In het Groningse aardbevingsgebied moeten de komende jaren volgens de contourenschets van de Nationaal Coördinator Groningen tussen de 35.000 en 100.000 woningen worden versterkt. Er is geen regio in Nederland waar ineens, op zo?n korte termijn en in zo?n grote omvang, de noodzaak van grootschalig aardbevingsbestendig bouwen is ontstaan. De Groningse mkb-bouwbedrijven werken samen om via bedrijfsinterne verbeteringen deze opdracht te realiseren. De praktijkvragen van de betrokken bouwbedrijven zijn: " Hoe kan ik mijn bedrijfscapaciteit optimaal managen, gezien de kansen rondom aardbevingsbestendig bouwen, maar zodanig dat de orderportefeuille en het personeelsbestand in balans zijn? " Hoe richt ik mijn bedrijfsprocessen zodanig op de verwachte groei in, dat de werkzaamheden binnen acceptabele doorlooptijden en naar tevredenheid van bewoners en opdrachtgevers duurzaam kunnen worden uitgevoerd? De kern van het consortium bestaat uit 10 mkb-bouwbedrijven, Bouwend Nederland regio Noord en de Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat Flexicurity is penvoerder, daarnaast is het lectoraat Arbeidsorganisatie en ?productiviteit en het lectoraat Ruimtelijke Transformaties betrokken. Vanuit het onderwijs participeren de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek en EPI-kenniscentrum. EPI-kenniscentrum is een samenwerkingsverband van de Hanzehogeschool Groningen, Alfa College en Rijksuniversiteit Groningen ? en andere publieke en private partners. Het bundelt onderwijs en scholing op het terrein van aardbevingsbestendig bouwen voor de regio. Het doel van het consortium is om: " Kennis te ontwikkelen over capaciteitsmanagement en slim organiseren (binnen en tussen bedrijven) van het aardbevingsbestendig bouwproces, en de (arbeids)marktwerking daaromheen. " Deze kennis en inzichten te vertalen in voor het mkb bruikbare producten zoals tools, startcondities en randvoorwaarden (Handboek capaciteitsmanagement- en procesverbetering voor mkb-bouwbedrijven). " De verworven praktijkkennis om te zetten in onderwijsproducten zoals een nieuwe minor in het HG bouwonderwijs en innovatie van onderwijs en scholing via EPI-kenniscentrum. " Te komen tot een structurele en intensieve samenwerking tussen mkb-bouwbedrijven, onderwijs en praktijkgericht onderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen (en andere onderwijsinstellingen).
De komst van integrale geboortezorg, met als doel het bieden van kwalitatief goede, continue zorg waarbij de cliënt centraal staat, heeft in verschillende regio’s in Nederland geleid tot initiatieven om de geboortezorg binnen netwerkzorg op een andere, innovatieve wijze vorm te geven. Een van die innovatieve ontwikkelingen is de pilot ‘Antenataal CTG in de eerste lijn’, uitgevoerd in drie regio’s. Een cardiotocogram (CTG) is een registratie van de foetale harttonen om de conditie van de foetus tijdens de zwangerschap te bewaken. Het CTG vindt binnen de reguliere zorg in het ziekenhuis plaats. Dankzij technologische ontwikkelingen is de apparatuur nu ook mobiel beschikbaar, wat het maken van een CTG op de verloskundigenpraktijk of thuis bij de cliënt mogelijk maakt. Dit creëert kansen voor versterking van de dienstverlening en de marktpositie van verloskundigenpraktijken. Verloskundigen uit de praktijken die deelnemen aan de pilots geven aan behoefte te hebben aan een gedegen evaluatie van de pilots, zodat deze innovatie kan worden geoptimaliseerd en handvatten kunnen worden geboden op het gebied van organisatie, logistiek en financiën. De vraag vanuit de praktijk heeft geleid tot de volgende hoofdvraag: Onder welke voorwaarden kan het antenatale CTG in de eerste lijn worden uitgevoerd als onderdeel van kwalitatief goede en doelmatige zorg dichtbij cliënten? Het onderzoeksproject is onderverdeeld in een drietal werkpakketten 1) De pilots evalueren met kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodes 2) Het vaststellen van voorwaarden en afspraken rondom het antenataal CTG 3) Het opstellen van een kostenanalyse en businessplan. De drie onderdelen worden samengevat in een handboek wat in samenwerking met de branchevereniging (KNOV) beschikbaar wordt gesteld aan verloskundigenpraktijken, zodat ook zij deze vorm van zorg kunnen gaan aanbieden. Het antenatale CTG in de verloskundigenpraktijk is een innovatie die bijdraagt aan continue praktijk- en kennisontwikkeling en het onderzoek hiernaar is een kans voor praktijkgericht onderzoek van Hogeschool InHolland.
Om maatschappelijke verandering zoals duurzaamheid en circulariteit te realiseren is vaak samenwerking en innovatie tussen ketenpartijen nodig. Om dat te bewerkstelligen wordt Collaborative Sustainable Business modelling (CSBMing) ingezet. De deelnemers aan deze participatieve processen, “grenswerkers”, vertegenwoordigen in het proces de belangen en waarden van hun moederorganisatie (of specifieke business unit), en in hun moederorganisaties staan zij model voor het keteninitiatief. Het succes van het initiatief hangt van hen af. Maar deze rol brengt ook spanningen met zich mee die te maken hebben met tegenstrijdige belangen, macht, snelheden en prioriteiten. We weten nog erg weinig van de spanningen die rond collaboratieve business modellen voorkomen en hoe je daar adequaat mee om kunt gaan. Sommige spanningen worden veroorzaakt door moeilijke keuzes (bijvoorbeeld het opzetten van een joint venture) en andere door paradoxen (bijvoorbeeld belang van de deelnemende organisaties versus belang van de samenwerking). Bij paradoxen werkt kiezen juist averechts. Een changemaker die verschillende complexe ketensamenwerkingen in de high-tech sector ondersteunt in het realiseren van transitie naar meer duurzaamheid, is ImpactX. ImpactX ziet dat gebrek aan ondersteuning in het herkennen, erkennen en omgaan met spanningen het realiseren van de benodigde ketenverandering bedreigt. In dit project richten we ons op de diagnose van het praktijkprobleem: het in kaart brengen van spanningen in de context van Collaborative Sustainable Business Modelling. Dit doen we door expertconsultatie en semi-gestructureerde interviews met verschillende grenswerkers en andere belanghebbenden rond drie concrete ketenprojecten. Vervolgonderzoek is gericht op het ontwikkelen van methodieken die actoren helpen om de spanningen te herkennen en er effectief mee om te gaan.
Onderzoek naar de bruikbaarheid van het TIP Framework voor innovatiecases In de Kennis en Innovatie Agenda 2020-2023 (KIA) is in een zestal thema’s de innovatiekracht van de topsectoren gekoppeld aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. In het KIA thema Maatschappelijk verdienvermogen zijn onderwerpen m.b.t. het verdienvermogen van Nederland opgenomen. Een belangrijk onderwerp in het thema Maatschappelijk Verdienvermogen is de vraag: hoe kan innovatie versneld worden om de in KIA gestelde tijdshorizon daadwerkelijk te realiseren? Om dit te realiseren zijn sleutelmethodologieën of Key Enabling Methodologies als essentieel beoordeeld. Sedert enige jaren wordt er binnen bij Saxion Hogeschool en haar partners nagedacht over en gewerkt aan het vraagstuk: Hoe innoveer je? Bedrijven hebben behoefte aan een innovatie methode die houvast biedt voor de realisatie in de dagelijkse praktijk. Een antwoord op deze behoefte is het TIP Framework (Technology Innovation Processes). Het TIP Framework is ontwikkeld om ondernemers/bedrijven te ondersteunen bij het “systematisch” innoveren. Het is geen beschouwende methodiek, maar het TIP Framework biedt ondersteuning bij het innoveren in de praktijk op het juiste moment, van de juiste activiteiten en op de juiste manier. Het is een verzameling van evidence based methoden en praktijktools die zorgvuldig zijn samengesteld tot een geïntegreerd geheel. In dit onderzoeksproject willen we het TIP Framework testen op innovatiecases binnen de bedrijven van het netwerk en onderzoek doen naar de bruikbaarheid van het TIP Framework in de praktijk. Hiertoe is er een onderzoeksomgeving opgezet die bestaat uit een rijke verzameling van relevante bedrijfsopdrachten uit verschillende branches. Het opgebouwde netwerk dat het onderzoek uitvoert bestaat uit de Innovatieve bedrijven, Saxion (docenten, onderzoekers en studenten) en Novel-T (kennis van innovatietrajecten). Het resultaat van het onderzoekstraject is een rapport met bevindingen van de praktijkervaringen, en aanbevelingen voor verbetering van het TIP framework.
Vilans (Kennisinstituut Langdurende Zorg) en LKCA (Landelijk Kenniscentrum Cultuur Educatie) komen in de praktijk van hun werk vragen tegen over de verhouding tussen onderzoek en praktijk. Om complexe vraagstukken het hoofd te bieden blijkt het in hun onderzoek van belang om te voorkomen dat nuance, diversiteit, meerstemmigheid en samenhang verloren gaan. Beide instituten zijn daarom op zoek naar manieren van praktijkgericht onderzoeken die de rijkheid van complexiteit ervaarbaar maken én kunnen aanzetten tot gezamenlijk handelen. Het verbinden van onderzoek en praktijk vereist een andere methodologie waarin de productie van kennis niet langer vooraf gaat aan handelen maar waarin onderzoekend handelen tegelijkertijd, kennis, verandering, leren en tastbare producten oplevert. In de samenwerking met HKU en de Hogeschool Utrecht zijn aanzetten gedaan voor een nieuwe manier van onderzoeken, namelijk door experimenteren met muzisch elementen. Het bleek mogelijk muzisch werken te vervlechten tot een vorm van muzisch onderzoek. Dit is onderzoek waarin makerschap centraal staat zoals dat wordt beoefend in de kunsten. Principes die makers hanteren zoals het afwisselen van maken, uitproberen en evalueren, blijken heel geschikt in de aanpak van complexe vraagstukken. Het ‘werk’ dat het resultaat is van het makerschap (de opvoering, de tekening, het beeld, de muziek) kan mensen in beweging zetten. Dat maakt het werken met muzisch onderzoek in potentie een waardevolle aanvulling op reguliere vormen van onderzoek. In deze KIEM aanvraag gaan we samen drie dingen ontwikkelen: 1- Een visie op praktijkgericht onderzoek waarin door het benutten van muzische elementen het onderzoek sterker doorwerkt naar de praktijk 2- Een procesaanpak om deze vorm van onderzoeken in te vlechten in concrete projecten en trajecten 3- Concreet en overdraagbaar handelingsrepertoire en instrumentarium dat het repertoire van betrokken professionals kan verrijken in de directe praktijk