Met de praatplaat Technologie & Sociaal-emotioneel leren kunnen onderwijsprofessionals in het speciaal onderwijs zien hoe je met technologie je leerlingen kunt ondersteunen bij het ontwikkelen van de competenties van sociaal-emotioneel leren (SEL). Per competentiegebied zijn er voorbeelden van verschillende technologieën, daarnaast wordt duidelijk aan de hand van welke didactische keuzes onderwijsprofessionals de inzet van een technologie bepalen. In nauwe samenwerking met Heliomare onderwijs is informatie opgehaald over de huidige inzet van technologische toepassingen. En over mogelijkheden voor verdere inzet van technologie voor ondersteuning op SEL. De praatplaat helpt het gesprek aan te gaan over het breder inzetten van al aanwezige en nieuwe technologie binnen het gespecialiseerd onderwijs voor ondersteuning op de ontwikkeling van SEL. De praatplaat biedt een visueel overzicht van de eerste inzichten en bevindingen uit het onderzoek Sociaal-emotioneel leren en technologie in het speciaal onderwijs.
DOCUMENT
Basisscholen kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan het sociale welbevinden van hun leerlingen. De school is een plek waar leerlingen op jonge leeftijd met een relatief grote groep andere kinderen leren samen te leven. Ze leren hoe zij op andere leerlingen reageren, wat voor emoties die omgang op kan roepen en wat voor gevoel die onderlinge omgang met zich meebrengt.
DOCUMENT
Bedrijfsovernames binnen de agrarische sector zijn complexe processen. Vooralsnog wordt er veel aandacht besteed aan het financiele, juridische en fiscale aspect, maar het sociaal-emotionele vlak blijft nog te vaak onderbelicht, terwijl dat juist een cruciale rol speelt. Vanuit culturele antropologie geven we in dit essay antwoord op de vraag: “hoe kom je tot een succesvolle bedrijfsovername op sociaal-emotioneel vlak?”
DOCUMENT
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.
Bewegingsarmoede en aanverwante (gezondheids-gerelateerde) aandoeningen vormen een grote uitdaging in de samenleving. Terwijl veel aandoeningen zich pas relatief laat manifesteren (tijdens volwassenheid), wordt de basis hiervoor gelegd tijdens de jonge kinderjaren. Precies in deze vroege levensfase wordt goed en voldoende bewegen nog als bijvangst beschouwd. Er is weinig specifieke aandacht en ruimte hiervoor binnen de voorschoolse periode en in de kleuterjaren in het basisonderwijs. Oftewel, een goede basis cq. actief fundament ontbreekt, waarmee oneerbiedig gesteld kan worden dat het ‘dweilen met de kraan open is’. Zowel professionals in de kinderopvang (<4 jaar) en in het (kleuter)onderwijs staan zeer welwillend tegenover het faciliteren van meer en beter bewegen voor kinderen, maar ervaren diverse barrières om dit ook goed te kunnen realiseren in de praktijk. Zo ervaren zij bijvoorbeeld handelingsverlegenheid, verschillen in systemen (o.a. wet- en regelgeving) tussen kinderopvang en basisonderwijs die transitie van ene naar andere setting bemoeilijken en een niet-stimulerende fysieke omgeving. De opkomst van Integrale Kindcentra (IKC), die zich richten op de levensfase 0-12 jaar, biedt hierin veel mogelijkheden voor verbetering. Dit projectvoorstel richt zich op het ontwikkelen van passende aanpak op IKC gericht op beweegstimulering en motorische ontwikkeling voor kinderen van 2-7 jaar met als doel beweeggedrag, motorische vaardigheden en sociaal-emotioneel welbevinden van kinderen te verbeteren. In dit longitudinale, quasi-experimenteel onderzoek wordt middels een ontwerpgerichte benadering een passende aanpak gerealiseerd waarin de bestaande barrières structureel worden geslecht. Het project vindt plaats in 3 regio’s in Nederland (Zuid-Limburg, Eindhoven, Amsterdam). In elke regio nemen 3 IKC deel als interventiegroep (totaal 9) en 9 IKC fungeren als controleconditie. Het project wordt vormgegeven vanuit de disciplines sport & bewegen, pedagogiek en gezondheidsbevordering en wordt ondersteund door diverse branche- en belangenorganisaties (zoals BMK, PPinK, BOinK, KVLO) en bestaande landelijke initiatieven (Gezonde School/Gezonde Kinderopvang).
Een bedrijfsovername in de land- en tuinbouw is succesvol wanneer het bedrijf na de overname een (ecologisch en economisch) duurzaam bedrijfs- en verdienmodel heeft, financieel gezond is en als de familieverhoudingen goed zijn (familiegeluk). Dat dit een complexe proces is, wordt duidelijk wanneer het proces van dichtbij wordt bekeken: het aantal betrokkenen en de vele besluiten die genomen moeten worden op financieel, juridisch, economisch, ecologisch, sociaal-emotioneel en familiair terrein maken het geheel complex. Binnen dit bedrijfsovernameproces spelen (familie)bedrijfsadviseurs een cruciale rol. Het belang van de best passende adviseur is duidelijk, maar hoe de rol er echt uitziet, is onduidelijk. Het huidige onderzoek geeft hier geen antwoorden op. In de psychologie vinden we een aantal aanknopingspunten, echter deze zijn (nog) niet verbonden met het onderzoek noch de praktijk van agrarische familiebedrijven en hun overnameproces. Doelstelling van dit project is met behulp van een helder beeld van de impact van de agrarische adviseur binnen het bedrijfsovernameproces van het familiebedrijf adviseurs van nu en in de toekomst (door)ontwikkelen en ondersteunen, zowel v.w.b. handelingsperspectief als ook gedragsverandering. Dit bereiken we door het doen van praktijkgericht onderzoek en het toetsen, verrijken en toepassen van de adviezen en producten uit fase 1. Het beoogde resultaat is een stevig netwerk van huidige bedrijfsadviseurs die gezamenlijk bewust zijn van de impact van hun rol binnen het complexe bedrijfsovernameproces en een duidelijke beschrijving van die rol welke gedragsverandering en handelingsperspectief biedt. Hierbij maken we gebruik van de adviezen en producten uit fase 1, zowel van de hogeschool Inholland als ook van de andere 5 hogescholen. Onder onze resultaten vallen ook kenniscirculatie met zowel de agrarische adviespraktijk, als het mbo en hbo onderwijs. De adviseurs van straks zitten nu in de (groene) schoolbanken. Zo verbinden wij niet alleen tussen de 4 projecten, maar ook tussen werkveld en onderwijs.