Samenwerking tussen docenten en onderzoekers binnen hogescholen bij het lezen en beoordelen van wetenschappelijke artikelen in een systematische review, biedt kansen voor zowel onderzoek als onderwijs. Het vergroot zowel de onderzoekscapaciteit als de competentie van docenten om wetenschappelijke literatuur te lezen en op waarde te beoordelen. Docenten en onderzoekers slaan hiermee een brug tussen onderzoek en onderwijs. Dit artikel gaat over een project waarin docenten en onderzoekers van de Hogeschool Utrecht gezamenlijk een systematische review van literatuur uitvoerden. We beschrijven hun ervaringen en de bijdrage die het leverde aan onderzoek en onderwijs.
LINK
Ervaringsdeskundigen (ED’s) zijn nadrukkelijk bij de opzet en uitvoering van het SPRINT-project (zie blz. 16-27) betrokken, onder andere als gespreksleider tijdens de focusgroepen. Met hen is teruggekeken hoe zij hun inzet hebben ervaren, wat zij de eventuele meerwaarde voor het project vinden en wat de impact op hun eigen ontwikkeling was. Ook de onderzoeker blikt terug.
DOCUMENT
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
DOCUMENT
Binnen het hoger onderwijs wint interne kennisdeling aan belang als manier om de kwaliteit van onderzoek, onderwijs en maatschappelijke impact te vergroten. Nu er steeds vaker in teams wordt samengewerkt, spelen onderzoekers daarin een sleutelrol. Tegelijkertijd is nog weinig bekend over welke factoren kennisdeling binnen deze teams stimuleren of juist belemmeren. Deze studie verkent dit vraagstuk vanuit het perspectief van onderzoekers, op basis van kwalitatief onderzoek. Veertien onderzoekers uit zes kleine teams binnen hetzelfde instituut zijn geïnterviewd waarbij ook de werkomgeving tevoren in kaart werd gebracht. De bevindingen zijn geanalyseerd aan de hand van het STAR-model, dat bestaat uit de elementen strategie, structuur, proces, beloningen en mensen. Dit model biedt houvast om verschillende factoren op een systematische manier in kaart te brengen. Voor elk element zijn bevorderende en belemmerende factoren geïdentificeerd. Het element ‘mensen’ blijkt een centrale rol te spelen in de bereidheid om kennis te delen, waarbij vertrouwen en veiligheid als essentiële voorwaarden naar voren komen. Daarnaast blijkt dat stimulerende factoren binnen het ene element vaak samenhangen met factoren in andere elementen. Zo gaat een veilige en vertrouwde omgeving vaak gepaard met een horizontale structuur, waarin ruimte is voor gelijkwaardige samenwerking. Deze inzichten bieden concrete handvatten om op teamniveau strategieën te ontwikkelen die kennisdeling binnen onderzoeksgroepen versterken.
DOCUMENT
Steeds vaker werken onderzoekers in onderzoeksprojecten in het welzijns- en zorg domein samen met co-onderzoekers, mensen uit de onderzochte doelgroep. Ook bij verschillende hogescholen wordt ervaring opgedaan met het samenwerken met co-onderzoekers. In de literatuur wordt ook wel gesproken over peer onderzoekers, patiënt onderzoekers of ervaringsdeskundige onderzoekers, maar omdat in welzijn de term patiënt of ervaringsdeskundige minder herkend wordt en minder van toepassing is, gebruiken we in dit artikel de neutralere term co-onderzoeker. In dit artikel wordt de samenwerking met co-onderzoekers uitvoerig besproken en gaan wij in op drie praktijkvoorbeelden van collega’s en onszelf. We verkennen onder meer hoe het vormgeven van participatie verloopt, de vraag wanneer iemand een co-onderzoeker is en hoe hij/zij kan worden gefaciliteerd, dit alles met als doel de betekenis van deze vernieuwde inzet te verhelderen. Met dit artikel willen wij een aantal geleerde lessen delen en bijdragen aan het discours over nut van, randvoorwaarden voor en beperkingen aan de inzet van co-onderzoekers. Dit zal resulteren in een aantal tips en aanwijzingen voor onderzoekers die een samenwerking met co-onderzoekers ambiëren
DOCUMENT
In 2015 startte bij Stoas Wageningen Vilentum Hogeschool het lectoraat Boundary crossing praktijken van opleiders en onderzoekers, het lectoraat gaat over de samenwerking tussen opleiders en onderzoekers rond praktijkvraagstukken. Dit artikel gaat in op vragen als: Hoe doen ze dat, wat vraag dit van hen en welke opbrengsten heeft hun samenwerking? En vooral hoe kunnen we die samenwerking versterken?
DOCUMENT
De zoektocht naar de leefomgeving van de Surinaamse sidderalen is niet makkelijk. Dat beaamt Devika Narain, wildlife onderzoeker bij de Van Larenstein University of Applied Science in Nederland. Samen met onderzoekers en studenten van de Anton de Kom Universiteit is zij een onderzoek gestart naar sidderalen in Suriname.
LINK
In de geestelijke gezondheidszorg wordt in toenemende mate wetenschappelijk onderzoek gedaan, vooral in het kader van opleidingen. Er is onbekendheid met de regelgeving en ethiek bij beginnend onderzoekers. Zorgvuldige overwegingen - conform de richtlijnen voor good clinical practice (gcp) en medisch-ethische toetsing, worden daardoor lang niet altijd gemaakt. DOEL Beschrijven van praktische handvatten en stimuleren van het medisch-ethische denken bij patiëntgebonden onderzoek in de geestelijke gezondheidszorg. METHODE In dit artikel wordt een op de praktijkbehoefte gebaseerd overzicht van praktische handvatten en ethische overwegingen gegeven. RESULTATEN Dit artikel benadrukt dat onderzoekers reeds vóór de start van het onderzoek belangrijke afwegingen dienen te maken. Instructies daarvoor en richtlijnen voor medisch-ethische toetsing zijn te vinden in: het richtsnoer voor good clinical practice, het stroomschema van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (ccmo) met de bijbehorende e-learningmodule en in de basiscursus ‘Regelgeving en organisatie voor klinisch onderzoekers’(brok). Praktische tips, geïllustreerd met voorbeelden, schetsen een kader om het medisch-ethisch denken te stimuleren. Tot slot is het van belang om de organisatorische inbedding van onderzoek in het kader van opleidingen te verbeteren. CONCLUSIE Basisinformatie over gcp en medisch-ethische toetsing bij patiëntgebonden onderzoek is via diverse kanalen beschikbaar. De uitdaging zit vooral in de inbedding van gcp in patiëntgebonden onderzoek door beginnend onderzoekers in de ggz.
DOCUMENT
Boekje uitgegeven ter gelegenheid van de afronding van lectoraat Grenspraktijken van opleiders en onderzoekers bij Aeres Hogeschool Wageningen op 26 juni 2025.Dit boekje gaat vooral over de dynamiek en interactie in intensieve gezamenlijke grenspraktijken. Het geeft een beeld van inzichten die ruim tien jaar lectoraat hebben opgeleverd. In de vele bijdragen in tekstkaders vertellen collega’s hoe de samenwerking in en met het lectoraat voor hen doorwerkt. Hiermee is dit boekje dus zelf ook weer in Grenspraktijken tot stand gekomen. Hopelijk is het een aanzet en inspiratiebron om te houden voor grenswerk en om dat verder te versterken.In de volgende hoofdstukken wordt aangegeven hoe het lectoraat is ontstaan en hoe het conceptueel kader zich heeft ontwikkeld (hoofdstuk 1). Daarna een beschrijving van de opbrengsten van de huidige drie werklijnen van het lectoraat: - opleiden en professionaliseren van onderzoekende educatieve professionals (hoofdstuk 2); - samen onderzoekend werken in het mbo (hoofdstuk 3); - de eigen aard van praktijk(gericht)onderzoek (hoofdstuk 4, 5 en 6).Waar de eerstgenoemde werklijn AHW als context heeft, heeft de tweede vooral betrekking op het mbo. De derde werklijn richt zich breder op de vraag naar de eigen aard van praktijk(gericht)onderzoek en komt in drie hoofdstukken aan bod. Die gaan achtereenvolgens over onderzoekssamenwerkingen, kwaliteitsdilemma’s in praktijk(gericht)onderzoek, en creativiteit in onderzoek.
DOCUMENT