De methodiek begeleid hardop lezen is bedoeld voor zwakke technische lezers vanaf leerjaar 4. Het gaat om leerlingen die na de fase van het aanvankelijk leesonderwijs onvoldoende vorderingen maken met technisch lezen: ze blijven hardnekkig langzaam lezen of ze lezen met erg veel fouten. Als zulke leerlingen geen passende leeshulp krijgen, dreigen ze de aansluiting met hun klasgenoten te verliezen. Toepassing van de methodiek biedt goede kansen om de neergaande spiraal van een groeiende achterstand en een dalende inzet om te buigen. Begeleid hardop lezen komt er in essentie op neer dat de leerling hardop een tekst leest, terwijl een ervaren lezer, hier de leesbegeleider genoemd, luistert, bemoedigt en ingrijpt wanneer dat nodig is. De methodiek biedt leerlingen gelegenheid het zelfstandig lezen te oefenen onder begeleide omstandigheden, bij voorkeur vier of vijf keer per week. De methodiek kan individueel of in groepjes worden toegepast. In de methodiek wordt expliciet aandacht besteed aan leesplezier- en motivatie. Aan de leesbegeleider worden nauwelijks bijzondere eisen gesteld. Vanzelfsprekend moet deze een competente lezer zijn en over pedagogische vaardigheden beschikken. Wat er aan leesdidactische inzichten wordt gevraagd is bescheiden. Maar een grondige kennis van de methodiek zoals die hier wordt beschreven, is vanzelfsprekend wel belangrijk. De methodiek is zeker niet geheel nieuw. Studenten van Pabo Almere bieden al jaren leeshulp aan zwakke technische lezers op hun stagescholen. Daarbij maken ze gebruik van de methodiek begeleid hardop lezen. De effectiviteit van de methodiek is proefondervindelijk vastgesteld in wetenschappelijk onderzoek dat is geëntameerd door het Lectoraat Maatwerk Primair van de genoemde pabo. Het onderzoek is mogelijk gemaakt door het programma Onderwijs Bewijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit programma stimuleert de ontwikkeling van 'evidence-based' onderwijs. Het doel is om via wetenschappelijke experimenten kennis te verzamelen over wat werkt en niet werkt in het onderwijs.
Klinisch redeneren helpt verpleegkundigen om hun handelen te onderbouwen en de kwaliteit van zorg te verbeteren. Verschillende studies tonen aan dat je het klinisch redeneervermogen bij verpleegkundigen kunt vergroten als je er een speciale methodiek voor introduceert. De SBAR-methode is zo’n methodiek. Op de dia-lyseafdeling van het Slingeland Ziekenhuis en het Gelre Ziekenhuis werd het effect van deze methode onderzocht.
MULTIFILE
In de ontwikkeling van voedingsmiddelen draait alles om smaak. Eten moeten vooral lekker zijn, toch? Om smaak en andere producteigenschappen in kaart te brengen wordt sensorisch onderzoek (SO) uitgevoerd. In de praktijk gebeurt dit vaak onder suboptimale omstandigheden vanwege bijvoorbeeld onvoldoende beschikbaarheid van panelleden en een gebrek aan tijd. Belangrijke beslissingen worden vervolgens gebaseerd op onbetrouwbare, invalide resultaten. Er is daarom een behoefte naar snelle, betrouwbare en valide methodieken. Daarbij geldt dat voedselkeuze een complex proces dat verder gaat dat het analytisch beoordelen van producteigenschappen. Zo kan de context van consumptie van invloed zijn op de perceptie van smaak. In het sensorisch onderzoeksveld is hier steeds meer aandacht voor. Hiermee beweegt SO zich richting consumentenonderzoek (CO). De overlap en wederzijdse beïnvloeding van elementen uit SO en CO zijn relevant tijdens verschillende fases van het productontwikkelingsproces. In dit postdoconderzoek zal Vera van Stokkom een snelle en flexibele onderzoeksmethode ontwikkelen en valideren. Elementen van SO en CO zullen geïntegreerd worden in een methodiek onder de werktitel Rapid Sensory & Consumer Modules Tool (RSCM-tool). De methodiek zal worden gericht op de productcategorie groenten. Groenten passen bij uitstek in een gezond en duurzaam voedingspatroon. Ook zal worden onderzocht of de RSCM-tool kan worden ingezet bij ouderen, omdat bij ouderen achteruitgang in sensorische perceptie plaatsvindt. Met dit postdoconderzoek wordt kennis en ervaring opgedaan over de toepassing van een nieuwe sensorische onderzoeksmethodiek (RSCM) die uiterst relevant is voor onderzoek met, en onderwijs op het gebied van voeding. Dit postdoconderzoek valt onder het Research and Innovation Centre Agri, Food & Life Sciences van Hogeschool Inholland. Naast een verbreding en verdieping op de onderzoekslijn Gezondheid in de Metropool en het domeinoverstijgende onderzoeksprogramma Food for Happy Ageing, zal dit onderzoek bijdragen aan duurzame curriculuminnovatie binnen de opleiding Food Commerce and Technology en de profilering van Hogeschool Inholland als kennispartner.
In het ENSCHEDE LAB wordt door de gemeente Enschede en de vier onderwijsinstellingen Universiteit Twente, Hogeschool Saxion, kunstacademie AKI-ArtEZ en ROC van Twente geëxperimenteerd met een nieuwe rolverdeling bij het adresseren van urgente maatschappelijke problemen in de stad. Het ENSCHEDE LAB richt zich op de burgers van de toekomst - namelijk jongeren, en dan vooral studenten - en hoe zij maatschappelijke vraagstukken in hun directe leefomgeving op vernieuwende en verrassende wijzen zouden aanpakken. In gemengde teams werken studenten van het mbo, hbo en wo samen om nieuwe benaderingen te ontwerpen die de kwetsbare sociaaleconomische positie van Enschede kunnen veranderen. De teams gebruiken Design Thinking, waardoor de studenten en alle betrokken belanghebbenden een gelijkwaardige stem en er zo ruimte ontstaat voor nieuwe, radicale oplossingen. De focus ligt op zelfredzaamheid en duurzaamheid. ENSCHEDE LAB plus stelt ons in staat een duurzame vraagarticulatie en een overdraagbare methodiek te realiseren, zodat een nieuwe, bewezen aanpak en tevens onderwijsconcept ontstaat die zich ook elders laat toepassen. Disseminatie van de aanpak en de resultaten is één van de hoofdactiviteiten.
In line with the ‘Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020-2030 (NMBP)’ the consortium intends with this research proposal to contribute to a prosperous society with a resilient population and healthy natural environment. The Caribbean Netherlands are dealing with a situation where imported vegetables and fruits are mostly imported and hardly affordable. This leads to consuming unhealthy food and high obesities rates as a consequence. A lack of good agricultural practices with regard to water-smart and nature inclusive agriculture, as well as limited coping capacities to deal with hazards and climate change, results in very limited local production and interest. Initiatives that focused only on agrotechnological solutions for food resilient futures turned out to be ineffective due to a lack of local ownership, which jeopardizes sustainability. Moreover, the ‘green’ and ‘blue’ domains are not seen as attractive career perspectives among youth, hampering a bright future for those domains. The aim of this research is to contribute to water-smart and nature inclusive food resilience embedded in a local participatory perspective in the Caribbean Netherlands. To address the above challenges, a living lab approach is adopted, where youth will be trained as (co)-facilitators (WP1) who will contribute to a participatory envisioning process and an articulation of food resilient futures (WP2). Finally, based on the envisioning process local stakeholders will select and implement experiments for food resilient futures followed by dissemination of results among key stakeholders as well as children and youth at the BES islands (WP3). This project strategy will lead to a network of a living lab where professionals and youth work together on food resilient futures. Training manuals and the results of experiments with regard to water and food system alternatives will be used actively to encourage youth to be involved in sustainable agriculture and consumption.