Ondanks het feit dat het Schadefonds inmiddels 40 jaar bestaat, lijkt het erop dat veel slachtoffers de weg naar het Schadefonds niet weten te vinden. Onderzoek in 2008 wees uit dat het Schadefonds een vijfde van de werkelijke doelgroep bereikt (Hoogeveen & van Burik, 2008). De belangrijkste oorzaak voor het beperkte doelgroepbereik is volgens dit onderzoek dat het bestaan van het Schadefonds onvoldoende bekend is. In een recent uitgevoerd onderzoek wordt ingeschat dat het potentiële bereik van het Schadefonds verdrievoudigd kan worden (Leiden, Scholten & Ferwerda, 2016). Er is dus een groot aantal slachtoffers dat geen beroep doet op een tegemoetkoming in de geleden schade terwijl zij daar wel recht op hebben. De rol van de ketenpartners, of instanties die mogelijk kunnen (door)verwijzen naar het Schadefonds, is echter onbekend. Dit onderzoek heeft als doel het Schadefonds inzicht te geven in de rol van de samenwerkingspartners inzake de doorverwijzing naar het Schadefonds. Op basis van de uitkomsten willen de onderzoekers concrete aanbevelingen doen aan het Schadefonds ter verbetering van de doorverwijzing door haar samenwerkingspartners zodat meer slachtoffers de weg weten te vinden naar het Schadefonds.
DOCUMENT
Misschien heb je het zelf van dichtbij meegemaakt of heb je er via via wel eens van gehoord. Anonieme Instagram-accounts waarop pikante foto’s of video’s van vrouwen worden gedeeld, zonder dat zij daar toestemming voor hebben gegeven. Of privé-foto’s die rondgaan in whatsapp-groepen met de boodschap dat de dame in kwestie een ‘hoer’ of ‘slet’ is. Slutshaming en exposing kan grote invloed hebben op de levens van de slachtoffers.
LINK
Dit onderzoek is een eerste verkenning in Nederland naar de impact op slachtoffers van online delicten, de behoeften van slachtoffers en de verantwoordelijkheden van politie, justitie en andere instanties bij de afhandeling van dergelijke delicten. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de vraag in hoeverre en hoe de situatie en behoeften van slachtoffers van online criminaliteit afwijken van de situatie en behoeften van slachtoffers van traditionele offline delicten. Immers, als daar meer zicht op is wordt ook duidelijk of het bestaande slachtofferbeleid – dat ontwikkeld is voor traditionele offline delicten – voorziet in de behoeften van slachtoffers van online criminaliteit. Onder de noemer ‘online criminaliteit’ vallen diverse delicten die kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: cybercriminaliteit en gedigitaliseerde criminaliteit. Onder cybercriminaliteit vallen delicten waarbij de ICT-structuur zelf doelwit is én waarbij voor het plegen van dat delict ICT van wezenlijk belang is voor de uitvoering. Voorbeelden zijn het hacken van een database met persoonsgegevens of het platleggen van een website van een bank met een zogenaamde DDoS-aanval. Dit soort delicten wordt ook wel cyber dependent crimes genoemd. Onder gedigitaliseerde criminaliteit vallen traditionele offline delicten die ook online kunnen worden gepleegd. Voorbeelden zijn fraude via internet en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. Dit soort delicten wordt ook wel cyber enabled crimes genoemd. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
DOCUMENT
While criminality is digitizing, a theory-based understanding of the impact of cybercrime on victims is lacking. Therefore, this study addresses the psychological and financial impact of cybercrime on victims, applying the shattered assumptions theory (SAT) to predict that impact. A secondary analysis was performed on a representative data set of Dutch citizens (N = 33,702), exploring the psychological and financial impact for different groups of cybercrime victims. The results showed a higher negative impact on emotional well-being for victims of person-centered cybercrime, victims for whom the offender was an acquaintance, and victims whose financial loss was not compensated and a lower negative impact on emotional well-being for victims with a higher income. The study led to novel scientific insights and showed the applicability of the SAT for developing hypotheses about cybercrime victimization impact. In this study, most hypotheses had to be rejected, leading to the conclusion that more work has to be done to test the applicability of the SAT in the field of cybercrime. Furthermore, policy implications were identified considering the prioritization of and approach to specific cybercrimes, treatment of victims, and financial loss compensation.
MULTIFILE
Online fraude is een veelvoorkomende vorm van criminaliteit. De gevolgen hiervan kunnen groot zijn. Slachtoffers rapporteren niet alleen financiële problemen, nog vaker leidt het volgens slachtoffers tot emotionele problemen zoals een afgenomen vertrouwen en gevoelens van schuld, schaamte en boosheid. De aangiftebereidheid onder slachtoffers van online fraude is echter laag en slachtoffers die wél aangifte doen, lopen tegen obstakels aan. Ondanks specialistische cyberteams lijkt de organisatie van de politie nog onvoldoende toegerust om dergelijke zaken effectief op te pakken. Als aanvulling op het strafrecht kunnen slachtoffers een civiele rechtsvertegenwoordiger inschakelen met als doel de geleden schade op de (vermeende) fraudeur te verhalen. Hoewel onduidelijk is hoeveel slachtoffers hier precies gebruik van maken, wordt verwacht dat dit aantal zal toenemen. Deze verwachting is gebaseerd op recentelijke ontwikkelingen, zoals ten eerste de Procedure NAW-gegevens Begunstigde niet-bancaire Fraude (PNBF), waarmee slachtoffers van online fraude onder voorwaarden de naam, het adres en de woonplaats (NAW) van de ontvanger van het geld krijgen, waarna een civielrechtelijke procedure kan worden gestart. Ten tweede is de politie gestart met de pilot Directe Aansprakelijkheid (DA), waarin slachtoffers van online aan- en verkoopfraude onder voorwaarden door de politie worden doorverwezen naar een civiele rechtsvertegenwoordiger met als doel een civielrechtelijke procedure te starten. Ten derde is sprake van toenemende aandacht voor de civielrechtelijke procedure in de media en op websites van consumentenen slachtofferorganisaties. Dit onderschrijft de noodzaak dat inzicht moet komen in de procedure en diens gevolgen voor slachtoffers, daders, betrokken instanties en de maatschappij.
DOCUMENT
Slachtoffers van online fraude kunnen buiten het strafrecht omde geleden schade op de vermeende fraudeur verhalen. Dat kunnen zij doen door een civielrechtelijke procedure in gang te zetten met een civiele rechtsvertegenwoordiger. Bijvoorbeeld een gerechtsdeurwaarderskantoor. Hoe werkt dit voor slachtoffers en hoe ervaren zij deze afdoeningswijze?
MULTIFILE
Jaarlijks wordt een aanzienlijk deel van de Nederlandse burgers en bedrijven slachtoffer van onlinecriminaliteit. Hieronder vallen zowel nieuwe delicten, zoals het hacken van een emailaccount of het platleggen van een website (ook wel cybercriminaliteit), als traditionele vormen van criminaliteit waarbij ICT een steeds belangrijkere rol speelt, zoals onlinefraude of onlinebedreigingen (ook wel gedigitaliseerde criminaliteit). Uit eerdere studies blijkt dat ondanks deze hoge prevalentie van onlinecriminaliteit, slachtoffers zelden aangifte doen bij de politie. Er is echter nog weinig bekend over de delict- en persoonskenmerken die samenhangen met de aangiftebereidheid van slachtoffers van onlinecriminaliteit, de motieven die slachtoffers hebben om wel of juist niet aangifte te doen en de tevredenheid van slachtoffers die aangifte deden. Om deze lacune in onze kennis over aangiftebereidheid na onlinecriminaliteit te voorzien wordt in dit onderzoek zowel het beoogde als daadwerkelijke aangiftegedrag van burgers en ondernemers onderzocht.
DOCUMENT
Cybercrime – en daarmee cybersecurity – is een groot maatschappelijk probleem. De criminologische bestudering van cybercrime staat nog in de kinderschoenen. Het is echter niet alleen noodzakelijk om fundamenteel wetenschappelijk onderzoek uit te voeren (‘de lange termijn’), maar ook om met de praktijk de acute problemen en uitdagingen van vandaag en morgen te onderzoeken. Het merendeel van het onderzoek op dit gebied – en dan heb ik het over zowel fundamenteel wetenschappelijk als praktijkgericht onderzoek – komt tot nu toe uit de hoek van de technische wetenschappen. Technologie speelt natuurlijk ook een belangrijke rol bij cyberincidenten, maar we hebben het over mensen die cyberaanvallen uitvoeren, mensen die – wetend of onwetend – meewerken aan die aanvallen, mensen die slachtoffer worden en mensen die zich bezighouden met het tegenhouden van cyberaanvallen. Empirisch onderzoek naar de menselijke factor bij cybercrime en cybersecurity is schaars. De onder mijn redactie recent uitgebrachte onderzoeksagenda ‘The human factor in cybercrime en cybersecurity’ maakt dit helder.1 In die onderzoeksagenda zijn tientallen onderwerpen geïdentificeerd waar de komende jaren onderzoek naar moet worden gedaan omdat basale kennis ontbreekt. Tegelijkertijd zit het werkveld te springen om bruikbare kennis over manieren om zich te beschermen tegen cyberaanvallen. Dat laatste is iets wat we zeker gemerkt hebben het afgelopen jaar. Al voor de officiële start van het lectoraat Cybersecurity in het midden- en kleinbedrijf (mkb) stroomden de verzoeken binnen van gemeenten, brancheorganisaties en bedrijven om gezamenlijk onderzoek te doen. Dit is dan ook de reden dat we, ondanks dat het lectoraat nog geen jaar geleden is ingesteld, al flink wat onderzoeken voor en met de praktijk uitvoeren. De constatering dat onderzoek naar de menselijke factor binnen cybercrime en cybersecurity nog in de kinderschoenen staat terwijl er een grote vraag is naar evidence-based praktisch toepasbare kennis, is de reden dat De Haagse Hogeschool (HHs) en het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) de handen ineengeslagen hebben voor de totstandkoming van dit lectoraat. Zowel De HHs als het NSCR hebben cybersecurity en cybercrime al enkele jaren geleden als prioriteit benoemd en hebben elk afzonderlijk onderzoeksprogramma’s op dit gebied. Voor De HHs geldt dat onderzoeken toepassingsgericht moeten zijn en dat de nieuwste onderzoeksmethoden en -technieken moeten worden toegepast om hoogwaardige producten op te leveren. Voor het NSCR geldt dat onderzoeken ook fundamentele kennis moeten opleveren. Het is echter steeds duidelijker dat bij onderzoek naar cybercrime en cybersecurity het beste van beide werelden nodig is. Het lectoraat heeft dan ook de nadrukkelijke opdracht deze twee onderzoeksprogramma’s te verbinden. Ik zal in deze inleiding een beknopte schets geven van de onderzoeksprogramma’s van deze organisaties en van de toekomstige onderzoeken binnen het lectoraat. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
DOCUMENT
Na incidenten zoals op Koninginnedag in Apeldoorn is er grote behoefte aan informatie over de slachtoffers. De autoriteiten krijgen die informatie echter maar lastig los van de ziekenhuizen.
DOCUMENT
De auteur beschrijft de migrantenstroom in de grensplaats Velika Kladuša (Bosnië en Herzegovina). Sinds een jaar of twee is dit stadje de laatste halte voor migranten die via de Balkanroute naar de EU reist. Vanuit het binnenland arriveren onophoudelijk groepjes migranten die één richting uitgaan: Europa. Inmiddels kent het stadje duizenden migranten uit Azië, bijvoorbeeld uit Pakistan en Afghanistan maar ook uit Noord-Afrikaanse landen, zoals Algerije en Marokko. Zodra het kan, steken zij de grens over. Toen de eerste groepen migranten destijds aankwamen, stond de lokale bevolking onmiddellijk klaar om hun de nodige ondersteuning en hulp aan te bieden. De middelen in Velika Kladuša zijn schaars. Er is een hoge werkeloosheid, het leven is relatief duur en er is weinig inkomen. Vanuit de hoofdstad komt nauwelijks ondersteuning. Het toenemende aantal vluchtelingen legt een grote druk op de weinige beschikbare middelen. Verhalen over overlast, criminaliteit en seksueel ongewenst gedrag nemen toe. Dat leidt tot vechtpartijen en demonstraties waarbij wapens zichtbaar aanwezig zijn. De Bosniërs zien de migranten nu als bedreiging en willen dat ze zo snel mogelijk vertrekken. De auteur pleit voor ondersteuning voor zowel de bewoners als de migranten. De EU behoort daarin het voortouw te nemen en samen met de Bosnische overheid op te trekken.
DOCUMENT