Op 22 februari 2022 spraken dr. Anne Loonen en dr. Joost Schoeber hun lectorale rede uit, tijdens een bijeenkomst in gebouw Nexus van Fontys Hogescholen op de campus van de TU/e Eindhoven. Daarin spraken ook dr. Jan Bernards, lector Thin Films & Functional Materials bij het lectoraat Applied Natural Sciences), dr. Adriaan van den Brule (Jeroen Boschziekenhuis), dr. ir. Ivo Roessink (Wageningen University and Research) en prof. dr. Maarten Merkx (TU/e).
YOUTUBE
Bij een aan- of afwezigheidsdetectie zijn de moleculair diagnostische methoden (PCR) sneller dan de klassieke kweekmethode. De detectiegrenzen die de fabrikanten van beide PCR kits aangeven worden ruimschoots gehaald, terwijl detectie bij de klassieke kweekmethode regelmatig bemoeilijkt werd of onmogelijk was door stoorflora. Zowel deze flora als de matrix hebben geen invloed op de detectiegrens van beide PCR kits.
DOCUMENT
Het doel van deze studie was het testen van een dertigtal familieleden op Charcot-Marie-Tooth type 1A met behulp van een real time kwantitatieve polymerase kettingreactie. Duplicatie van het gen werd bij 50 % van de familieleden gevonden, overeenkomend met Mendeliaanse overerving.
DOCUMENT
Urineweginfecties behoren tot de meest voorkomende infecties waarvoor de huisarts wordt bezocht. Bij de diagnostiek van urineweginfecties wordt uitgegaan van een anamnese van klachten en vervolgens kunnen verschillende point-of-care testen worden ingezet. Deze testen zijn echter niet geschikt om de diagnose urineweginfectie te bevestigen, maar alleen (indien negatief) om de diagnose uit te sluiten. Daarnaast is het op basis van deze testen niet mogelijk om direct een gerichte therapie in te zetten. Er wordt regelmatig gestart met een antibioticumkuur zonder dat de verwekker bekend is, hetgeen kan leiden tot toename van de antibioticaresistentie. Er is grote behoefte aan nieuwe diagnostische benaderingen voor urineweginfecties. In het RAAK publiek project “Sneldiagnostiek van urineweginfecties in de eerstelijn” (RAAK.PUB04.050) is de inzet van single-cell MALDI-TOF massaspectrometrie onderzocht. Deze technologie blijkt in staat om zeer snel (in enkele minuten) de verwekker van een potentiële urineweginfectie te identificeren. De massaspectrometer levert unieke eiwitspectra van de bacteriecellen op. Regelmatig werd ook een additioneel laagmoleculair eiwitpatroon gevonden in de urine van patiënten met een urineweginfectie. Om die reden werd het onderzoek uitgebreid met de analyse van ruim 250 controlemonsters, urines van mensen zonder verdenking op een urineweginfectie. Uit dit onderzoek bleek dat de gevonden laag moleculaire peptiden in urine mogelijk gebruikt kunnen worden als biomarker voor een urineweginfectie. In het kader van het Top-up project willen we meer bekendheid geven aan de potentiële biomarker door middel van een wetenschappelijke publicatie. Daarnaast willen we nagaan of het mogelijk is om een pointof- care test te ontwikkelen op basis van de biomarker. Voor de klinische validatie van deze test wordt het netwerk gevormd en een onderzoeksplan voor een vervolgproject opgesteld.
De besmetting van tulpenbollen door de agressieve schimmel, Fusarium oxysporum f.sp. tulpiae, ook wel zuur genoemd, is een grote zorg in de tulpenindustrie. Dit project, getiteld ?Fusarium besmetting van de tulp? richt zich op het ontwikkelen van producten en praktische richtlijnen voor kwekers, broeiers en exporteurs in de tulpenbranche, welke moeten resulteren in een sterke vermindering van aantasting van de tulp door de schimmel. Het hiervoor benodigde onderzoek staat onder leiding van het lectoraat Innovatieve Moleculaire Diagnostiek en het Centre of Expertise Generade van de Hogeschool Leiden. In het project participeren kennisinstellingen, MKB-bedrijven uit de tulpenbranche en bedrijven met een specifieke expertise op gebied van gewasbescherming en Genomics. Het project bestaat uit vier deelonderzoeken: 1. Een inventarisatie van de risicofactoren op infectie van de tulp dient als basis van het project. Dit levert een goed uitgangspunt voor onderzoek naar de interactie tussen Fusarium als gast, de tulpenbol als gastheer en de bodem als omgevingsfactor. Ten behoeve van de inventarisatie zal een kwantitatieve diagnostische test worden ontwikkeld voor het aantonen van Fusarium in de bodem, in water, in lucht en in de tulpenbol zelf zodat kan worden aangetoond waar in de keten het risico op verspreiding van de schimmel aanwezig is. 2. Het Fusarium onderzoek zal zich richten op genetische factoren die bepalend zijn voor de virulentie ofwel de ziekteverwekkende eigenschappen van de schimmel die specifiek gericht zijn tegen de tulp. Dit zal gebeuren met behulp van Next Generation Sequencing. 3. Daarnaast richt het onderzoek zich op mogelijkheden ter bescherming van de tulpenbol tijdens verschillende handelingen (vooral tijdens en na het rooiproces). Er wordt nagegaan wat het effect is van coating van de tulpenbol met antagonisten die een afweerfunctie tegen Fusarium hebben. 4. Op dit moment wordt veelal gebruik gemaakt van agressieve chemische middelen om de grond te ontsmetten voordat de tulpenbollen worden geplant. Deze behandeling is niet of nauwelijks effectief tegen Fusarium. Een vierde pijler van het onderzoek zal daarom gericht zijn op de verbetering van de bodem. Doormiddel van de analyse van het effect van de aanwezigheid van antagonisten in de bodem wordt nagegaan of dit bescherming kan bieden tegen Fusarium besmetting van de tulp.
Longtumoren waaraan een ROS1 genherschikking ten grondslag ligt worden op dit moment behandeld met ROS1-specifieke tyrosine kinase remmers (TKIs). Hoewel TKI-therapie zeer succesvol is en weinig bijwerkingen geeft ten opzichte van chemotherapie, wordt uiteindelijk in alle patiënten ziekteprogressie waargenomen door therapie-resistentie van het tumorweefsel. Moleculaire veranderingen in de tumor liggen ten grondslag aan deze resistentie. Welk effect een specifieke mutatie heeft op de gevoeligheid van de tumor voor andere TKIs is grotendeels onbekend. In dit project zullen wij ROS1-tumorcelmodellen ontwikkelen met gerichte resistentie-mutaties tegen de TKIs Lorlatinib en Repotrectinib. Deze cellijnen zullen gebruikt worden om de effectiviteit van de klinische beschikbare TKIs te bestuderen. De kennis over de gevoeligheid van cellijnen met specifieke resistentiemutaties voor de beschikbare TKIs zal de diagnostiek rondom TKI-resistentie en de gepersonaliseerde behandeling van ROS1-positieve longkankerpatiënten verbeteren. Dit project is een samenwerking tussen de Hanzehogeschool, het Universitair Medisch Centrum Groningen en de nationale en internationale patiëntenorganisaties ‘Stichting Merels Wereld’ en de ‘ROS1ders’ respectievelijk. Het project is ingebed in de onderzoekslijn Bioactivity and Health binnen het Kenniscentrum Biobased Economy en het Instituut voor Life Science & Technology van de Hanzehogeschool en past uitstekend binnen de ambities van het kenniscentrum om zich op het Thema ‘(Positive) Health’ verder te ontwikkelen.