Mensen die een hersenletsel hebben opgelopen gaan een herstelproces in dat langdurig is en meestal complex. De vaste mantelzorger vaak de partner, is intensief betrokken bij dit herstelproces. De cliënt met een niet-aangeboren hersenletsel (cliënt met Nah) en de mantelzorger ontmoeten als ‘cliëntkoppel’ de professional in ziekenhuizen, revalidatiecentra, op dagbesteding en in diverse andere instellingen en verbanden. Het cliëntkoppel maakt zijn entree in een (doorgaans) onbekende wereld, namelijk in de wereld van hulp en zorgvragen. Een goede communicatie tussen het cliëntkoppel en de professional kan helpen om het revalidatietraject en daarmee het herstel, te optimaliseren. Een van de kenmerken van een goede communicatie is het vraaggericht werken. Hierbij staat het helder krijgen van de wensen van het cliëntkoppel en eventueel het concreet maken daarvan centraal. De vraaggerichte communicatie wordt echter bemoeilijkt wanneer er sprake is van een niet-aangeboren hersenletsel. De problemen met taal, oriëntatie en geheugen, maar ook een gebrekkig inzicht in het eigen functioneren beperken de mogelijkheden van de communicatie. Dikwijls neemt dan de vaste mantelzorger de rol van de cliënt over. De mantelzorger ‘vertaalt’ de wensen en vragen van de cliënt. De mantelzorger is daarmee een volwaardige partner in de dialoog geworden. Welke patronen zijn te herkennen in deze zogenoemde trialoog? Welke vaardigheden zijn nodig om de communicatie optimaal mogelijk te maken? Hoe kan de communicatie met de professional helpen om het hersteltraject zelf richting te geven? En vooral: helpt dat om ook het eigen leven weer vorm en kwaliteit te geven? Het onderzoek ‘Goeie snap van elkaar’ probeert op bovenstaande vragen een antwoord te vinden. De schrijver van dit artikel is mantelzorger van haar partner met een hersenletsel. Onderstaande casus is het eigen materiaal en aanleiding voor dit onderzoek. Dit artikel gaat in op de uitspraken van de geïnterviewde cliëntkoppels over de vaardigheden van de professionals. Er worden aanbevelingen en adviezen gegeven om de samenwerking met de professionals te verbeteren.
Eindrapportage Doel van het project is om kennis te genereren om zorg en ondersteuning rond mensen met NAH te verbeteren. Het gaat hier in het bijzonder om de ondersteuning van familieleden als mantelzorgers en andere informele inzet, zoals van vrienden en buurtgenoten
Deze Wmo-wijzer biedt een handreiking voor professionals die werken met mensen die leven met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en hun naasten. Daarnaast is het een leidraad voor opleiders bij beroepsopleidingen om te zorgen dat studenten de noodzakelijke competenties verwerven. Het in deze publicatie geschetste ‘profiel’ is een uitwerking van de houding, kennis en vaardigheden die studenten zich eigen moeten maken. Hoewel dit profiel specifiek gericht is op mensen met NAH en dementie, en hun naasten, is het profile ook te gebruiken voor andere groepen mensen die langdurig aangewezen zijn op hulp van anderen.
De afgelopen jaren hebben we veel kennis opgedaan over de samenwerking met informele zorgers. In dit project willen we dit verder onderzoeken en vertalen naar de curricula van de opleidingen Sociaal Werk en Verpleegkunde. Doel We willen de kennis over informele zorg in de opleidingen Sociaal Werk en Verpleegkunde en in de beroepspraktijk versterken, met als doel om: Interprofessionele crossovers te versterken (Toekomstige) beroepskrachten beter toe te rusten om samen met informele zorgers adequate ondersteuning te bieden aan mensen met chronische ziektes of beperkingen Te voorkomen dat informele zorgers zelf in de problemen raken Beoogde resultaten Een werkgroep waar ontmoeting plaatsvindt tussen (toekomstig) sociaal werkers en verpleegkundigen, informele zorgers en docenten. Een profiel met generieke en (discipline en sector) specifieke competenties die van belang zijn in de professionele samenwerking met informele zorgers. Concrete verbeteringen van de curricula van de opleidingen Sociaal Werk en Verpleegkunde. Een leergang of e-learning module voor deskundigheidsbevordering van docenten. Looptijd 01 oktober 2021 - 01 juli 2022 Aanpak In eerdere projecten zijn er competentieprofielen ontwikkeld waarin beschreven werd welke competenties van belang zijn in de professionele samenwerking met informele zorgers in situaties waarin sprake is van dementie, niet aangeboren hersenletsel of een licht verstandelijke beperking. In dit onderzoek bekijken we welke competenties generiek zijn. En welke competenties specifiek gelden voor de sociaal werker of de verpleegkundige. Deze inzichten gebruiken we om (kennis over) informele zorg in de opleidingen Social Work en Verpleegkunde te verstevigen.
Bij afasie is spreken en begrijpen van taal lastig. Dat heeft grote gevolgen voor de participatie van de patiënt. In dit promotieonderzoek ontwikkelen we een meetinstrument gericht op communicatieve participatie van mensen met afasie.Doel Er zijn in Nederland geen bruikbare instrumenten om communicatieve participatie van mensen met afasie in kaart te brengen. Dit onderzoek heeft tot doel om zo'n instrument te ontwikkelen. We vertalen een itembank gericht op de communicatieve participatie bij mensen met afasie na niet aangeboren hersenletsel (NAH) en we ontwikkelen deze tot een betrouwbaar en valide meetinstrument. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afloop vind je hier de resultaten. Looptijd 01 september 2019 - 31 augustus 2023 Aanpak We vertalen de Communicative Participation Item Bank en ontwikkelen deze door. We gebruiken daarbij de methodologie van het internationale meetsysteem voor patiëntuitkomsten PROMIS. We maken de itembank afasievriendelijk op basis van criteria uit de literatuur. We onderzoeken alle klinimetrische meeteigenschappen volgens de COSMIN-methodologie.
Aanleiding: Voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel (door bijvoorbeeld een beroerte of dementie) is het opnieuw aanleren en uitvoeren van dagelijkse bewegingen, zoals lopen, complex. Dat deze bewegingsproblematiek vaak vergezeld gaat van cognitieve problematiek (zoals geheugenstoornissen) maakt het nog eens extra moeilijk. Therapeuten constateren dat de huidige, meestal verbale aanpak onvoldoende resultaat bij deze doelgroep oplevert. Bovendien moeten ze door de verwachte toename van het aantal cliënten en de kortere behandeltijd op zoek gaan naar betere oplossingen. Nieuwe wetenschappelijke inzichten geven aan dat impliciet (onbewust) motorisch leren juist voor deze cliënten een oplossing kan zijn. Doelstelling In dit RAAK-project onderzoekt het projectteam welke kennis therapeuten nodig hebben om de onbewuste motorische leerstrategieën 'analogieleren', 'foutloos leren' en 'observationeel leren' toe te passen. Ook kijken zij hoe therapeuten ondersteunende technologieën in kunnen zetten om het effectief en efficiënt aanleren en zelfstandig oefenen van het lopen bij cliënten na een beroerte mogelijk te maken. Het programma omvat verschillende onderzoeksmethoden (mixed methods), variërend van meer fundamenteel onderzoek in het bewegingslaboratorium tot kwalitatief onderzoek. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit onderzoek zijn onder andere: " leerboekje met voorbeelden en effecten voor zorgprofessionals en studenten fysiotherapie en ergotherapie; " modules voor onbewuste motorische leerstrategieën voor zorgprofessionals; " modules voor zorgprofessionals over inzet van innovatie technologieën; " workshops/leseenheden rondom (on)bewuste motorische leerstrategieën voor professionals en studenten (o.a. fysiotherapie en ergotherapie); " wetenschappelijke artikelen in een (inter)nationaal peer-reviewed tijdschrift.