikkelen van passende (participatieve) werkwijzen. Systematisch vergaarde kennis over gevalideerde rurale (participatieve) muziekpraktijken is namelijk schaars. Verder zijn musici en muziekpartners in Noord-Nederland die met ruraliteit bezig (willen) zijn alsook hun ambities nog onvoldoende in beeld. Het praktijkgerichte, verkennende onderzoeksproject Sound Soils speelt in op de vraag van muziekprofessionals om rurale contexten als toekomstig werkveld te willen verkennen. Het heeft als doel het formuleren van kansen voor musici en muziekorganisaties in Noord-Nederlandse rurale gebieden, met specifieke aandacht voor participatieve muziekpraktijken, als mogelijke opmaat naar (ontwerpend) actie-onderzoek als vervolg op dit projectvoorstel. Methodologisch stoelt Sound Soils op Participatief Actie-Onderzoek en etnografisch vergaarde onderzoeksdata. Gezien de vergelijkbare problematiek in andere rurale gebieden zijn de resultaten overdraagbaar. Daarnaast, met het oog op de ontwikkeling van de nieuwe onderzoekslijn Muziek & Ruraliteit als uitbreiding van het onderzoeksportfolio van het lectoraat Music in Context, dient dit project ook als voeding voor het identificeren van onderzoeksthema’s en behoeftes van stakeholders voor verder onderzoek.