De energietransitie zorgt op alle fronten voor beweging. Vanzelfsprekend wordt er dan allereerst gedacht aan de overgang naar groene energie in Nederland. Hiervoor zijn andere en/of nieuwe ondergrondse netwerken nodig. De aanleg hiervan is eveneens aan verandering onderhevig en dus kan dit ook zorgen voor veranderingen in de competities die professionals (monteurs) nodig hebben om het water-, gas- en elektranetwerk te onderhouden of aan te leggen. Voor organisaties die hierin actief zijn biedt de verandering zowel kansen als uitdagingen. De verwachting is dat organisaties uit de sector de komende jaren een behoorlijke hoeveelheid arbeidscapaciteit nodig hebben. Werkgevers in de sector moeten op zoek naar nieuw personeel en hun huidig personeel klaarstomen voor de komende decennia. De transitie vraagt om een andere manier van werken, met andere technologieën en een andere generatie professionals. De verandering vraagt ook om nieuwe competenties; de zogenoemde 21st century skills. Ook het management van de organisatie ziet dit in en wil om deze reden weten welke competenties nodig zijn en hoe men deze zou kunnen ontwikkelen. Binnen de organisatie is veel aandacht voor het ‘on the job’ trainen van professionals die het werk aan de ondergrondse infrastructuur uitvoeren. Wij noemen ze in dit verslag professionals. Veel van de trainingen gaan over het aanleren van (nieuwe) technische competenties en het behalen van veiligheidscertificaten terwijl het management ook behoefte heeft aan inzicht in de competenties die nodig zijn in de toekomst en hoe de organisatie die competenties in kaart kan brengen en kan ontwikkelen. Macro-analyse inzicht bieden beiden doorgaans een algemeen beeld en resulteren daarmee in algemene competenties. Deze behoeven verdere verdieping en daarom is er gekozen om de professionals die de functies uitvoeren in het veld in dit onderzoek centraal te zetten. Met hen is gesproken over 21st century skills die zij in de toekomst denken nodig te hebben. Op basis van de gesprekken geven we in dit rapport antwoord op twee vragen: 1) “Over welke 21ste century skills moeten de professionals in de ondergrondse infrasector in 2035 beschikken?” en 2) “Met welk praktijkinstrument kunnen de 21ste century skills van de professionals in de ondergrondse infrasector verder worden ontwikkeld?” Op basis van dit onderzoek kunnen we concluderen dat de professionals softskills de meest belangrijkste 21ste century skills vinden. De belangrijkste competenties hebben betrekking op werkethiek (hard weken, bereid om te werken, loyaal naar de organisatie/het team en gemotiveerd, luisteren naar ervaringsdeskundigen), verantwoordelijkheid, flexibiliteit (aanpassingsvermogen) en samenwerken. Hoewel de professionals nadruk leggen op softskills kunnen we ook concluderen dat functiespecifieke competenties, waaronder ervaringskennis, net zo belangrijk zijn. De algemene competenties zijn voorwaardelijk voor de functiespecifieke competenties. Dit lijkt vooral te gelden voor de nieuwe jonge generatie professionals. De professionals die al langere tijd in dienst zijn ervaren een generatiekloof. Dit zien we terug in de competenties die zij o.a. belangrijk vinden voor de jonge generatie. Het belang van de softskills is mogelijk toe te schrijven aan het gevoel de professionals hebben over hun werk. Het werk zou door de jaren heen steeds onpersoonlijker zijn geworden omdat zij steeds vaker alleen werken in wisselende teams die voornamelijk bestaan uit flexkrachten. Het aansturen van de flexkrachten en het afstemmen van het handelingsrepertoire op het team vraagt mogelijk om meer sociale vaardigheden. De verwachting is dat dit in de toekomst toeneemt. De professionals ervaren onder andere hierdoor dat hun vak aan erosie onderhevig is. Het toenemend belang van niet functierelevante taken, zoals het digitaal bijhouden van administratie, krijgt de overhand. Het geringe aantal jongeren dat vak willen uitoefenen is een zorg onder de professionals. Om het vak te behouden en de continuïteit van de organisatie te garanderen is het volgens de professionals belangrijk dat zij hun ervaringskennis overdragen aan de jongere generatie. Hoewel het werk van professional routinematig lijkt, vraagt het veel ervaringskennis: geen situatie in het veld is hetzelfde. De ervaringskennis vraagt om praktijkervaring. De professionals brengen dit de nieuwe generatie professionals bij door ‘voorbeeld’ en ‘feedback’ in de praktijk. Daarom zijn competenties zoals ‘willen leren’ en ‘respect voor de kennishiërarchie’ belangrijke competenties voor de jonge generatie. Hoewel de organisatie ruimte laat voor het opdoen van praktijkervaring, laat de productienorm het leren in de praktijk niet altijd toe. De tijd om te leren of kennis over te dragen is gering omdat ruimte voor fouten gering is. Het gestaag groeien van de productienormen (meer meters omdat de technologie dat mogelijk maakt), de toenemende onzekerheid over doorgroeimogelijkheden, de waarde van kerncompetenties en de hoge takenlast dragen niet bij aan het beeld over de professie. Het zorgt voor een vertekend beeld over het vakmanschap en de nodige competenties. Het organiseren van het vakmanschap rondom nieuwe techniek roept vragen op die mogelijk de waardering van het vak en de daarbij behorende competenties ondergraven. Dit terwijl waardering voor het vak nodig is om jonge instroom in het vak te realiseren en te behouden.Alleen een praktijkinstrument ontwikkelen is onvoldoende. Om te komen tot een praktijkinstrument is een heldere toekomstvisie op het vak, de functie en de instroom binnen de organisatie en de branche belangrijk. Dit is nodig om de competentieontwikkeling onder de huidige en toekomstige professionals te verbeteren. Een visie met een duidelijk antwoord op hoe de organisatie de competentieontwikkeling concreet gaat invullen en bovenal welke middelen de organisatie daarvoor beschikbaar wil stellen. De visie vraagt om programma’s gericht op het herzien en/of alloceren van taken, competentieontwikkeling in het veld en het aantrekken en binden van nieuw talent. In het kader van deze programma’s adviseren wij het ontwikkelen van peer- en praktijkassessments in het veld. Het inzicht uit de praktijkassessments kan de organisatie in microcredentials gericht op toekomstige competenties vastleggen.
Mobility Mentoring® combineert het onderwerp armoede met de laatste inzichten vanuit de hersenwetenschap over de effecten van schaarste en armoede en de ontwikkelbaarheid van hersenfuncties. Deze nieuwe aanpak helpt mensen bij de aanpak van hun financiële en sociale problemen. Het lectoraat Schulden & Incasso van de Hogeschool Utrecht, Platform31 en Impuls ambiëren een effectievere aanpak van financiële problematiek van huishoudens en zochten naar organisaties die de inzichten uit de Schaarste-theorie op een vruchtbare manier vertalen naar hun dagelijkse praktijk.
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
Gemeente Arnhem heeft als doel geformuleerd dat alle wijken klimaatneutraal moeten zijn voor 2050. Voor de wijk Elderveld-Noord is de uitdaging om een duurzame aardgasvrije energie-infrastructuur te ontwikkelen, bestaande woningen te verduurzamen én energielasten voor huurders gelijk te houden. Deze uitdaging is niet alleen technologisch, maar ook sociaal-maatschappelijk complex. Naast energetische verbetering en gebruik van circulaire materialen gaat het ook om een gezonde en leefbare omgeving voor een zich veranderende populatie met een eigen economische contextkenmerken. De wijk Elderveld-Noord is als proeftuin gestart om deze transitie vorm te geven vanuit technologisch perspectief. De vraag bleef: hoe kan de sociale kant van samenwerking, participatie en implementatie hierbij worden ingevuld in een dynamisch leerproces? Via een proces van vraagarticulatie met de stakeholders in deze proeftuin is de praktijkvraag ontstaan hoe een actieve ontwerpgerichte en lerende gemeenschap te realiseren, waarbij een cocreatieproces tot een integrale, succesvolle energietransitie leidt. Vanuit deze praktijkvraag is de volgende onderzoeksvraag ontstaan: Op welke wijze kan een transdisciplinaire lerende gemeenschap worden gevormd die zich richt op meervoudige waardecreatie voor het aardgasvrij maken van de Arnhemse wijk Elderveld-Noord en hoe kan dit proces leiden tot de ontwikkeling van een lerende aanpak zodat in andere wijken van Arnhem hier ook mee gewerkt kan worden? Het beoogde resultaat is transformatieve kennisontwikkeling met een lerende gemeenschap ter ondersteuning van de energietransitie in de pilotwijk Elderveld-Noord, leidend tot een participatieve lerende aanpak voor energietransitie in andere wijken: De Arnhemse Lerende Aanpak. Dat vergt een systeemgerichte, transdisciplinaire opzet. De vraag is hoe we die cocreatie vormgeven en welke lessen we daaruit leren in een transdisciplinaire aanpak van integrale wijkvernieuwing. De beoogde impact van dit onderzoek is dat lerende gemeenschappen van publiek-private samenwerkingen voor de wijkgerichte energietransitie in hoge mate zullen bijdragen aan gezonde en klimaatneutrale wijken in Arnhem en in Nederland.
Eén van de taken van verpleegkundigen is om de kwaliteit van hun werk te monitoren via richtlijnen en protocollen. Maar in mensgerichte beroepen doen zich voortdurend omstandigheden voor waarin regels geen antwoord geven op individuele situaties en behoeften van zorgvragers. Daar waar regelgeving en protocollen haperen als instrument voor het professionele handelen, zal de professional een beroep doen op andere bronnen van inspiratie. Die bronnen zijn, naast cognitieve kaders, de normen en waarden die gevormd worden in de opvoeding, de cultuur en religie, de opleiding en de sociale context van het beroep. De diverse bronnen worden, meestal in overleg met anderen, gewogen om tot wijze besluitvorming te komen. Het verwerven en gebruiken van bronnen voor wijze besluitvorming wordt in de literatuur aangeduid als een stap in de ontwikkeling tot ‘expert’ professional. Deze ontwikkeling zou vooral ná de opleiding plaatsvinden door het opdoen van ervaringen in de beroepspraktijk. De laatste jaren is in de literatuur hernieuwde belangstelling voor deze ‘vaardigheid van wijze besluitvorming’ van professionals. Deze belangstelling lijkt een reactie op de protocollair aangestuurde beroepspraktijk en de onmogelijkheid om alle professionele handelen daarin te vatten. Data uit onderwijskundige bronnen tonen aan dat studenten al in de opleiding starten met het ontwikkelen van deze vaardigheid. Doel van het onderzoek is om meer kennis te verzamelen over deze vaardigheid van wijze besluitvorming van de hbo-verpleegkundige en hoe zij bronnen van inspiratie inzetten in hun professionele handelen. Het onderzoek beoogt 1) literatuurstudie naar het ontwikkelen van de vaardigheid van wijze besluitvorming en de rol daarin van bronnen van inspiratie, 2) kwalitatief onderzoek onder laatstejaars studenten en novice hbo-verpleegkundigen naar welke bronnen zij ontwikkelen en inzetten in de vaardigheid van wijze besluitvorming, en 3) actieonderzoek naar het gebruik van de bronnen in het handelen in de verpleegkundige praktijk en het handelingsrepertoire uit te breiden.
Door het project Impuls Open Leermateriaal (IOL) kunnen de programmeerlessen van de lessenserie Apparaten Programmeren verder worden doorontwikkeld en getest in de basisschoolpraktijk. De eerste versie van de programmeerlessen zijn ontwikkeld in het kader van het promotieonderzoek van Gerard Dummer. Nu werken we samen met leerkrachten van Stichting Talent Primair om in de midden- en bovenbouw een doorgaande lijn te ontwikkelen waarin programmeren en techniek met elkaar samenkomen.