Openbare les Els Overkamp De opbouw van deze publicatie ontvouwt zich aan de hand van de volgende thema’s. In hoofdstuk 2 licht ik toe wat wij als lectoraat onder een goed leven verstaan en in hoofdstuk 3 waarom mensen met cognitieve en psychische aandoeningen meer kans hebben dat hun kwaliteit van leven onder druk komt te staan. In hoofdstuk 4 duik ik in de geschiedenis van community care tot het moment waar we nu staan. Wat kunnen we leren van eerdere pogingen om het informele netwerk en de samenleving te verbinden aan zorg en ondersteuning? Aan de hand van het viervenstermodel (Binkhorst e.a., 2019; Wilken e.a., 2021) zoals dat binnen het lectoraat PZO is ontwikkeld (hoofdstuk 5), benoem ik vervolgens vanuit vier verschillende perspectieven wat aandachtspunten zijn (hoofdstuk 6 tot en met hoofdstuk 9). Bij de keuze van deze aandachtspunten heb ik mij mede laten leiden door de relevante kennis en inzichten die we als lectoraat in de afgelopen twintig jaar hebben opgedaan. In hoofdstuk 10 eindig ik met de bijdrage die wij als lectoraat PZO de komende jaren willen leveren aan de kwaliteit van leven van mensen in kwetsbare posities.
Door ontwikkelingen in de zorg leven meer mensen die intensieve ondersteuning nodig hebben zelfstandig of begeleid thuis. Tegelijkertijd stijgt het aantal mensen explosief dat het zonder professionele begeleiding thuis niet zelfstandig redt. Vooral voor mensen met licht verstandelijke beperking (LVB), is (begeleid) zelfstandig wonen en meedoen in de maatschappij niet makkelijk. Dit komt door de verstandelijke beperkingen én juist ook bijkomende problematiek. Effectieve behandeling van deze bijkomende problematiek is noodzakelijk. Vaktherapie is een behandelvorm die naadloos aansluit bij de aandachtspunten voor effectieve interventies bij deze doelgroep en wordt intramuraal al jarenlang als een waardevolle aanvulling gezien op behandelvormen met een meer verbale insteek. Echter, vaktherapie wordt nog nauwelijks in de leefomgeving van mensen met LVB aangeboden. Een ontwikkeling in deze richting is momenteel wel gaande. Vaktherapeuten werken vaker samen met FACT-LVB teams volgens een ontwikkeld samenwerkingskader. Dit kader blijkt niet toepasbaar voor andere contexten in de leefomgeving, waar structuur in samenwerking vaak niet aanwezig is en ook samenwerking met informele hulpverleners nodig is. Een aangepast samenwerkingskader om structurele samenwerking te realiseren tussen vaktherapeuten en (in)formele hulpverleners is essentieel. Evenals nader inzicht in welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken. In dit praktijkgericht onderzoek wordt het eerder ontwikkeld samenwerkingskader met focusgroepen doorontwikkeld en toepasbaar gemaakt voor meerdere contexten in de leefomgeving (deelonderzoek 1). De toepassing van dit kader wordt in een procesevaluatie geëvalueerd (deelonderzoek 2). Middels gestapeld N=1 onderzoek wordt onderzocht welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken bij welke indicaties (deelonderzoek 3). De inzichten worden verwerkt tot een breed toepasbaar samenwerkingskader, een indicatiemodel voor vaktherapeutische behandeling in de leefomgeving en een methode om vaktherapeutisch handelen te blijven evalueren.
In Nederland redden veel jongeren het niet zelfstandig een plek in de samenleving te krijgen: passend onderwijs te volgen, een baan te vinden en gezond te leven met mensen om hen heen. De sociale kwaliteit staat voor hen onder druk. Het gaat om jongeren die door fysieke of verstandelijk beperkingen, gedrags-, psychische- of sociale problematiek ondersteuning nodig hebben. Sociale kwaliteit gaat over mogelijkheden om te participeren op een manier die bij de persoon past. Het onderzoek richt zich op het vergroten van sociale kwaliteit voor deze jongeren (leeftijd 12-27 jaar) door: - Beter toerusten van jongeren - Beter toerusten van professionals - Interprofessionele samenwerking en schottenoverstijgend leren en werken Dit postdocproject wordt gekoppeld aan het leeratelier Jongeren Inclusie en Participatie van de Werkplaats Sociaal Domein van Arnhem en Nijmegen. De werkplaats is verbonden aan het lectoraat Versterken van Sociale Kwaliteit. Daarnaast worden de onderzoeksactiviteiten van de Postdoc verbonden met haar onderwijsactiviteiten binnen de Master en Bachelor pedagogiek. Het onderzoek vindt plaats in drie praktijken: 1. Werkgevers: Leerwerktrajecten gericht op jongeren zonder startkwalificatie bij MKB ondernemingen. 2. Zorginstelling: Begeleidingstrajecten gericht op jongeren met licht verstandelijke beperking. 3. Onderwijs: Ondersteuning voor studenten van de HAN vanuit Werklab. Onderzocht wordt: 1) )Wat zijn werkzame factoren om sociale kwaliteit voor jongeren met een ondersteuningsbehoefte te bevorderen en 2) wat betekent dit voor de interprofessionele samenwerking van betrokken professionals. De onderzoeksmethodologie is participatief actie-onderzoek waarbij diverse onderzoeksmethoden worden ingezet om deze onderzoeksvraag te onderzoeken in de drie praktijken. Jongeren, professionals en werkgevers worden bevraagd op werkzame factoren om jongeren op een optimale manier te kunnen begeleiden en hoe de fysieke en sociale omgeving hier op aan te passen is. In het leeratelier worden met jongeren, studenten, docenten, professionals en werkgevers in de praktijk producten ontwikkeld die jongeren en professionals beter toerusten.
Hart- en vaatziekten zijn wereldwijd de meest voorkomende doodsoorzaak, en dagelijks worden in Nederland ruim 1000 patiënten met deze diagnose in een ziekenhuis opgenomen. Na een acuut hartprobleem is de kans op herhaling het grootst in de eerste weken na ziekenhuisontslag, waarbij 70-plussers een bijzonder hoge kans op herhaling hebben (ruim 50% binnen drie maanden). Hartrevalidatie verlaagt het risico op herhaling. Dit blijkt uit grootschalig onderzoek waarbij met name de combinatie van goed gedoseerde medicatie, fysieke revalidatie, leefstijlinterventies en psychosociale begeleiding effectief blijkt te zijn, vooral bij een goede coördinatie van deze elementen. De resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek zijn door experts binnen beroepsverenigingen voor professionals samengevat in een richtlijn voor het handelen in hartrevalidatie. Echter, deze richtlijn is niet van toepassing op het grootste deel van de patiënten die professionals zien, namelijk ouderen en patiënten met psychische problemen. Zij weten niet hoe zij de hartrevalidatie voor deze groepen patiënten goed en veilig kunnen invullen. Eerder onderzoek, waar de richtlijn uit voortkomt, heeft het positieve effect van hartrevalidatie slechts aangetoond voor een selecte groep van patiënten, namelijk de groep met het grootst te verwachten effect. Dat zijn patiënten met geen of weinig andere ziektes (comorbiditeit) naast de hartziekte. Patiënten met comorbiditeit dat het positieve effect van hartrevalidatie kan verstoren zijn buitengesloten ten gunste van dit positieve effect. Twee omvangrijke en sterk groeiende patiëntengroepen die om deze reden niet zijn meegenomen in eerder onderzoek zijn: 1. Oudere hartpatiënten (> 70 jaar) met meestal vele andere aandoeningen (60-80% van alle hartpatiënten); 2. Hartpatiënten met psychische problemen, waarbij de combinatie van een hartziekte en depressiviteit het meest voorkomt (30-60%) en een extreme vorm van bewegingsangst (kinesiofobie) naar schatting op basis van kleine studies in 20%. Bij professionals is er grote onzekerheid over HOE hartrevalidatie het best kan worden ingericht bij deze telkens van onderzoek buitengesloten patiënten, terwijl het risico op herhaling van een acuut hartprobleem juist bij hen groot is. Dit RAAK-PRO project richt zich op de transfereerbaarheid van hartrevalidatie principes naar oudere hartpatiënten en hartpatiënten met psychische problemen. Het zoeken naar werkzame en toepasbare vormen van hartrevalidatie voor deze twee groepen en het toetsen van de effectiviteit bij hen staan in dit project centraal.