In dit onderzoek staan de ervaringen van cliënten met jeugdhulp in de regio Haaglanden centraal. Daarbij is specifiek gevraagd naar tevredenheid, samenwerking, aansluiting op de hulpvraag en de alliantie cliënt-professional. De hoofdvraag luidt: "Wat zijn de ervaringen met jeugdhulp van ouders en jongeren die in 2019 en/of 2020 jeugdhulp ontvingen in de regio Haaglanden? In deze rapportage doen we verslag van het onderzoek. Achtereenvolgens bespreken we de opzet en vraagstelling en de resultaten. We ronden af met conclusies en aanbevelingen Met medewerking van Bianca Prins, Judith Zweers van de gemeente Leidschendam-Voorburg en studenten Pedagogiek van de HHs
MULTIFILE
Sinds de transitie van het jeugddomein in 2015 zijn we als gemeenten de verantwoordelijkheid aangegaan om alle kinderen, jongeren en gezinnen optimale ontwikkelingskansen te bieden. Wij hebben gewerkt aan nieuwe vormen van samenwerking tussen hulpverleners, onderwijsinstellingen en vrijwilligersorganisaties. Regionale samenwerking is hierin ook ontzettend belangrijk gebleken. We zijn aan de slag gegaan met nieuwe werkwijzen, samenwerkingsverbanden en een andere inzet van bestaande mogelijkheden. Dat was een fikse opgave en er is door alle betrokkenen veel inzet voor geleverd. Nu, ruim twee jaar na de transitie, wordt het resultaat van al die inzet steeds beter zichtbaar. We hebben ervaren welke werkwijzen samenwerkingsverbanden, functies en mogelijkheden goed werken
Professionals in het jongerenwerk en straathoekwerk willen graag bijdragen aan een positieve seksuele en relationele vorming van jongeren (10-24 jaar), op een manier die diversiteitsensitief is en aansluit bij hun (online) leefwereld. Laagdrempelige ondersteuning gericht op een positief zelfbeeld, relaties en ervaringen heeft namelijk een preventieve werking en is belangrijk om zware problematiek te voorkomen. Nog niet alle jeugdprofessionals blijken echter goed in staat om structureel aandacht te besteden aan seksuele en relationele vorming. Professionals ervaren schaamte rondom dit thema, hun persoonlijke normen- en waardenkader kan botsen met de opdracht om seks/relaties open bespreekbaar te maken, of beschikbare interventies sluiten onvoldoende aan bij de (online) leefwereld van hun doelgroep. Hiernaast blijken materialen en methodieken vaak gericht op risico’s en risicogroepen, terwijl een positieve benadering van seksuele en relationele vorming het welzijn en de gezondheid van alle jongeren bevordert. Binnen dit onderzoek slaan praktijkpartners in het jongeren- en straathoekwerk uit Amsterdam, Zaandam en Haarlem de handen ineen om samen met landelijke kennispartners en twee lectoraten strategieën te verkennen om op een positieve, bekrachtigende manier met jongeren te werken aan hun seksuele en relationele vorming. Door middel van ontwerpgericht onderzoek genereren we eest inzicht in hoe op dit moment aandacht wordt besteed aan seksuele vorming in het jongeren- en straathoekwerk, welke ondersteuningsbehoeften jongeren die gebruikmaken van deze voorzieningen hebben en welke behoefte aan deskundigheidsbevordering professionals hebben. Daarnaast inventariseren we ‘good practices’ en ontwikkelen we samen met praktijkprofessionals passende handvatten of instrumenten die hen zullen helpen om seks/relaties op een positieve, alledaagse manier te behandelen met jongeren. We beogen een principieel werkzaam instrumentarium te ontwikkelen waarmee de beroepspraktijk van het jongeren- en straathoekwerk breed kan worden versterkt. Met dit onderzoeksproject wordt een stap gezet naar het normaliseren van de aandacht voor seksualiteit en relaties in de preventieve, pedagogische ondersteuning van jongeren.
De transitie en transformatie in de Jeugdhulp gaat samen met de wens van gemeenten en rijksoverheid om kinderen die niet meer thuis kunnen wonen niet meer in (gesloten) residentiele voorzieningen maar zo veel mogelijk in pleeggezinnen en gezinsgerichte voorzieningen op te vangen. Als gevolg hiervan, neemt het aantal jeugdigen met complexe zorgvragen toe in gezinshuizen (in 2016 50% meer! bron: factsheet gezinshuizen). Onderzoek aan Hogeschool Leiden heeft de afgelopen jaren aangetoond dat in gezinshuizen een beter leefklimaat aanwezig is dan in residentiële voorzieningen en de gesloten jeugdhulp. Toch gaat plaatsing niet altijd goed, vaak vanwege complexe problemen van deze kinderen. Dan moeten ze weer naar een andere plek. Volgens recent onderzoek hebben kinderen in gezinshuizen gemiddeld al 3,6 plaatsingen achter de rug. Voor het kind en de hulpverlening is een overplaatsing een traumatische gebeurtenis zoals in de aangrijpende documentaire ‘Alicia’ was te zien (Zdoc november j.l.). Deze negatieve jeugdervaring komt bovenop eerdere negatieve jeugdervaringen in hun leven en heeft grote gevolgen voor hun latere ontwikkeling. Samen met een landelijk dekkend netwerk van ongeveer 400 gezinshuizen en overkoepelende (zorg)instellingen onderzoeken drie hogescholen (Leiden, Windesheim en CHE) en een universiteit (Tilburg) voor welke kinderen (achtergrond, problematiek) gezinshuizen een geschikte hulpverleningsvorm zijn en wat dit betekent voor zowel de organisatie van de hulpverlening als deskundigheid van gezinshuisouders. Dit leidt tot implicaties voor het werkveld, maar ook voor het hbo-onderwijs. Hierbij is er ook aandacht voor wat gezinshuisouders nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen en het vol te kunnen houden. Opbrengsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om een beloftevol transformatiedoel te realiseren: overplaatsingen voorkomen en een stabiele en duurzame plek voor kinderen die het niet getroffen hebben omdat ze niet meer thuis kunnen wonen.
In plaats van meer jeugdigen die gezonder en in welbevinden opgroeien, lijkt het resultaat juist tegenovergesteld: het gebruik van jeugdhulp stijgt door. IncluZie werkt aan kennis die bijdraagt aan het inclusief en gezond opgroeien in een complexe samenleving.