Vanuit recente inzichten uit de literatuur heeft SLO in samenwerking met leraren een aantal lesactiviteiten ontwikkeld waarin meertaligheid centraal staat. De eerste lesactiviteit is al gratis te downloaden. Eind januari vind je ze allemaal op het vakportaal Nederlands van SLO: nederlands.slo.nl.
Het onderzoek in dit proefschrift richt zich op de introductie van onderzoek in het curriculum van een pabo. Het doel was om een aantal theoretisch en empirisch onderbouwde design-principes te genereren die ten grondslag zouden moeten liggen aan een introductiecursus 'onderzoek' gericht op de ontwikkeling van onderzoekskennis en -vaardigheden, positieve opvattingen en en een positieve houding ten aanzien van onderzoek bij tweedejaars pabostudenten. Bij de opzet van het onderzoek is een ontwerpgerichte aanpak gebruikt. Er heeft een literatuurstudie plaatsgevonden met als doel design-principes te formuleren die in theorie een positieve invloed hebben op het leren van studenten over onderzoek. Deze principes zijn als uitgangspunt genomen om de introductiecursus te ontwikkelen. Deze cursus is twee keer uitgevoerd en onderzocht: in een pilotstudie en een tweede studie één (studie)jaar later. De centrale onderzoeksvraag van dit promotieonderzoek luidde als volgt: Welke design-principes van een introductiecursus in onderzoek in een pabocurriculum dragen bij aan de ontwikkeling van onderzoekskennis en -vaardigheden, positieve opvattingen en een positieve houding ten aanzien van onderzoek, en op welke manier dragen zij daaraan bij? Studentvragenlijsten, concept maps en groepsinterviews zijn gebruikt om de bijdrage van de introductiecursus aan de doelen (ontwikkeling van positieve opvattingen/houding, kennis en vaardigheden m.b.t. onderzoek) vast te kunnnen stellen. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het mogelijk is om in een pabo een introductiecursus 'onderzoek' te ontwikkelen waarin pabostudenten onderzoekskennis en -vaardigheden ontwikkelen, tezamen met positieve opvattingen en een positieve houding ten aanzien van onderzoek. De bevindingen van de studies in dit proefschrift geven aan dat het belangrijk is om onderzoek in het begin van de opleiding te introduceren. Er lijken twee 'karakteristieken' voor het slagen van een dergelijke cursus essentieel te zijn. Ten eerste is het van belang om zoveel mogelijk voorbeelden van onderzoek uit de onderwijspraktijk te gebruiken. Niet alleen voorbeelden van onderzoek door leraren, maar ook voorbeelden van hoe onderzoek en onderzoeksvaardigheden een plek hebben in de dagelijkse praktijk van de leraar (zoals bij het analyseren van leerlinggegevens of het construeren van een goede toets). Ten tweede noemden de studenten de 'onderzoeksmatige' opzet van de bijeenkomsten in de cursus als waardevol. Het stimuleren van het delen van voorkennis en concepties, daarover discussiëren en het 'moeten' onderbouwen van meningen en opvattingen droegen niet alleen bij aan de kennisontwikkeling, maar ook aan de ontwikkeling van een kritische houding en inzichten in de waarde en toepassingsmogelijkheden van onderzoek in de onderwijspraktijk. Docenten in lerarenopleidingen die zich bezighouden met onderzoeksactiviteiten zouden volgens de studenten niet alleen experts moeten zijn op het gebied van onderzoek, maar ook in staat moeten zijn om deze expertise door te vertalen naar een 'onderzoeksmatige' leeromgeving tijdens de cursusbijeenkomsten.
De new world of work -new WOW- heeft zich de afgelopen zomer geopend voor de deelnemers aan het International Facility Management Program (IFMP) 2011. Het programma, waarmee zeven samenwerkende opleidingen uit Duitsland, Finland, Nederland en Oostenrijk mede gestalte geven aan internationalisering, speelt zich grotendeels in de zomervakantie af en wordt daarom ook wel 'Summerschool' genoemd.
Door producten en diensten inclusief te ontwerpen kunnen deze beter bruikbaar worden voor een breed publiek of voor specifieke groepen mensen die het lastig vinden hiermee om te gaan. Ontwerpers kunnen daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan een inclusievere samenleving. Onderzoek naar inclusief ontwerpen heeft zich in het verleden vooral gericht op het begrijpen van de behoeften van eindgebruikers, maar recent is de nadruk meer komen te liggen op wat dit vraagt van ontwerpers. Zij ervaren uiteenlopende barrières in het gehele proces van opdrachtformulering tot ontwerp en implementatie. Daarom willen ze hun vermogen voor inclusief ontwerpen versterken, zodat ze beschikbare kennis, vaardigheden, houding, ontwerpprincipes, -tools, richtlijnen en voorbeelden ‘actionable’ kunnen maken in hun eigen ontwerppraktijk. Ontwerpopleidingen willen hun studenten deze competentie ook aanleren. In het project Active Inclusive Design (AID) gaan tien MKB-ontwerpbureaus met rijke uiteenlopende ervaring over inclusief ontwerpen samen met onderzoekers, docenten en co-ontwerpers in een learning community op zoek naar antwoorden op de volgende vraag: Hoe kan het vermogen tot inclusief ontwerpen van (toekomstige) ontwerpers in hun praktijk worden versterkt? Antwoorden op deze vraag worden gevonden door middel van actieonderzoek, waarbij verschillende acties door actieteams in de eigen ontwerp- en onderwijspraktijk worden uitgevoerd. De voorziene acties spitsen zich toe op het versterken van een inclusieve houding, toepassen van bestaande tools, richtlijnen en case-beschrijvingen, volwassenheid van inclusief ontwerpen bij opdrachtgevers en onderwijs over inclusief ontwerpen. De learning community voert regie over alle acties, zal regelmatig reflecteren op de processen die door de acties ontstaan en de opbrengsten daarvan, en zal voortbestaan en zich uitbreiden na afloop van het project. De resultaten van AID in de vorm van tools, werkwijzen, handreikingen en blauwdrukken worden beschikbaar gesteld aan de ontwerp- en onderwijspraktijk middels een website, presentaties en vakpublicaties. Een wetenschappelijke publicatie zal een bijdrage leveren aan theorievorming over ontwerpend vermogen.
Ambitie: Arnhem is een toekomstbestendige stad die duurzaam, groen, kansrijk en verbonden is. Gemeente en kennisinstellingen maken hier, in een circulaire economie, op een creatieve manier samen met maatschappelijke organisaties, ondernemers en burgers werk van: Arnhem maakt Het consortium van het CDKM-traject ‘Arnhem maakt’ bestaat uit de partners van Arnhem Studiestad: gemeente Arnhem en de kennisinstellingen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), ArtEZ, Hogeschool Van Hall Larenstein (HVHL) en Rijn IJssel. In 2019 had het consortium de ambitie om professionals op te leiden die het verschil maken bij belangrijke maatschappelijke vraagstukken. Dit heeft onder andere vorm gekregen in samenwerking in de Arnhemse wijken in bijvoorbeeld de labs en werkplaatsen van de HAN en Rijn IJssel en andere samenwerkingen op kleine schaal. Deze initiatieven brengen lerende (aankomend) professionals in contact met levensechte vragen en er wordt kennis ontwikkeld en gedeeld die voor het beantwoorden van die vragen van belang zijn. In 2023-2025 zetten we deze samenwerkingen voort, schalen op en verbinden over instellingen heen, zodat er meer studenten, docenten en onderzoekers samen leren en werken aan de vragen in de stad. De ervaringen en opbrengsten van de CDKM-projecten leren ons echter ook dat écht impact maken niet eenvoudig is: bestaande onderwijspraktijken, (machts)relaties, systemen werken soms belemmerend. Het implementeren van het samenwerken aan complexe maatschappelijke opgaven vraagt om een toekomstbestendige manier van kennisontwikkeling: multilevel, interdisciplinair en inclusief. Wij voelen als consortium de urgentie om onze krachten te bundelen voor het ontwikkelen van deze kennis en het implementeren ervan voor een sociaal, economisch en ecologisch toekomstbestendig Arnhem. Daarom ontwerpen en implementeren we in dit project een gezamenlijke kennisvisie die de samenwerking voor een toekomstbestendige stad verlegt en verankert. Het geeft een verandering van perspectief voor leren en samenwerken bij complexe maatschappelijk opgaven in en voor Arnhem.
Het project BLIP heeft een methodiek opgeleverd (WISH) die is ontwikkeld voor en haar bruikbaarheid heeft bewezen in het middelbaar beroepsonderwijs (zie http://www.han.nl/onderzoek/werkveld/projecten/blip/). In het project is de methode ook overgedragen aan leraren in opleiding zodat zij deze ook in hun onderwijspraktijk in het middelbaar beroepsonderwijs kunnen gebruiken. De lerarenopleiders van de HAN stelden daarna ook de vraag of de WISH methode ook niet bruikbaar zou zijn voor hun eigen studenten in het kader van voorbereiding op de stage. De methode, zo is de veronderstelling, zou dus breder gebruikt kunnen worden. We zijn voornemens de methode ook als stagevoorbereiding aan te bieden aan de lerarenopleidingen. In eerste instantie aan de faculteit educatie binnen de HAN. Als lijkt dat dit goed werkt dan verbreden we dit ook naar de andere lerarenopleidingen. Gedacht wordt aan studenten die stage lopen bij opleidingsscholen in het po en vo. Voor dat dit mogelijk is moet de methode echter wel aan de hbo context worden aangepast. Naast de inzet van de WISH methode voor mbo studenten kunnen we op deze wijze de WISH methode ook bruikbaar maken voor hbo studenten.