Waarom dit position paper? De tijd is rijp om te werken met ervaringen en ervaringsdeskundigheid in het HBO. Dit position paper beoogt een standpunt in te nemen vanuit het HSAO onderwijs waar gewerkt wordt met ervaringskennis. Dit is een eerste poging de ervaringen van vijf hogescholen te bundelen en naar buiten te brengen, met als belangrijke kanttekening dat het een momentopname betreft en dit document ook als zodanig gelezen mag worden. Het werken met ervaringen en ervaringskennis van studenten en docenten binnen ons onderwijs verloopt verschillend. Het aantal studenten met ingrijpende levenservaringen is indrukwekkend. Uit onderzoek van zowel Hogeschool Windesheim als Hogeschool Utrecht blijken in totaal 2/3 van de studenten van sociale opleidingen persoonlijk of via een naaste, ervaringen te hebben met psychiatrie, verslaving of andere problematiek (Karbouniaris, 2009). Over het algemeen wordt in de opleidingen nauwelijks aandacht besteed aan deze persoonlijke ervaringen van studenten (of docenten) als bron van kennis en deskundigheid. Zowel landelijk als internationaal krijgt dit in toenemende mate aandacht. Recente ontwikkelingen (Welzijn Nieuwe Stijl) in het sociale domein maken juist het belang van aansluiten bij de leef- en belevingswereld van mensen in kwetsbare posities duidelijk. Dat veronderstelt een speciaal inlevingsvermogen, maar ook een vermogen om vanuit een ander perspectief dan van jezelf als professional te kijken naar krachten en kansen. Het gebruik maken van eigen ervaringen en ervaringskennis, in hetzelfde schuitje gezeten te hebben, geeft daarin een voorsprong.
De rol van het personeel in penitentiaire inrichtingen (PI) is de laatste decennia drastisch gewijzigd. Waar voorheen het waarborgen van veiligheid voorop stond, is er gaandeweg – mede door een veranderende populatie – meer aandacht gekomen voor zorgaspecten in het werk van inrichtingswerkers. Werken met aandacht voor zowel zorg als veiligheid noemen we hybride werken. Om met coaching en scholing goed aan te sluiten op hybride werken is het belangrijk te weten hoe penitentiair inrichtingswerkers (piw’ers en zbiw’ers) denken over hun werk en over de omgang met gedetineerden. In deze rapportage worden de resultaten van dit onderzoek, de opvattingen van piw’ers en zbiw’ers, in kaart gebracht.
Het gebruik van eenheden zal in de toekomst in belangrijke mate worden beïnvloed door de toepassing van het SI (het Internationale Stelsel van Eenheden). Op 1 JanuarI 1978 werd een gewijzigd artikel van de ijkwet van kracht dat het gebruik verplicht stelt van uitsluitend door de wet erkende eenheden - en dat zijn overwegend de eenheden van het SI - 'in de uitoefening van een beroep of bedrijf bij het vragen, het aanbieden of het leveren van goederen of diensten'.
Eind 2022 woonden in Nederland 17.652 kinderen in een pleeggezin. Van alle pleegzorgplaatsingen betrof 46% een plaatsing in het eigen netwerk van het pleegkind, dat meestal de eigen familie is. Bij deze familieplaatsingen hebben kinderen vaker met loyaliteitsconflicten te maken vanwege complexe familierelaties dan bij plaatsingen buiten hun familie(netwerk). Familiebanden blijken een bijzondere kracht en veerkracht in familieplaatsingen: ‘Eigen bloed is het waard om voor te vechten’ (pleegzorgwerker, Van de Koot et al., 2023). Hoewel familiepleegzorg een veelbelovende vorm van pleegzorg is qua stabiliteit en vertrouwdheid voor het kind, zorgen de intergenerationele familiebanden voor meer conflicten, hoogoplopende emoties en specifieke spanningen. Hierdoor stellen familieplaatsingen de betrokken pleegzorgwerkers vaak voor uitdagingen. Vaak verblijft het kind al in het (familie)pleeggezin voordat de pleegzorgwerker betrokken raakt en kunnen er zorgen bestaan over de veiligheid van het kind. Familieplaatsing in pleegzorg vraagt daarom van pleegzorgwerkers bijzondere kennis en vaardigheden over: 1) het begeleiden van de plaatsing van het pleegkind, en 2) het begeleiden van de familierelaties. Daarover is enerzijds meer onderzoek nodig in de sterke punten en belemmeringen van familiepleegzorg, alsmede de behoeften van pleegkinderen, hun ouders en pleegouders. Anderzijds is het van belang inzicht te krijgen in de vaardigheden, hulpmiddelen en werkvormen die pleegzorgwerkers nodig hebben om deze specifieke vorm van pleegzorg te begeleiden, zodat familieplaatsingen duurzaam en stabiel blijven en/of worden. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de volgende vraag ‘Hoe kunnen pleegzorgwerkers het pleegkind en zijn pleegouders, ouders en mogelijke andere familieleden gedurende familieplaatsingen zo begeleiden dat de relaties rondom het pleegkind van dusdanige aard zijn dat de loyaliteit van het kind naar alle voor hem belangrijke familieleden mag uitgaan?’. Het consortium beoogt dat potentieel veelbelovende plaatsingen voor kinderen minder vaak in breakdown eindigen, maar dat het kind relationele stabiliteit en welzijn ervaart.
Aanleiding: Scholen weten vaak niet hoe ze om moeten gaan met pestsituaties. In het onderwijsveld is er behoefte aan concrete handvatten om pesten te kunnen signaleren en om op adequate wijze met pestincidenten om te gaan. Recente initiatieven vanuit de politiek en de landelijke onderwijskoepels (Plan van Aanpak Pesten, 2013) onderstrepen het belang hiervan. Doelstelling Het doel van dit project is kennis ontwikkelen en valoriseren waarmee professionals in het basisonderwijs het pestgedrag effectief kunnen terugdringen op basisscholen in Nederland. Voor dit doel verricht het projectteam onderzoek voor de theoretische en praktijkgerichte onderbouwing van antipestbeleid. In samenwerking met professionals en docenten ontwikkelt het team de afzonderlijke onderdelen van antipestbeleid. Daarna volgt een proefimplementatie en onderzoek van de verschillende onderdelen en dan de implementatie op de deelnemende scholen. Beoogde resultaten De concrete resultaten van het project zijn een online pestmeter die scholen zelfstandig kunnen gebruiken om het pesten in de school in kaart te brengen, methodieken voor docenten om pestsituaties - zowel eenvoudige pestproblemen als intensieve incidenten - in de klas op te lossen, een digitale interactieve lessenserie voor leerlingen, een training voor docenten en een training voor schoolleiding (via e-learning). De resultaten, kennis en inzichten worden landelijk verspreid door middel van cursusmaterialen, publicaties, sociale media, presentaties, congresdeelnames en een slotsymposium.
Ten gevolge van de klimaatverandering Nederland bedreigt. De Verenigde Naties benoemt ‘17 Gobal Goals for a Sustainable Development’ nader gespecificeerd. Goal 13:” versterk de veerkracht en het aanpassingsvermogen aan klimaatgerelateerde gevaren en natuurrampen”. Deze klimaatverandering vraagt om een continue inzicht in de waterafvoercapaciteit van Nederlandse water-infrastructuur. Autonome vaartuigen maken een continue bemeting en realtime informatie van de vaarwegen mogelijk op basis waarvan waar snel actie ondernomen kan worden. Diverse partijen zowel publiek als privaat hebben de wens om continue en autonoom te varen en zijn afzonderlijk hiermee bezig zoals onder andere Rijkswaterstaat, Saeport Groningen en Provincie Overijssel . Het lectoraat mechatronica, dat succesvol onderzoek doet naar ‘autonome systemen in ongestructureerde omgevingen’ heeft veel kennis en ervaring op het gebied van grond (2D navigatie) en lucht robots (3D navigatie). Deze ontwikkelde technologieën zijn potentieel zeer geschikt voor navigatie op het water (2D, 2.5D) en onderwater (3D). Tijdens de vraaginventarisatie bleek er reeds veel interesse van partijen om kennis te delen en samen door te ontwikkelen. Er zijn semi-autonome vaartuigen beschikbaar hiervoor, maar bij de partijen ontbrak een totaal overzicht van de huidige stand van der technologie. Daarom wil het lectoraat Mechatronica samen met Marinminds, Aquatic Drones en DronExpert een onderzoek uitvoeren naar de ‘State of the Art’ betreft autonoom varen. In dit project zal dit onderzoek worden uitgevoerd door specificatie van de gewenste functionele bouwblokken (WP1), een state-of-the art van beschikbare technische oplossingen (WP2), een Gap-analysis tussen deze beide (WP3), verkennende experimenten hiernaar met behulp van een demonstrator (WP4) en een nieuwe specifiek gemaakte projectaanvraag (WP5). Dit cross-over project van de topsector HTSM/SmartIndustry met de topsector Water & Maritiem versterkt al direct de kennispositie van alle betrokken partijen, waardoor deze consortia sneller de vaarwegen klimaat-adaptief kunnen maken, zodat daarmee de Nederlandse (water) veiligheid beter wordt geborgd.