Het meeste vlees dat Nederlanders eten wordt niet duurzaam geproduceerd. Veel productie leidt tot overbemesting, kost veel water en gaat ten koste van de biodiversiteit en het landschap, terwijl dierenwelzijn niet per se is geborgd. Hogeschool Van Hall Larenstein participeerde binnen het onderzoek ‘Dierzaam’ van de Hogeschool Utrecht. Het project zocht naar marketingstrategieën die consumenten verleiden om over te stappen naar meer duurzaam geproduceerd vlees. In dit whitepaper beschouwt Van Hall Larenstein (VHL) de kansen in de keten vanuit het perspectief van de boer. Hiervoor bestudeerden onderzoekers literatuur en inspirerende voorbeelden. Meer aandacht voor dierenwelzijn zal leiden tot extensivering van de veehouderij. De milieubelasting van vlees wordt bepaald op veel criteria, de uitkomsten verschillen per diersoort en voor traditioneel of organische houderijsystemen. Over het algemeen zijn kip- en varkensvlees minder milieu belastend dan rundvlees. Echter, varkens en kippen eten weer meer granen die wereldwijd voor mensen belangrijk zijn en rundvee kan daarentegen op grasland leven. Voor de omschakeling naar duurzame vleesvee houderij is een systeemverandering nodig waar álle partijen een rol in hebben. De boer moet voldoen aan de vele normen en heeft deskundigheid nodig. Sociale media kunnen een transparante communicatie tussen boer en consument ondersteunen. De supermarkt en de slager kunnen het eigen assortiment kiezen en meer communiceren en informeren en de consument maakt uiteindelijk de keuze in de winkel. De overheid moet zich actiever opstellen in markt- en prijsbeleid. Boeren staan onder druk door enerzijds maatschappelijke eisen en aan de andere kant de kostprijs van duurzame productie. Een eerlijk en duurzaam verdienmodel voor de boer vereist een hogere vleesprijs, gecombineerd met betalingen van de boer voor maatschappelijke (ecosysteem)diensten.
MULTIFILE
Eindrapportage van een onderzoek uitgevoerd door de HvA naar de effecten de dienstverlening van Vita Welzijn en Advies (Vita). De onderzoeksresultaten worden beoordeeld aan hand van de beoogde maatschappelijke effecten van het Wmo-beleid van de Gemeente Amstelveen. Het project bestaat uit twee fasen. De eerste fase beschrijft de effecten van Vita-interventies binnen het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en Jeugdmaatschappelijk Werk (JMW). In de tweede fase is het Sociaal Cultureel Werk (SCW) betrokken bij het onderzoek. Centrale vraag in de tweede fase was het bewustzijn van de Vita-medewerkers m.b.t. de effectiviteit van het Wmo-beleid. De gemeente Amstelveen heeft de maatschappelijke doelen op rijksniveau vertaald naar drie doelen op gemeentelijk niveau: 1. Bevorderen van maatschappelijke deelname door lichamelijke en psychische beperkingen te compenseren. 2. Bevorderen van maatschappelijke deelname door individuele en sociale problemen te voorkomen en tegen te gaan. 3. Bevorderen van sociale samenhang. Tenslotte beschrijft het rapport conclusies en aanbevelingen aan Vita om beter aan te sluiten op de Wmo-doelen, waaronder: het formuleren van subdoelen, aanscherpen van het registratiesysteem en het verbreden van de doelgroep bij de activiteiten van de SCW.
Kwetsbare thuiswonende ouderen met een acute zorgvraag worden regelmatig opgenomen in het ziekenhuis. Het voorkómen van een onnodige acute opname is belangrijk. Een acute opname leidt namelijk vaak tot negatieve uitkomsten voor ouderen, zoals het vergroten van kwetsbaarheid, lichamelijke achteruitgang en functieverlies. Uit meerdere gespreksrondes met wijkverpleegkundigen blijkt dat zij het lastig vinden om de medische urgentie van een acute zorgvraag van ouderen goed in te schatten, en zodanig over te dragen naar de huisarts, zodat deze de urgentie begrijpt en oppakt. Ambulancezorgprofessionals geven aan dat zij de medische toestand juist goed in beeld hebben, maar de ondersteuningsbehoefte bij kwetsbare oudere moeilijk in kunnen schatten en niet weten wiens verantwoordelijkheid het is om de ondersteuningsbehoefte aan over te dragen. Beide disciplines kunnen van elkaar leren. Met dit project beogen wij door ontwerpgericht onderzoek kennisuitwisseling tot stand te brengen en nieuwe toepasbare kennis en handvatten te ontwikkelen om de handelingsverlegenheid van wijkverpleegkundigen en ambulancezorgprofessionals bij kwetsbare ouderen te verminderen. Hiermee dragen we bij aan het oplossen van de knelpunten in de acute zorgverlening voor kwetsbare ouderen in de thuissituatie en ondersteunen we maatschappelijke ontwikkelingen gericht op het organiseren van zorg dicht bij de patiënt. De eerste stap van het plan van aanpak is om knelpunten en oorzaken verder in kaart te brengen, met behulp van een PRISMA-analyse van echte ‘vastgelopen’ casuïstiek van kwetsbare ouderen met een acute zorgvraag. Vervolgens worden instrumenten in kaart gebracht via een rapid literatuurreview, aangevuld met via een enquête verkregen gegevens onder professionals in Nederland. Deze informatie wordt verwerkt in een drietal ontwerpsessies, waarbij handvatten voor wijkverpleegkundigen en ambulancezorgprofessionals in co-creatie worden ontwikkeld. Vervolgens worden deze handvatten in een pilot getest op haalbaarheid. Met deze uitkomsten worden handvatten zo nodig aangepast en vervolgens verspreid onder betrokken professionals via diverse kanalen, kennissessies en in het HBO-onderwijs opgenomen.
De gemeente Delft wil een Stadslab Delft oprichten, een samenwerkingsverband van gemeente en kennisinstellingen waarbinnen zij onderzoek doen om maatschappelijke opgaven in de gemeente dichter bij een oplossing te brengen. Dit Stadslab komt voort uit de City Deal Kennis Maken, waarin de gemeente met de Haagse Hogeschool (HHS), Hogeschool Inholland en de TU Delft samenwerken. Voor dit Stadslab is allereerst een gedeelde strategische onderzoeksagenda noodzakelijk. Ook is nodig om contacten tussen de partners structureel te versterken door middel van netwerkvorming en zijn er vragen van organisatorische aard die beantwoord moeten worden. Daarom is eerst een kwartiermaker nodig. De taak van de kwartiermaker is het in nauwe samenwerking met de partners ontwikkelen van een kennisagenda en het duurzaam organiseren van het Stadslab. De kwartiermaker kan aangesteld worden met de middelen uit de Impuls City Deal en zal werken onder verantwoordelijkheid van en gezamenlijke aansturing door de vier partijen.
Overheid en werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland roepen bedrijven op om medeverantwoordelijkheid te nemen voor het oplossen van maatschappelijke problemen. Ook in de KIA MV 2024-2027 worden bedrijven uitgedaagd om bij te dragen aan brede welvaart, door te ‘ondernemen in breder perspectief’. Negenennegentig procent van de bedrijven in Nederland valt onder het mkb, waarvan zeventig procent te typeren is als familiebedrijf. Het zijn bij uitstek familiebedrijven die van nature genegen zijn om een bijdrage te leveren aan brede welvaart: ze zijn gericht op de lange termijn, sterk regionaal verbonden en ze kunnen hun eigen keuzes maken omdat de familie bepaalt wat er gebeurt. De aandacht voor familiebedrijven is in onderzoek naar ondernemen voor brede welvaart relatief beperkt gebleven. Windesheim, Avans en Hogeschool Rotterdam bundelen daarom hun krachten binnen onderhavig SPRONG-traject om samen met het werkveld te komen tot een excellente onderzoeksgroep die hierin verandering gaat brengen. Deze drie hogescholen hebben op strategisch niveau een speerpunt gemaakt van ondernemerschap voor brede welvaart. Bovendien hebben ze, vanuit verschillende expertisegebieden, hun sporen verdiend met onderzoek naar ondernemen voor brede welvaart: - specifieke kenmerken van mkb-familiebedrijven die leiden tot een versnelling dan wel vertraging bij bredewelvaartcreatie (Windesheim); - de rol van leiderschap en strategie in het mkb, waarmee sturing en effectiviteit van brede welvaartcreatie wordt bevorderd (Hogeschool Rotterdam); en - de vraag wat voor ondernemerschap en marketing nodig zijn in een economie waarin brede welvaart centraal staat (Avans). De voorgestelde SPRONG-onderzoeksgroep werkt gezamenlijk aan de volgende doelen: (1) het opzetten en doorontwikkelen van een geïntegreerd kennisplatform op het gebied van mkb-familiebedrijven in relatie tot de creatie van brede welvaart; (2) het bouwen aan de kwaliteit en professionaliteit van de onderzoeksgroep; en (3) het samen optrekken in profilering, netwerkversterking en het genereren van impact richting werkveld, onderwijs en wetenschap.