In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
Met de uitvoering van het onderzoek ‘Het stedenbouwkundig bureau van de toekomst’ (zie eerste rapportage van het RAAK-project) aan de Hogeschool van Amsterdam is een kennisplatform tot stand gekomen over de inhoud en onderlinge positionering van stedelijke theorieën, methoden en casussen. Het platform stelt de stedelijk professional (al werkend en lerend) in staat, in samenspraak met collega’s, de beschikbare interdisciplinaire kennis over ruimtelijke analyses in stedelijke gebieden te ontsluiten, te delen en te vergroten.
Oratie over het commercialiseringsproces op sportgebied, uitgesproken op 18 oktober 2006 bij de openbare aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar op het vakgebied van de Sportontwikkeling aan de Universiteit Utrecht in de faculteit Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuur en Organisatie, departement Bestuurs- en organisatiewetenschappen.
Nederland wil in 2050 circulair zijn. Dat vraagt een ongekende transitie in de wijze waarop onze samenleving onderneemt, samenwerkt, denkt en doet. Stedelijke regio’s zijn de geijkte plek om een transitie naar een circulaire economie in gang te zetten door hun dichte concentratie van kennis, kapitaal, data en resources op een relatief klein oppervlak. De baten die deze transitie oplevert zullen vooral in deze regio’s merkbaar zijn: minder verspilling, luchtvervuiling en CO2-uitstoot, meer economische waarde en sociale impact. CIRCOLLAB richt zich op het versterken van interdisciplinair praktijkgericht onderzoek voor de circulaire transitie in de metropoolregio Amsterdam (MRA). De SPRONG-groep bestaat uit lectoraten van de Centres of Expertise Urban Technology en Urban Governance & Social Innovation en de Faculteit Digitale Media en Creatieve Industrie van de Hogeschool van Amsterdam, Kenniscentrum Maatschappelijke Innovatie Flevoland van Hogeschool Windesheim en de Academie van Bouwkunst van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. De SPRONG-groep combineert expertise vanuit het technologische, creatieve, economische en sociale domein en verricht praktijkgericht onderzoek naar ‘circulair denken en doen’, ‘circulair ondernemen’, ‘circulair menselijk kapitaal’ en ‘circulair samenwerken’ in relatie tot technische innovaties in twee waardeketens: de gebouwde omgeving en consumptiegoederen. De SPRONG-groep ontwikkelt, samen met actoren in de quadruple helix, een regionale infrastructuur voor inventariseren en prioriteren van onderzoeksbehoeften en het programmeren, opbouwen en uitwisselen van kennis. Hierbij worden kennis en ervaringen uit circulaire initiatieven, experimenten, onderzoek en onderwijs aan elkaar en aan fysieke experimenteerruimtes verbonden, om gezamenlijk van te leren, kennis te delen en op te schalen. Zo ontstaat een krachtige interdisciplinaire SPRONGgroep met de ambitie om het consortium uit te laten groeien tot dé regionale spil op het gebied van de circulaire transitie in grootstedelijke regio’s en een erkende (inter)nationale speler voor kennisuitwisseling en -opbouw op dit onderwerp.
Online crowdfundingplatforms bieden bedrijven toegang tot financiering, wat een belangrijke voorwaarde is voor het vergroten van de ontwerp-, maak- en veranderkracht van het midden- en kleinbedrijf. Uit eerder onderzoek is bekend dat ondernemers naast financiering ook niet-monetaire impact van crowdfunding ervaren. Om aan ondernemers te kunnen uitleggen wat de potentiële opbrengsten van crowdfunding zijn, heeft het crowdfundingplatform CrowdAboutNow behoefte aan inzicht in non-monetaire impact van crowdfunding op lange termijn. De bestaande literatuur richt zich vooral op cijfermatige gegevens over het verloop van crowdfundingcampagnes. Wat na de campagne gebeurt is nagenoeg onbekend. Ook over impact die niet in cijfers te vatten is (zelfvertrouwen, omgaan met angsten, maatschappelijke impact) is weinig bekend. In dit onderzoek is de praktijkvraag van CrowdAboutNow daarom vertaald in een exploratief onderzoek naar psychologische en sociale impact van crowdfunding op ondernemers zes maanden tot twee jaar na afronding van een crowdfundingcampagne. Er wordt middels interviews met ondernemers in Nederland en het Verenigd Koninkrijk onderzocht welke vormen van niet-monetaire impact ondernemers ervaren na het afronden van een lening- of aandelengebaseerde crowdfundingcampagne. Hierbij is speciale aandacht voor vrouwelijke ondernemers, omdat die ondervertegenwoordigd zijn in de financieringsmarkten en crowdfunding mogelijk hun toegang tot financiering kan verhogen. Voor de praktijk, namelijk de bedrijfsvoering van crowdfundingplatforms, levert dit onderzoek concrete inzichten op die kunnen worden gebruikt in de marketing van crowdfundingplatforms. Aan de bestaande academische literatuur, die vooral op campagnedata is gericht, voegt dit onderzoek kwalitatieve inzichten toe op het niveau van de ondernemer en in de periode na afloop van de campagne. De bijdrage van het onderzoek aan het maatschappelijk verdienvermogen van Nederlandse ondernemingen is tweeledig: impactgerichte crowdfundingplatforms zoals CrowdAboutNow kunnen worden gezien als changemakers en door het onderzoek worden zij in staat gesteld hun impact tastbaar te maken, terwijl ook impactgerichte mkb-ondernemers indirect worden geholpen, doordat zij welgeïnformeerd financieringskeuzes kunnen maken.
Aangejaagd door hogere klanteisen, het snelle tempo van technologische ontwikkelingen en demografische verschuivingen en daaruit voortvloeiende toenemende personeelstekorten, staan mkb-bedrijven voor de uitdaging om te investeren in adaptiviteit en leervermogen van hun medewerkers. Mkb-bedrijven en hun medewerkers zullen steeds slimmer gebruik moeten maken van nieuwe technologie en zichzelf continu moeten doorontwikkelen. Vooral voor de groep praktisch opgeleide medewerkers ligt er een uitdaging om ze proactief te stimuleren en een cultuur te creëren waarin leren en ontwikkelen een vanzelfsprekend onderdeel is van het werk en waarbij de diversiteit aan menselijk kapitaal optimaal wordt benut (SER, 2021). In zo’n werkomgeving ontstaan steeds meer creatieve samenwerkingsprocessen tussen een verscheidenheid aan mensen binnen de organisatie, tussen bedrijven onderling en met onderwijsinstellingen. Veel mkb-bedrijven onderschrijven de noodzaak van zo’n leercultuur. Echter, deze bedrijven ervaren dat het hen zelf onvoldoende lukt om een leercultuur van de grond te krijgen. Het is lastig voor mkb-bedrijven om inzicht te krijgen in de eigen leercultuur en te achterhalen welke interventies passen om deze cultuur concreet te verbeteren. In dit project onderzoeken we samen met tien mkb-bedrijven hun leercultuur door middel van een gevalideerde leercultuurscan en door het toepassen en monitoren van passende interventies. We monitoren deze interventies op basis van de ‘realistic evaluation’ benadering en trachten daarmee te achterhalen welke interventies in de mkb-praktijk effectief zijn. Op basis van de onderzoeksresultaten ontwikkelen we een toolbox met een set van interventies voor de mkb-praktijk. Om dit te realiseren werken we intensief samen met kennispartners Hogeschool Saxion, Hogeschool Rotterdam en Universiteit Twente. Verder bestaat het consortium uit brancheorganisatie Bouwend Nederland, Stichting OOM (scholingsadviesbureau van sociale partners in de Metaalbewerking), Regio Zwolle – programma Human Capital Agenda, Centre of Expertise TechYourFuture, VNO-NCW en arbeidsmarktregio Zwolle. De effectieve interventies voor een leercultuur leiden tot (praktische) kennisontwikkeling voor mkb-bedrijven, onderwijs en wetenschap.