Onze samenleving is sterk gedigitaliseerd. Het internet is de arena waarin wij werken, onze financiën regelen, boodschappen doen, waar ons sociale leven plaatsvindt en we liefde zoeken.1 Als gevolg van deze digitalisering is cybercriminaliteit in toenemende mate een probleem. De prevalentie van deze ‘nieuwe’ vormen van criminaliteit overstijgt inmiddels de ‘traditionele’ vormen van criminaliteit. Statistieken over de gehele wereld laten een vergelijkbaar beeld zien. Onderzoek laat zien dat slachtoffers van cybercriminaliteit negatieve (financiële, psychologische en emotionele) gevolgen ondervinden (bijv. Cross e.a. 2016; Jansen & Leukfeldt 2018; Worsley e.a. 2017; Reyns & Randa 2015). Deze gevolgen worden geregeld versterkt door onbegrip voor het slachtoffer, gebrek aan ondersteuning (Worsley e.a. 2017; Cross e.a. 2016; Notté e.a. 2020) en onvoldoende kennis en mogelijkheden vanuit de politie en justitie om zaken succesvol aan te pakken (Leukfeldt e.a. 2013a; 2013b; 2018). Het bestaande slachtofferbeleid is gebaseerd op kennis over en onderzoek naar de ervaringen van slachtoffers van offline criminaliteit (zie bijv. Leukfeldt e.a. 2018). Het is van belang om meer kennis over deze vormen van slachtofferschap te genereren en te delen over de hele linie van wetenschap, beleid, opsporing, vervolging en ondersteuning.
De auteur beschrijft de migrantenstroom in de grensplaats Velika Kladuša (Bosnië en Herzegovina). Sinds een jaar of twee is dit stadje de laatste halte voor migranten die via de Balkanroute naar de EU reist. Vanuit het binnenland arriveren onophoudelijk groepjes migranten die één richting uitgaan: Europa. Inmiddels kent het stadje duizenden migranten uit Azië, bijvoorbeeld uit Pakistan en Afghanistan maar ook uit Noord-Afrikaanse landen, zoals Algerije en Marokko. Zodra het kan, steken zij de grens over. Toen de eerste groepen migranten destijds aankwamen, stond de lokale bevolking onmiddellijk klaar om hun de nodige ondersteuning en hulp aan te bieden. De middelen in Velika Kladuša zijn schaars. Er is een hoge werkeloosheid, het leven is relatief duur en er is weinig inkomen. Vanuit de hoofdstad komt nauwelijks ondersteuning. Het toenemende aantal vluchtelingen legt een grote druk op de weinige beschikbare middelen. Verhalen over overlast, criminaliteit en seksueel ongewenst gedrag nemen toe. Dat leidt tot vechtpartijen en demonstraties waarbij wapens zichtbaar aanwezig zijn. De Bosniërs zien de migranten nu als bedreiging en willen dat ze zo snel mogelijk vertrekken. De auteur pleit voor ondersteuning voor zowel de bewoners als de migranten. De EU behoort daarin het voortouw te nemen en samen met de Bosnische overheid op te trekken.
Ambtenaren openbare orde en veiligheid spelen een centrale rol in de zorg voor maatschappelijke veiligheid. Hun focus ligt van oudsher op de preventie van slachtofferschap van veelvoorkomende criminaliteit (zoals diefstal, vernielingen en vandalisme) en high impact crime (zoals woninginbraak, overvallen en straatroven) binnen hun verzorgingsgebied. Intussen heeft de digitalisering van de samenleving een ongeëvenaarde gelegenheid voor criminaliteit gecreëerd. De totale maatschappelijke schade van cybercrime werd voor 2018 op 10 miljard euro geschat (1% van BNP). Uit cijfers van het CBS blijkt dat tussen 2012 en 2018 het slachtofferschap van hacken zelfs hoger lag dan dat van fietsendiefstal. Nederlandse gemeenten hebben cybercrime in de afgelopen twee jaar dan ook breed als beleidsprioriteit omarmd. Maar in de vertaling van deze beleidsprioriteit naar concrete acties gaat het mis. Duidelijk is dat de ambtenaren openbare orde en veiligheid een taak voor zichzelf zien in de preventie van cybercrime, maar waar te beginnen? In dit project bundelen professionals uit twaalf gemeenten en vier regionale veiligheidsnetwerken hun slagkracht met onderzoekers van twee hogescholen en het NSCR voor de cyberweerbaarheid van de samenleving. De hoofdvraag van dit project luidt: Met welke interventies kunnen ambtenaren openbare orde en veiligheid de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven binnen hun gemeente vergroten? Middels actieonderzoek werken professionals van gemeenten en regio’s samen met onderzoekers aan het verbeteren van bestaande en het ontwikkelen van nieuwe interventies. Daarbij verscherpen zij hun beeld van de omvang en achtergronden van slachtofferschap van cybercrime. Ook onderzoeken zij achtergronden en verklaringen voor het risicobewustzijn en preventief gedrag onder doelgroepen. Deze inzichten worden in verschillende iteraties aangevuld met effectstudies, om tot een set beproefde interventies te komen waarmee de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven zal toenemen.
Gemeenten zijn ongerust over de cyberweerbaarheid van hun vitale infrastructuren, zoals waterbeheer en verkeersmanagement. Deze infrastructuren zijn vaak in hoge mate geautomatiseerd en verbonden met het internet. De digitale systemen binnen de infrastructuren worden aangeduid als Operationele Technologie (OT). Er is een toenemende dreiging van cyberaanvallen op de OT van vitale infrastructuren, met potentieel ernstige gevolgen, zoals grote materiële schade, maatschappelijke onrust en zelfs dodelijke slachtoffers. Hierbij gaat het niet alleen om cyberaanvallen door vandalen of criminelen, zoals ransomware, maar ook om cyberaanvallen ten gevolge van internationale conflicten. De gemeentelijke CISO’s en informatiebeveiligers zijn verantwoordelijk voor het treffen van goede beveiligingsmaatregelen. Met betrekking tot OT hebben zij echter te weinig kennis om dat effectief te kunnen doen. Cyberweerbaarheid van OT vergt specialistische kennis, die sterk verschilt van de gebruikelijke IT-kennis binnen kantoorautomatisering. Bovendien wordt de cyberweerbaarheid van de OT negatief beïnvloed door een grote diversiteit in technologie, spreiding en afhankelijkheid van een grote hoeveelheid externe leveranciers en dienstverleners. Deze problematiek speelt ook bij andere organisaties, met name omdat hiervoor nog geen geschikte oplossingen beschikbaar zijn. Dit RAAK-project beoogt met behulp van gemeentelijke casestudy’s oplossingen te zoeken. Mogelijke oplossingsrichtingen worden onderzocht en geëvalueerd. Enkele kansrijke oplossingsrichtingen worden met de gemeenten uitgewerkt in aanpassing van bestaande- en nieuw te ontwikkelen instrumenten voor interventies. Deze worden geëvalueerd en gegeneraliseerd. Drie cybersecuritylectoraten van De Haagse Hogeschool (CSS en NSE) en Hogeschool Utrecht (CS) werken in dit praktijkgerichte onderzoek samen met de gemeenten Eindhoven, Rotterdam en Zoetermeer, alsook met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Informatiebeveiligingsdienst (IBD). Daarnaast nemen het nationaal veiligheidscluster Security Delta, kennisinstelling TNO en cyberexpertbureau Hudson Cybertec deel. Verankering van kennis vindt plaats in onderwijs en lectoraten. Hierbij zijn drie lectoren, vijftien (docent)onderzoekers en circa tweehonderdvijfentwintig studenten betrokken.
De vraag naar de stand van zaken rond signalering en diagnostiek van seksueel misbruik bij mensen met een LVB en de wijze waarop psychomotorisch therapeuten hieraan een bijdrage (kunnen) leveren, is een centrale vraag in ons RAAK-PRO onderzoek “Seksueel trauma bij mensen met een licht verstandelijke beperking: de inzet van psychomotorische therapie”. Nu een grootschalig onderzoek direct bij cliënten niet mogelijk is, willen we de kwaliteit van het onderzoeksproject waarborgen door de noodzakelijke informatie langs andere weg te verzamelen. In de voorgestelde RAAK Impuls wordt door middel van online onderzoek een inventarisatie gemaakt van (het beleid ten aanzien van) preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik in de verstandelijk gehandicaptenzorg. Deze studie kent twee onderdelen: beleidsonderzoek en hulpverlenersonderzoek. Voor elk onderdeel wordt een aparte online enquête gemaakt. 1) In het beleidsonderzoek vullen managers/leidinggevenden op directieniveau van organisaties in de verstandelijk gehandicaptenzorg een online enquête in over het beleid ten aanzien van preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik. 2) In het hulpverlenersonderzoek vullen gedragsdeskundigen, psychomotorisch therapeuten en (persoonlijk) begeleiders een online enquête in over preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik. Met behulp van deze enquête wordt een inventarisatie gemaakt van preventieve maatregelen, diagnostische instrumenten en behandelmethoden en behandelprotocollen die gebruikt worden in de behandeling van cliënten met seksueel misbruik ervaringen. Op basis van de resultaten wordt voor het werkveld een rapport geschreven met daarin de huidige stand van zaken ten aanzien van preventie, signalering en behandeling van seksueel misbruik bij mensen met een verstandelijk beperking. In het rapport zullen ook handvatten en mogelijke verbeterpunten worden geformuleerd.. Daarnaast zal het rapport inzicht geven in de wijze waarop seksueel misbruik zich manifesteert bij mensen met een LVB. Deze informatie is van groot belang in het kader van het hoofddoel van het overkoepelende onderzoeksproject.