Tussen april 2017 en februari 2018 onderzochten hogeschool Utrecht en hogeschool Windesheim/Flevoland 20 ambitieuze sociale ondernemingen op succesfactoren en belemmerende factoren voor verdere groei in impact op arbeidsparticipatie. Meer informatie over het project: https://www.hu.nl/onderzoek/projecten/opschalen-van-sociale-ondernemingen-groei-in-impact en https://www.impactgroei.nl/
DOCUMENT
Dit beknopte onderzoeksverslag presenteert de belangrijkste resultaten van het tweejarig onderzoeksproject naar de kansen en uitdagingen voor het opschalen van sociale ondernemingen gericht op arbeidsparticipatie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In de afgelopen jaren is het aantal sociale ondernemingen wereldwijd sterk gegroeid. Sociale ondernemingen zoeken naar nieuwe economisch duurzame manieren om structurele maatschappelijke problemen aan te pakken die vaak buiten de directe aandacht en doelstellingen van de publieke en private sector vallen. Sociale ondernemingen zijn in de eerste plaats missiegedreven, waarbij winst geen doel op zich is maar een middel om sociale impact te creëren met betrekking tot een specifiek maatschappelijk probleem. De aanleiding voor dit onderzoek vormde het feit dat veel sociale ondernemingen, ondanks hun groeiambities, er nog onvoldoende in slagen om wat betreft hun maatschappelijke impact het lokale niveau te overstijgen. Het effectief realiseren van meervoudige waarde —sociaal en economisch— is niet eenvoudig. Zo hebben sociale ondernemingen over het algemeen te maken met een grotere verscheidenheid aan belanghebbenden, waardoor de activiteiten niet altijd even consistent zijn en doelstellingen soms zelfs met elkaar in strijd lijken.
DOCUMENT
Organisatiecoaches manifesteren zich op de markt voor organisatieverandering. Regelmatig verschijnen in vaktijdschriften publicaties over organisatiecoaching. Vakorganisaties ontwikkelen een apart register voor begeleiders van organisaties. Ook zijn er verschillende opleidingen op het gebied van organisatiecoaching, meestal op post-bachelorniveau, en dus ook een op masterniveau. Ik beschrijf organisatiecoaching in dit hoofdstuk als uitdaging voor coaches. Organisatiecoaching is dan te zien als een professionele activiteit van iemand die een specifieke rol inneemt bij organisatieverandering: een rol die niet meer zozeer alleen tussen coaching en advisering in te positioneren is. Binnen de master Organisatiecoaching wordt het innemen van een rol als organisatiecoach gezien in een gebied tussen maar liefst vier verschillende rollen in: tussen een rol als coach, bedrijfsopleider, expertadviseur en verandermanager. Coachen op organisatieniveau vraagt om het vormgeven van drie activiteiten die steeds in een wisselende mate voorkomen: 1. Adviseren over organisatievraagstukken die een ontwikkelkarakter hebben. 2. Ontwerpen van een leerarchitectuur die het mogelijk maakt om zowel aan individuele als aan collectieve leerprocessen te werken. 3. Begeleiden van dat leerproces op zo’n manier dat ze zelfsturing in zowel het werk als bij het leerproces stimuleren. Organisatiecoaching kan een uitdaging vormen voor coaches die hun impact willen vergroten. Het vraagt van coaches de bereidheid om de complexiteit van organisaties binnen te treden en daarbij de grenzen van de oorspronkelijke professie op te rekken.
MULTIFILE
Het Haags Manifest Gelijke stagekansen is opgesteld om regionaal de krachten verder te bundelen en te verstevigen, voor het doorontwikkelen, opschalen, uitbreiden en duurzaam inrichten van ingezette initiatieven tegen stagediscriminatie. Dit manifest draagt bij aan de uitvoering van het landelijk ‘Manifest tegen stagediscriminatie hoger onderwijs’¹ en het ‘Stagepact mbo 2023-2027’².
DOCUMENT
Samen wonen, samen leven is het resultaat van een unieke samenwerking tussen BeBright, Rabobank, Hogeschool Utrecht en het Kenniscentrum Sociale Innovatie. Met steun van alle partijen en het ministerie VWS is onderzocht welke praktische inzichten naar voren komen na onderzoek van een selectie van succesvolle woonzorggemeenschappen. Wat kunnen geïnteresseerde partijen zich ter harte nemen wanneer zij een vitale, inclusieve en vooral duurzame woonzorggemeenschap willen initiëren? Voor ontwikkelaars, zorginstellingen, woningcorporaties, gemeentes, vrijwilligersorganisaties, burgers, bewoners en andere geïnteresseerden biedt dit boek een schat aan inzicht en wenken voor versnelling en opschalen. Voor iedereen die een zorgzame samenleving dichterbij wil brengen.
DOCUMENT
Nederland moet innoveren. Technologisch, bestuurlijk, mentaal. Concurrentievermogen, echnologisch bijblijven zijn aanduidingen die in dit kader vaak worden gebruikt. Diverse commissies en organisaties, waaronder het innovatieplatform en Syntens, zijn inmiddels in het leven geroepen om het tempo van de technologische innovatie in Nederland omhoog te krijgen. Maar de vraag is of die werkelijk erop inspelen dat succesvolle toepassing en ontwikkeling van nieuwe technologieën van onderop komen (“bottom up”). Topdown beleidskaders bij zowel ICT als bestuurlijke als mentale innovatie hebben alleen een rol bij het verder opschalen van innovatieve successen, niet bij richting geven en realiseren. De bestuurlijke inrichting van Nederland moet op dit gegeven op korte termijn tegen het licht worden gehouden.
DOCUMENT
De partners in stadslab Narcis werken al enkele jaren samen aan oplossingen voor mismatches tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in een stedelijke regio in Nederland. Ze willen hun ervaringen en werkwijze heel graag van waarde laten zijn voor andere spelers op de arbeidsmarkt. In de pogingen om hun kennis te delen en met nieuwe partners hun werkwijze verder te brengen, stuiten ze op weerstand. Zelfs met een opdracht van verantwoordelijk bestuurders als stok achter de deur, loopt uitbreiding van de samenwerking regelmatig moeizaam. Door intervisie komt het stadslab tot het inzicht dat ze nieuwe partners overdonderen. Om dit te voorkomen is het belangrijk in het stadslab met iedere partner bij het begin te beginnen: samen een probleemverkenning doen, samen benoemen wat mogelijk oplossingen zijn. Pas dan wordt duidelijk of de aanpak van het stadslab van waarde is voor nieuwe partners.
DOCUMENT
De wens om voedselconsumptie uit de korte keten op te schalen is alomtegenwoordig bij publieke organisaties. Daarmee bedoelen ze dat cateringgasten en burgers een hoger percentage voedsel uit de eigen regio of provincie eten. Dit zouden duurzamere en gezondere producten zijn dan die uit lange ketens en ook logistiek duurzamer zijn. In de praktijk blijkt echter dat veel lokale producten niet duurzamer of gezonder zijn en de logistieke meerprijs en extra administratieve kosten van inkopen uit de korte keten het simpelweg te duur maken om veel meer dan enkele specifieke producten uit de korte keten te halen. Opschalen is daardoor lastig. In het project ‘Ontketen de korte keten voor catering’ (HvA, 2021) wordt onderzocht of en hoe logistiek en transacties efficiënter georganiseerd kunnen worden – bijvoorbeeld door samenwerking in en tussen ketens – om de kosten omlaag te brengen en opschaling van korte ketens mogelijk te maken. Uit een analyse van het Integraal Logistiek Concept van de betrokken partijen in de cateringketen, wordt duidelijk waardoor dit lastiger te realiseren dan soms wordt verondersteld. Er is meer aan de hand dan het oplossen van een probleem van logistieke inefficiëntie. Partijen hebben verschillende doelen en belangen waardoor zij verschillende vereisten hebben aan hun logistieke processen. Bovendien wil iedere ketenpartij regie behouden. Korte keten leveranciers en producenten die uit de niche weten te stappen, danken hun succes aan efficiëntie en schaal waarbij ze een hoge mate van controle over de keten hebben. Hierdoor hebben zij veel meer weg van een grootschalige landbouw of reguliere groothandel dan van het ideaalplaatje: een kleinschalige, natuur inclusieve boerderij met verschillende landbouwactiviteiten. Hierdoor botsen oplossingen die de logistieke efficiëntie vergroten met de kern van waar het voor publieke organisaties in de korte keten om gaat. Tijd dus om op een andere manier oplossingen te zoeken.
MULTIFILE
In het middelbaar beroepsonderwijs worden hybride leeromgevingen, waarin de contexten van school en werk worden geïntegreerd, gezien als een veelbelovende manier om onderwijs en praktijk beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is weinig bekend over het duurzaam ontwerpen van deze integratieve leeromgevingen binnen een mbo-instelling als geheel, waarbij het gaat om leeromgevingen van verschillende sectoren. In deze meervoudige, tweejarige case study zijn 45 integratieve leeromgevingen op de grens van school en werk, verspreid over zes sectoren binnen één onderwijsinstelling in kaart gebracht. Deze leeromgevingen zijn in focusgroepen geanalyseerd op 1) waar zij zich bevinden op de dimensie school-werk, 2) de ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal, temporeel, instrumenteel en ruimtelijk, en 3) bevorderende en belemmerende factoren bij het ontwerpen en uitvoeren van integratieve leeromgevingen. Dit onderzoek geeft inzicht in hoe deze leeromgevingen zijn ontworpen en welke factoren daarbij van belang zijn. Integratief samenwerken met het werkveld blijkt in alle sectoren mogelijk. De ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal en ruimtelijk worden vaker als integratief ervaren dan het ontwerpkenmerk temporeel. Vanuit het temporele perspectief blijken vooral kaders van school leidend en komen daarmee naar voren als een belangrijke factor in het succesvol opschalen en verduurzamen van leeromgevingen.
MULTIFILE
Binnen de (fashion)retail zijn de laatste jaren veel nieuwe technologieën beschikbaar*. Veruit de meeste technologieën die bedoeld zijn voor de retail, lijken in het leven te zijn geroepen om het winkelen voor de consument leuker of efficiënter te maken. De slimme spiegel speelt duidelijk in op tijdsbesparing en gemak voor de consument. Geen verkeerde ontwikkeling, aangezien de fysieke winkel een zware periode doormaakt. Maar in hoeverre is een slimme spiegel nou echt een uitkomst voor de fysieke winkel?
LINK