Het programma “Pinot Gris” helpt medewerkers van 55 jaar en ouder om bewust om te gaan met het resterende deel van hun loopbaan. De gedachte is dat oudere medewerkers die zich beter bewust zijn van hun kwaliteiten en drijfveren en op basis daarvan beslissingen nemen over hun loopbaan, productiever en gemotiveerder blijven. Het programma is opgezet en uitgevoerd binnen Hogeschool Inholland en heeft inmiddels drie maal plaatsgevonden. Dit artikel doet verslag van een evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van het programma.
De nieuwe herindelingsgemeente Midden-Groningen wil leefbaarheids- en welzijnsproblemen binnen dorpen, buurten en wijken stevig aanpakken. Vergeleken met elders in Nederland heerst er onder de inwoners van de gemeente gemiddeld meer armoede en werkloosheid en is er sprake van een lagere levensverwachting en minder kansen. Ook valt er aan de woonomgeving vaak veel te verbeteren (1, 2). Vanuit het Strategisch kader voor het lokaal programma van het Nationaal Programma Groningen (1) heeft de gemeente zich onder andere als doel gesteld om in de verschillende dorpen en wijken gebiedsgericht aan de slag te gaan. Dit geldt zo ook voor Noorderpark: een woonwijk in het noorden van Hoogezand-Sappemeer met ca. 3400 inwoners waar verschillende ruimtelijke en sociaaleconomische problemen in de leefomgeving samenkomen. De gemeente gaat in deze wijk de komende jaren stapsgewijs aan de slag met sociaal ruimtelijke wijkvernieuwing. Het lectoraat Leefomgeving in Transitie (LiT) doet onderzoek naar de relatie tussen mens en veranderende leefomgeving en is vanuit het Kenniscentrum NoorderRuimte van de Hanzehogeschool Groningen bij de wijkvernieuwing betrokken. Dit om van binnen meer inzicht te genereren wat speelt en leeft in de wijk en om inwoners en hun wensen en ideeën op proces en inhoud beter te kunnen betrekken in de planvorming. Onder de paraplu van meerjarig Participatief Actie Onderzoek vindt samen met inwoners op meerdere manieren onderzoek plaats naar hoe zij de leefbaarheid van de wijk ervaren. In het eerste deelonderzoek (5) hebben inwoners met behulp van fotowandelingen hun ervaringen, beelden, ideeën en wensen in beeld gebracht. Het bleek lastig om jongeren hier aan mee te laten doen. Jongeren hebben echter wel hun eigen specifieke behoeften . Daarbij komt dat ze in deze omgeving hun leven vaker een onvoldoende geven dan elders in Nederland (14). Het is daarom van belang om vanuit hun eigen perspectief meer inzicht te krijgen in hoe zij hun woonomgeving ervaren en welke mogelijkheden zij zien voor verbeteringen. Zodat er vanuit de wijkvernieuwing -waar wenselijk en haalbaar- gerichte plannen en acties opgezet kunnen worden die bijdragen aan een prettigere leefomgeving en daarmee ook aan een hoger welzijn voor jongeren. Om meer te weten te komen over wat er onder hen leeft en speelt, gaat dit tweede deelonderzoek in op de groep oudere kinderen -leerlingen uit groep 7 en 8 van de in de wijk gelegen basisschool Het Galjoen – en hun beleving van de leefbaarheid van de wijk. De gedachte hierbij is ook dat door deze groep over hun leefomgeving na te laten denken, zij meer omgevingsbewustzijn krijgen en in de nabije toekomst wellicht meer bereid zijn om mee te doen bij initiatieven in de wijk (bijvoorbeeld vanuit de gemeente of jongerenwerk). De deelnemers hebben in groepjes met polaroidcamera’s foto’s van plekken gemaakt waar ze graag meer over willen zeggen (zoals bijvoorbeeld sport- speel- en ontmoetingsplekken). Zij mochten hierbij zelf bepalen welke onderwerpen en plekken zij belangrijk vonden en naar voren wilden brengen.
Of iemand op latere leeftijd nou een cursus fotografie volgt, puzzelt of een instrument leert bespelen; actief leren, heeft positieve effecten op denkvermogen en stemming. Maar wat zijn nou precies de effecten van verschillende soorten cursussen? Het UMCG en de RUG zijn in 2018 gestart met LangCog, een onderzoek naar het effect van leren op de mentale gezondheid van 65+ers. Het lectoraat Lifelong Learning in Music van de Hanzehogeschool draagt bij aan dit onderzoek, omdat het expertise in huis heeft op het gebied van muziekles aan oudere leerlingen. Onderzoekers Krista de Wit en Karolien Dons werken mee met het ontwikkelen van een lesprogramma voor groepslessen gitaar voor ouderen in aanvulling op een bestaand online lessenpakket. Onderzocht wordt wat een online leeromgeving in combinatie met groepslessen kan betekenen voor ouderen die gitaar leren spelen en wat dit vraagt van een docent. De groepslessen worden gegeven door twee gitaarstudenten van het Prins Claus Conservatorium.
Voor ruim de helft van de Nederlandse jongeren vormt het vmbo-onderwijs een belangrijke fase in hun ontwikkeling richting beroep en samenleving. Interesse in en kennis van technologie kunnen in belangrijke mate bijdragen aan een goede uitgangspositie voor maatschappelijke participatie en doorstroom naar vervolgonderwijs. Het is dan ook zorgwekkend dat, met name in de grootstedelijke omgeving en onder leerlingen met een migratieachtergrond, slechts een klein aandeel van de vmbo-leerlingen kiest voor bèta-technische vakken. Het vak techniek, dat werd ingevoerd bij de basisvorming, is inhoudelijk verouderd en wordt op veel scholen niet meer aangeboden. Techniek is daardoor niet meer herkenbaar in het vmbo-t-programma. Met steun van de landelijke stimuleringsregeling ‘Sterk Techniekonderwijs’ proberen Utrechtse vmbo-scholen techniek opnieuw op een aantrekkelijke manier in hun programma’s vorm te geven. Daarbij wordt de nadruk gelegd op ontwerp- en maakactiviteiten. De verwachting is dat dergelijke opdrachten met gebruikmaking van moderne maak-technologieën bijdragen aan blijvende interesse en betekenisvolle kennisintegratie. Bij het ontwikkelen van het vernieuwde technologieonderwijs rijzen diverse praktische en theoretische vragen. Het is duidelijk dat ontwerp- en maakactiviteiten enthousiasme oproepen, maar er is nog veel onduidelijk over de mogelijkheden om dergelijke activiteiten structureel in het vmbo-onderwijs in te bedden en over de ontwerpvereisten die nodig zijn om dergelijke activiteiten effectief te laten bijdragen aan de ontwikkeling van een blijvende interesse in techniek, technologische geletterdheid en de kennisbasis die nodig is voor vervolgonderwijs. In het hier voorgestelde project werken we samen met het Utrechtse Globe College, een voortrekker in het revitaliseren van het algemeen vormend techniekonderwijs, aan de beantwoording van deze vragen. Aansluiting bij landelijke ontwikkelingen en kennisdeling met regionale partners wordt gerealiseerd middels een klankbordgroep. In kortcyclisch ontwerpgericht onderzoek ontwikkelen we good-practices en ontwerpprincipes. Daarmee bieden we scholen, curriculumontwikkelaars en lerarenopleidingen concrete handvatten en theorie voor het vormgeven van aantrekkelijk en effectief ontwerp- en maakonderwijs.
Eerder onderzoek toont aan dat leerlingen en leerkrachten primair onderwijs in staat zijn om te komen tot functioneel programmeren met ICT-roboticaomgevingen. Programmeren wordt binnen het primair onderwijs veelvuldig als “stand-alone” activiteit gehanteerd en als een vak erbij gezien. Om een meer veelzijdige en opbrengstgerichte toepassing van programmeren in onderwijs met navenante opbrengst op een versterkende wijze te realiseren kan het vakintegratief inbedden van programmeren in het schoolcurriculum, met een gerichte verbondenheid aan schoolvakken, een betekenisvolle impuls geven. Het via vakintegratie ontwikkelen van computational thinking en de vereiste competenties voor begeleiden en uitvoeren van programmeren kan leerlingen en leerkrachten beter voorbereiden op de benodigde 21ste eeuwse vaardigheden in relatie tot een curriculum voor de toekomst. Het doel van het onderzoek is drieledig: 1 Nagaan in hoeverre vakintegratief programmeren van robots als doorgaande lijn in het curriculum van de basisschool gerealiseerd kan worden; 2) Bepalen in welke mate vakintegratief programmeren een bijdrage levert aan de ontwikkeling van computational thinking; 3) In beeld brengen welke factoren (leerkracht-handelen, door MKB-partner beschikbaar gesteld programmeermateriaal) van invloed zijn op de resultaten De beoogde resultaten op basis van dit vernieuwend karakter moeten in beeld brengen dat: -Leerkrachten in staat zijn om uitdagend integratief programmeeronderwijs te ontwerpen, implementeren en te begeleiden. -Leerkrachten een doorgaande lijn van programmeren kunnen ontwikkelen en implementeren. -Leerlingen onderbouw, middenbouw, bovenbouw in staat zijn om: *te programmeren met fysiek LEGO We-do-robotica programmeermateriaal; *een groei op computational thinking skills laten zien binnen 21ste eeuwse vaardigheden; -Aanbevelingen naar de MKB-partner afgegeven kunnen worden betreffende bruikbaarheid, toepasbaarheid en implementatiemogelijkheid van het programmeermateriaal. Aanvullend is het interessant om te onderzoeken is of verschillen in opbrengst van computational thinking skills ontstaan wanneer leerlingen leren programmeren in programmeeromgevingen met een visuele, on-screen output of fysiek tastbare output via aan te sturen robots.