Verzamelde werken van leerling-docent-interactie bij schrijven in de vakken: een ontmoeting tussen wetenschap en praktijk. In: Evers-Vermeul, J. e.a. (Red). Schrijven is een effectief middel om te leren, en vindt plaats in alle vakken. Hoe kunnen taal- en vakdocenten door interactie en feedback bijdragen aan het schrijfproces en -resultaat van hun leerlingen? Hoe kunnen leerlingen en studenten leren om adequate school- en vaktaal te gebruiken en hun tekst goed te structureren? Taalgericht vakonderwijs biedt mogelijkheden om leerlingen zich deze vaardigheden eigen te laten maken. Expliciete instructie en op de leerling afgestemde feedback zijn hierbij essentieel, oftewel: de interactie tussen docent en leerling speelt een belangrijke rol.
LINK
Infosheet met twaalf handige tips voor studenten die beginnen met afstuderen.
DOCUMENT
Enthousiast begonnen Bibliotheek Oostland, DOK Delft, Bibliotheek AanZet, Probiblio en Hogeschool Utrecht in juni 2021 aan het Tel mee met Taal-experiment Gecijferdheid Telt Mee!. Aan het einde van dit experiment is het enthousiasme alleen maar toegenomen; gecijferdheid telt écht mee. Het doel van het experiment was tweeledig: inzicht krijgen in hoe gecijferdheid landelijk op de kaart gezet kan worden, én de doelgroep bereiken. In dit artikel beschrijven we het verloop van het project per projectpartner en bespreken we de waardevolle geleerde lessen.
MULTIFILE
Om de ambities te behalen zoals geformuleerd in de Sustainable Development Goals, is transdisciplinaire samenwerking nodig tussen overheden, bedrijfsleven, burgers en wetenschap. Dit vraagt om multi-stakeholderbenaderingen waarin leren van en met elkaar centraal staat. Dit onderzoeksvoorstel is een vertaalslag van bovenstaande ambitie zoals geformuleerd in samenwerking met hoger onderwijs partners in Bandung, Indonesië. Het Living Lab Upper Citarum biedt een context om onderzoek te doen binnen een bestaand Living Lab gekenmerkt door de multi-stakeholder setting en de complexiteit van duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen. Het onderzoek beoogt inzicht te verkrijgen in essentiële ‘21st century skills’ voor deelnemers met faciliterende rollen in een Living Lab. De onderzoeksstrategie wil een bijdrage leveren aan de duurzaamheidsagenda van Living Labs met het ontwerpen, het ervaren, reflecteren en documenteren van praktische interventies in de lokale context. De keuze voor werken op locatie is een eerste benadering in het creëren van een realistische leerervaring voor Living Lab facilitators met diverse achtergronden en valt daarmee te beschrijven als ‘learning by doing’. De algemene onderzoekvraag is als volgt geformuleerd: Which contemporary skills and capabilities are present and which need to be developed to establish a widely shared mind set for trans- or interdisciplinary strategies so that communities and institutions in a Living Lab configuration increase their performance? De onderzoeksstrategie krijgt vorm in een ‘21st century skills exploration’ die een experimentele leerruimte biedt aan medewerkers van diverse instituten en (overheids-)organisaties die actief zijn in het Living Lab om kennis te maken met de creatieve methodes voor publieke participatie. Dit vindt vooral plaats in interactie met lokale gemeenschappen met nadruk op creatieve methodes zoals een poetry route, participatory mapping en film. Na presentatie op locatie worden de resultaten gepresenteerd tijdens een mini-symposium in Bandung.
Hoe verschillen baby’s van elkaar in hun grof motorische ontwikkeling? En welke omgevingsfactoren, zoals opleidingsniveau van de moeder, kunnen deze variatie verklaren? Onderzoek hiernaar levert inzichten voor het onderwijs en kinderfysiotherapeuten.Doel Met dit GODIVA-project willen we antwoord vinden op de volgende vraag: Welke, longitudinaal gemeten (iedere 2 maanden), grof motorische ontwikkelingstrajecten van gezonde Nederlandse jonge kinderen zijn te onderscheiden? Hierbij kijken we naar snelheid en volgorde van ontwikkeling. Daarnaast onderzoeken we welke omgevingsfactoren deze variatie (deels) kunnen verklaren. We hebben drie doelstellingen: Voor de praktijk: een videomethode ontwikkelen voor het testen en volgen van de grof motorische ontwikkelingen bij baby’s. Voor de praktijk: meer inzicht krijgen in de natuurlijke variatie in de grof motorische ontwikkeling tussen baby's. Deze kennis moet de kinderfysiotherapeut in de praktijk ondersteunen bij het klinisch redeneren. Voor het onderwijs: een beelddatabank opzetten met filmbeelden die de variatie in motorische ontwikkeling van baby’s laten zien. Deze databank kan worden ingezet bij het opleiden van studenten (kinder-)fysiotherapie en het betrouwbaar leren afnemen van de AIMS. De Alberta Infant Motor Scale (AIMS) is een methode die de grof motorische ontwikkeling meet vanaf geboorte tot het onafhankelijke lopen van een kind. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 januari 2016 - 01 september 2021 Aanpak De home video methode is ontwikkeld en getest. Op de projectsite is het instructiemateriaal in het Nederlands en Engels te vinden. Met behulp van de videomethode is de grof motorische ontwikkeling van ruim 100 baby's uit heel Nederland een jaar lang gevolgd. Daarbij hebben ouders een aantal vragenlijsten ingevuld, onder andere over hun ideeën en overtuigingen over de motorische ontwikkeling. In 2020-2021 beschrijven we de resultaten van deze studie.
Het project in Touch heeft geleid tot veel kennisontwikkeling en -verspreiding. Er is een iPad cover ontwikkeld en in productie genomen. Ook is er kennis ontwikkeld over de effecten van het spelen van spelletjes op de iPad door mensen met dementie. Uit het onderzoek van Kenniscentrum Zorginnovatie is gebleken dat ouderen met dementie zelf aangeven dat het doen van spellen op de iPad hun zelfwaardering verhoogt, omdat ze een hoge score kunnen behalen, hun identiteit wordt versterkt doordat ze spellen spelen die ze vroeger ook deden, en omdat ze zich verbazen over de mooie beelden van het spel (Groenewoud et al. 2014). Een indeling maakt het gemakkelijker om vooraf een spel te kiezen dat goed aansluit bij de individuele wensen en behoeften van een persoon met dementie. De criteria voor indeling zijn niet eenduidig en zijn onderwerp van nadere precisering. Naar aanleiding van de ervaringen tijdens het In Touch onderzoek is er een indeling gekozen (Cordia,2014) die voor de context van belang is en die door nader onderzoek verfijnd kan worden. De Top-up biedt de mogelijkheid om vooral het element beoordeling en selectie van games voor mensen met dementie verder uit te werken. Hierdoor zal de toepassing in het onderwijs en praktijk vergemakkelijkt en vergroot worden. Het biedt bovendien de kans om het onderzoek wat door de UK-partner (Sheffield University) van In Touch is gedaan met dit vervolg te vergelijken en de samenwerking internationaal te versterken. Het doel van het project is het verder ontwikkelen van een instrument om een goede match tussen wensen, behoeften en mogelijkheden van mensen met dementie en eigenschappen van een spel te vergemakkelijken en de verwerking hiervan in handreikingen en een internationale conferentie. Belangrijk mijlpalen van het project zijn: een instrument dat getest kan worden in de praktijk (fase 1), Inhoudelijke en praktische kennis over wat wel en niet werkt in praktijk (fase 2), digitaal instrument bruikbaar voor onderwijs en praktijk waarvan de ervaringen gedissemineerd kunnen worden ism met Sheffield University.