Gemeenten hebben maatschappelijke taken en verantwoordelijkheden, speciaal de zorg voor openbare orde en veiligheid. De samenleving digitaliseert en dus doen gemeenten nu hun werk in een digitaliserende samenleving. Daarop moeten zij zich instellen. Gemeenten zijn sinds ongeveer 2013 bezig met een inhaalslag op dit vlak. De eerste fase in zo’n proces is bewustwording. Inmiddels hebben gemeenten vooral door online aangejaagde ordeverstoringen gezien welke rol de online wereld reeds speelt in openbare orde en veiligheid − én dat dit om aanpassingen vraagt. Gemeenten moeten hun typische gemeentetaken, dus hun werk aan openbare orde en veiligheid, nu doen in een digitale context. Daarover gaat dit essay. Meer in het bijzonder gaat het over een specifieke stap in deze ontwikkeling: een handelingskader dat ‘digibewuste’ gemeenten kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van concrete werkwijzen.
DOCUMENT
Deze rede gaat over het verrichte werk en de eerste vervolgplannen van het NHL Stenden Thorbecke Academie lectoraat ‘Bestuur in een Digitaliserende Samenleving’. Dit lectoraat werkt actief samen en vormt samen met het lectoraat ‘digitale weerbaarheid van mens en organisatie’ en de cross-over ‘digital citizenship’ de onderzoeksgroep Cybersafety.
DOCUMENT
Afgelopen zomer lanceerden wij een nieuwe themareeks over de gezonde leefomgeving op Rooilijn platform. Gezondheidsvraagstukken krijgen veel aandacht in het nieuws, beleid en wetenschap. Het meest recente voorbeeld is de publicatie van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM, 2024), waaruit blijkt dat het aantal mensen met overgewicht in Nederland zal oplopen tot ruim 64 procent in 2050. Ter vergelijking: in 2022 was dat percentage nog 50. Dergelijke gezondheidsproblemen in de samenleving zijn complex en worden door een veelvoud van factoren beïnvloed, zoals genetische aanleg, leefstijl en leefomgeving. In deze themareeks stond de relatie tussen gezondheid en de leefomgeving centraal.
LINK
Op basis van een kwalitatief onderzoek onder 30 peergroups, waarbij gebruik gemaakt werd van focus group interviews, wordt de volgende vraag beantwoord: Welke functies vervullen peer groups voor de individuele leden bij het leren onderhandelen metleeftijdgenoten, ouders en docenten? Welke sociale competenties worden in de peergroup verkregen en hoe gaan peer groups om met de risico's van de moderne samenleving? Het artikel geeft inzicht in de onderscheiden onderhandellingsstrategieen van meisjes en jongens met verschillende opleidingsachtergronden. Uit de gegevens blijkt dat jongeren binnen de context van de peergroup een betekenisvolle werkelijkheid creëren die hen belangrijke oriëntaties biedt voor de huidige samenleving. Peergroups leren elkaar bijvoorbeeld de gevolgen van hun handelen in te schatten en op een verantwoordelijke manier met de moderne risico's om te gaan. Jongeren uit een peergroup steunen elkaar bij moeilijke beslissingen inzake studie- beroeps- en relatiekeuzes waarvan gevolgen niet altijd zijn te overzien. In multiculturele contexten dient de peergroup als een platform voor discussies waarmee jongeren een balans zoeken tussen tegenstrijdige waarden en levenswijzen thuis, op school en in de vriendengroep. En tenslotte: De peergroep stimuleert informeel jeugdcultureel leren en creativiteit. Als zodanig zijn scholen waar leeftijdgenoten veel tijd doorbrengen niet alleen een broedplaats voor het verkrijgen van schools (leer) kapitaal, maar vooral ook van jeugdcultureel kapitaal. Voor jongeren (vooral jongens)met een problematische onderwijsloopbaan vervult de peer group vooral de functie van het verdragen van frustraties die zij op school en in hun buurten ondervinden. Vanuit deze peer groups krijgen agressie en criminele handelingen vorm.
DOCUMENT
"Snapt u wat u ziet? Of zijn we gevangen in een nieuwe ideologie? " Lector Frans van der Reep daagde de toehoorders bij de Pieter Teyler van der Hulstlezing bij Inholland Haarlem uit tot kritische reflectie op innovatie en het recht op offline leven. "Pas vanuit een begrip wat er gebeurt als gevolg van nieuwe tech, en dat wij de crowd zijn, kunnen we positie kiezen en onszelf echt organiseren."
MULTIFILE
Het sociaal werk bevindt zich in woelige tijden en in die dynamiek werken sociaal werkers aan het (zo integraal mogelijk) bevorderen van het sociaal functioneren van mensen. Dat vraagt om voortdurende afstemming met burgers, hun netwerk, betrokken professionals en andere actoren. In onze diverse, ongelijke, geïndividualiseerde en complexe samenleving is het leggen van verbindingen tussen verschillende groepen in de samenleving essentieel en een van de kerntaken van sociaal werk. Het blijkt vaak lastig om de communicatie en afstemming met al die partijen voor elkaar te krijgen en daarbij de focus op burgers/cliënten vast te houden (Feringa, Peels, Van der Sanden, & Linders, 2017; Linders & Feringa, 2014). Sociaal werkers hebben er bijvoorbeeld moeite mee om te bepalen wanneer ze echt de regie kunnen ‘laten’ bij burgers. Dat doen ze – al dan niet bewust – vanuit de gedachte dat zijzelf als professional de bepalende factor zijn in het samenspel met burgers. Dit zien we terug in het taalgebruik dat vaak gebezigd wordt in het sociale domein. Professionals leggen regie bij cliënten terug, regisseren lotgenotencontact, zetten mensen in hun kracht, of organiseren burgerinitiatieven (Linders & Feringa, 2014; Linders, Feringa, Potting, & Jager-Vreugdenhil, 2016). Gesprekken tussen professionals gaan vaak over rollen, taken en verdeling van verantwoordelijkheden of vraagstukken die betrekking hebben op de (on)mogelijkheden om conform de transformatiedoelstellingen te werken (Van der Sanden, Feringa, Peels, & Linders, 2017). Dat kan ten koste gaan van de verbinding met cliënten, wijkbewoners, vrijwilligers, enzovoorts.
DOCUMENT
De maatschappij moet gastvrijer worden voor mensen die ‘anders’ zijn, of het wordt nooit wat met de vermaatschappelijking. Doortje Kal, pionier van het kwartiermaken: ‘Als de samenleving geen ruimte maakt, kun je ondersteunen tot je een ons weegt'
DOCUMENT
Met deze publicatie vieren we 4 jaar kennisplatform Utrecht Sociaal (kUS). In deze publicatie krijgt u een indruk van de veelzijdigheid en impact van ons netwerk, ons kUS. Veel mensen in ons netwerk hebben een bijdrage geleverd aan dit boek. Hieruit blijkt de grote variatie aan activiteiten en de waarde die hieraan toegekend wordt door allerlei partijen. We hebben deze bijdragen geordend in blokjes waarbij de eerste vier hierboven genoemde O’s als kapstokjes gebruikt zijn. U zult merken dat de indeling van bijdragen in deze clustering nooit precies passend is, omdat – en dat is ook precies de bedoeling – veel O’s als olympische ringen met elkaar verbonden zijn. De O van ondersteuning hebben we niet gebruikt in onze indeling, juist omdat we in ons platform elkaar ondersteunen door middel van onderzoek & ontwikkeling, kennisontsluiting, bijeenkomsten en opleidingen.
DOCUMENT
De Kwaliteitswaaier is ontwikkeld door de Kwaliteitstafel Effectief Leesonderwijs. De waaier bestaat uit kwaliteitskaarten voor zowel de leraar, de leesdeskundige(n), de schoolleider en de bestuurder. Deze kaarten beschrijven wat effectief leesonderwijs betekent voor de vier verschillende rollen in het onderwijs. De kaarten kunnen niet los van elkaar gezien worden. Juist de samenhang van de kaarten maakt leesonderwijs effectief. We spreken daarom niet van losse kwaliteitskaarten, maar van samenhangende kaarten die gezamenlijk een de Kwaliteitswaaier ‘Effectief Onderwijs in Begrijpend Lezen’ vormen.
MULTIFILE
Nederlanders zijn gewoon digitaal Jaarboek ICT en samenleving 2007: Gewoon digitaal. Gewoner en intensiever gebruik van nieuwe media Internetgebruik van hoogopgeleiden is veelzijdiger en productiever dan van laagopgeleiden. Meer ouderen online, maar achterstand blijft groot. Belang van internet als informatiebron groeit Meer overheidsinformatie online Gebruik online gezondheidsinformatie stijgt Nederland is koploper met telewerken. ICT leidt niet tot meer werkdruk, maakt het werk wel interessanter Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het vijfde Jaarboek ICT en samenleving: Gewoon dgitaal, dat op dinsdag 12 mei a.s. wordt aangeboden aan de Alexander Rinnooy Kan, voorzitter dan de SER. Het Jaarboek, dat verschijnt bij uitgeverij Boom, is een samenwerkingsproject van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), Fontys Hogescholen en het programma 'Maatschappij en de Elektronische Snelweg' van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO-MES). Onder redactie van prof. dr Jan Steyaert (Fontys Hogescholen) en prof. dr Jos de Haan (SCP) gaan vooraanstaande wetenschappelijke onderzoekers nader in op de gevolgen van internet voor de samenleving. Gewoner en intensiever gebruik van nieuwe Het aandeel van de Nederlandse bevolking met thuis toegang tot internet steeg van 16% in 1998 naar 78% in 2005. Naast toenemende toegang is er sprake van intensiever gebruik, met tussen 2000 en 2005 meer dan een verdubbeling van de tijdsbesteding aan internet (van gemiddeld 1.8 naar 3.8 uur per week). Bovendien worden burgers steeds meer informatieproducent (via weblogs e.d.) naast de meer traditionele rol van informatieconsument. Gevarieerd internetgebruik van hoogopgeleiden Hoogopgeleiden gebruiken meer verschillende internettoepassingen dan laag opgeleiden. Bovendien gebruiken zij meer informatieve en zakelijke toepassingen, zoals actualiteit en nieuws, informatie over werk en vacatures, internet-bankieren, het online kopen en verkopen van goederen en het gebruik van overheidssites, dan laagopgeleiden. Lager opgeleiden gebruiken meer vermaakstoepassingen van het internet in het algemeen, en spelletjes, muziekuitwisseling en chatten in het bijzonder dan hoger opgeleiden. Meer ouderen online In 2005 was 78% van de bevolking met internet verbonden. Het aantal aansluitingen in de groep 55-64 jarigen ligt iets lager op 72%, de 65-74 volgen op grotere afstand (44%) en 75-plussers nog weer minder online (17%). Ook onder deze groepen is de verspreiding langzaam maar zeker toegenomen. In 2000 was namelijk 44% van de bevolking op internet aangesloten (55-64 jarigen: 31%; 65-74 jarigen 12% en 75-plussers 4%. Veel ouderen vinden zichzelf 'te oud' om te leren omgaan met ict. Ook veel ouderen geven aan dat de computer en internet te moeilijk zijn, of ze zien het voordeel of nut er niet van in. Ook financiële of fysieke beperkingen zoals een slecht zicht vormen voor sommige ouderen een belemmering. De veelvuldige verwijzingen naar internet in het dagelijks leven zijn soms een stimulans om internet uit te proberen, maar bij anderen juist aanleiding om te volharden in niet-gebruik. Een positieve grondhouding is van belang om verbinding te maken met internet. Internet belangrijker als informatiebron Steeds meer Nederlanders gebruiken internet om zich te informeren over uiteenlopende onderwerpen. In 2005 gebruikte 38% van de Nederlanders internet voor 17 gespecificeerde onderwerpen. Vijf jaar eerder was dat nog 23%. In 2005 was de televisie nog steeds veruit favoriet (92%) en ook het dagblad blijft populair (77%). Internet is na radio (47%) al wel teletekst (23%) en de opiniebladen (15%) voorbij gestreefd als infomatiebron. Meer overheidsinformatie online Steeds meer gemeenten bieden informatie (bekendmakingen, vergunningen, verordeningen en plannen) on line aan. Zo ontsloot in 2003 26% van de gemeenten een bestuursinformatiesysteem op de website, in 2005 was dit 79%. Gebruik online gezondheidsinformatie stijgt Het aanbieden en zoeken van gezondheidsinformatie via internet neemt aan belang toe. Centraal daarin staat een verwachting dat de patiënt beter geinformeerd is en een betere gesprekspartner is voor (huis)artsen. Nu toegang tot internet 'gewoner' is geworden, worden informatievaardigheden belangrijker, zoals het kunnen beoordelen van informatie op kwaliteit en relevantie. Nederland is koploper met telewerken. Nederland is met ongeveer 20% van de beroepsbevolking die met enige regelmaat thuiswerkt internationaal koploper telethuiswerken. Hoewel telewerken mogelijkheden biedt om arbeid en zorg gemakkelijker te kunnen combineren, wordt het zelden gebruikt als bewuste en structurele strategie om dit ook te doen. Het wordt eerder gebruikt als crisis¬management om tijdnood in het werk het hoofd te bieden. Het werk wordt interessanter door ICT Over de huidige invloed van ICT zijn werkenden van oordeel dat het werk er interessanter door is geworden. Ook vinden zij dat het leven door ict minder ingewikkeld is geworden. Werkenden zijn niet van mening dat zij door ict meer vrije tijd hebben gekregen of dat het tot minder werkdruk heeft geleid. Werkenden hebben wel positieve toekomstverwachtingen van de inzet van ICT. In hun ogen zal ICT in de toekomst in lichte mate bijdragen aan een aangenamer en overzichtelijker leven. Inhoud Jaarboek ICT en samenleving 2007: Gewoon Digitaal 1 Gewoon digitaal Jan Steyaert en Jos de Haan 2 De e-surfende burger: is de digitale kloof gedicht? Jan A.G.M. van Dijk 3 Senioren en internet: aansluiting of kortsluiting? Marion Duimel 4 De digitalisering van media- en informatiegebruik Jos de Haan en Frank Huysmans 5 E-werkenden in netwerken Erik Andriessen en Lambert van der Laan 6 ICT en arbeid: over de verwachtingen van tijdwinst, tijdsoevereiniteit en leuker werk Jelle Attema, Koen Breedveld, Andries van den Broek, Pascale Peters 7 Van gemeenschap via webnetwerk naar datawolk Marianne van den Boomen 8 Op zoek naar de e-democratische burger Arthur Edwards 9 De e-lerende burger Peter Sloep en Wim Jochems 10 ICT en de gezondheidzorg. Samantha A. Adams en Cécile R.L .Boot
DOCUMENT