Hoofstuk 4 in Sociale innovatie in de praktijk Hoofdstukindeling: 4.1 Inleiding 4.2 Noties van sociale innovatie in zorg en welzijn 4.3 Transformatie in het sociale domein 4.4 Sociale innovatie beschouwd vanuit het perspectief van waarden 4.5 De waarde van een sociale professional 4.6 Epiloog
LINK
In dit hoofdstuk wordt het Nederlandse beleid geschetst van het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van terroristisch geweld. Hierin neemt het ‘Actieprogramma integrale aanpak Jihadisme’ een belangrijke plaats in. Besproken wordt wat er goed gaat en wat de ontwikkelingsvragen zijn. Het hoofdstuk eindigt met een beschouwing over de behoefte aan sociale innovatie. Aangezien een aantal preventieve interventies behoorlijk ingrijpend kunnen zijn, is het zaak om bij de uitvoering te letten op eenduidigheid en adequate rechtsbescherming.
MULTIFILE
Onderzoeker Philip Marcel Karré bespreekt twee recente rapporten die sociale innovatie in de stadslandbouw belichten. De auteurs beschrijven en analyseren Rotterdamse projecten vanuit twee resp. invalshoeken: als burgerinitiatief in de buitenruimte en als sociale onderneming, en schetsen zo een beeld van de stand van zaken in de praktijk.
LINK
Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
Sociale innovatie gaat om de bundeling van menskracht met als doel uiteenlopende maatschappelijke kwesties aan te pakken. Sociale innovatie heeft betrekking op nieuwe arrangementen van burgers, overheden en/of bedrijven die ‘maatschappelijke energie’ opwekken om bijvoorbeeld armoede of sociale ongelijkheid tegen te gaan, arbeidsparticipatie te bevorderen of ‘alternatieve’ initiatieven te ondersteunen. Het gaat daarbij om het scheppen van publieke meerwaarde. De verwachtingen over sociale innovatie als oplossing voor hedendaagse maatschappelijke problemen zijn vaak hooggespannen. In Sociale innovatie in de praktijk vragen auteurs zich af of en in hoeverre deze verwachtingen in de praktijk worden waargemaakt. Wat wordt onder sociale innovatie verstaan? Hoe werkt ze en wat is de praktische betekenis ervan? Vragen als deze worden van diverse, en soms ook ontnuchterende, antwoorden voorzien. In deze essaybundel wordt vanuit twee disciplinaire perspectieven (sociologie en bestuurskunde) en drie praktijkgerichte perspectieven naar sociale innovatie gekeken. Terwijl de eerste twee perspectieven in belangrijke mate conceptueel zijn, richten de praktijkgerichte perspectieven de blik op het sociale, het beleids- en het onderwijsdomein. Sociale innovatie in de praktijk is een boek voor mensen die werkzaam zijn in het sociale domein, in de beleidspraktijk evenals voor zowel docenten als studenten in het hoger onderwijs. Sociale innovatie in de praktijk is meer in het algemeen een boek voor iedereen met belangstelling voor maatschappijvraagstukken en hoe daarop innovatieve reacties zijn te geven. De auteurs zijn verbonden aan verschillende hogescholen. De redacteuren hebben alle drie een werkrelatie met Hogeschool Inholland.
LINK
Ervaringsdeskundigheid betekent het integreren van eigen en andermans ervaringen in collectieve kennis over het leven en over het omgaan met ontwrichtende gebeurtenissen, en deze kennis en kunde professioneel overdragen aan anderen.
LINK
Elke crisis vraagt om veerkracht. De veerkrachtige samenleving kan een antwoord bieden op de uitdagingen, bedreigingen en schokken die voortkomen uit snel veranderende maatschappelijke omstandigheden. In het licht van de huidige crisis veroorzaakt door de corona pandemie, is dat niet alleen een hoopvol idee, maar ook een cruciaal idee. Deze publicatie is geschreven voor bestuurders, studenten, docenten, professionals en beleidsmakers binnen het sociale domein die in deze crisistijd behoefte hebben aan achtergrondinformatie over het begrip veerkracht. We bespreken hoe het begrip veerkracht betekenis krijgt binnen verschillende wetenschappelijke tradities en denkstromingen. Ook laten we zien dat het begrip veerkracht behulpzaam kan zijn om gedragsverandering en verbetering van maatschappelijke voorwaarden op verschillende niveaus inzichtelijk te maken: op individueel niveau, op collectief niveau (groepen), en op systemisch niveau (samenleving en ecosysteem). Voor beroepskrachten bieden deze drie niveaus elk andere aanknopingspunten en handelingsperspectieven.
DOCUMENT
Sociale innovatie heeft als doel om kwaliteit toe te voegen aan de samenleving. Dat moet in de eerste plaats vooral opgevat worden als een gemeenschappelijke opgave. Het kan nooit alleen tot stand gebracht worden door de overheid of door professionals. Meer dan ooit is het nodig om burgers zelf in het middelpunt te plaatsen. Hier ligt een aantal mooie uitdagingen te wachten, waarbij we onderscheid kunnen maken tussen systeeminnovatie en beroepsinnovatie, die niet los van elkaar gezien kunnen worden.
DOCUMENT
Om de verwachtingen bij de decentralisatie van het sociaal domein alsnog waar te maken, is meer dan extra geld nodig. Stevige lokale plannen en ruimte voor samenwerking in de uitvoering. De verzorgingsstad 2.0 biedt daarvoor perspectief
LINK
Dit onderzoek is in opdracht van het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Loppersum uitgevoerd door een onderzoeker van het Kenniscentrum NoorderRuimte, Hanzehogeschool Groningen. De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de transities in het sociale domein door de decentralisaties van de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend onderwijs. In dit onderzoek stonden twee hoofdvragen centraal: 1.In welke mate komen de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdragen van haar dorpsgemeenschappen aan het sociale domein overeen met wat in de huidige dorpsvisies daarover is geschreven? 2.In welke mate sluiten de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdragen van haar dorpsgemeenschappen aan het sociale domein aan bij wat dorpsgemeenschappen zelf willen, kunnen en doen? Er zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd. Allereerst zijn de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdrage van (groepen) inwoners aan het sociale domein uit het Beleidsplan 4D’s beschreven door het toepassen van close reading als onderzoeksmethode. Close reading is ook gebruikt voor het benoemen van de onderwerpen die tot het sociale domein behoren in de huidige dorpsvisies van 15 dorpen van de gemeente Loppersum met de daarbij behorende formuleringen van sociale ambities. In het derde deelonderzoek is in vier focusgroepsessies met 22 bestuursleden van de dorpsbelangenverenigingen (gemeente Loppersum) geïnventariseerd hoe inwoners in hun dorpen bijdragen aan het sociale domein en welke sociale ambities de besturen van de dorpsbelangenverenigingen voor mogelijk houden voor hun dorp. De conclusie op de eerste onderzoeksvraag luidt dat in de huidige dorpsvisies een dorpseigen invulling van de beleidsverwachtingen van de gemeente over de bijdragen van groepen inwoners aan het sociale domein ontbreekt. Omdat de meeste dorpsvisies uit het vorige decennium stammen, mag op basis van dit onderzoek echter niet beweerd worden dat de dorpsvisies hierin tekort schieten. In alle dorpsvisies staan voornamelijk ruimtelijke doelstellingen en blijkbaar pasten die doelstellingen goed bij het tijdsgewricht van de jaren 2000 – 2010. De conclusie op de tweede onderzoeksvraag luidt derhalve dat de besturen van de dorpsbelangenverenigingen diverse activiteiten van mede-inwoners zien die op bijdragen aan het sociale domein duiden. Voorts handelen de besturen als georganiseerde groep inwoners in lijn met de beleidsverwachtingen van de gemeenten doordat ze sociale activiteiten in hun dorpen organiseren en bereid zijn om sociale ambities (nog) verder te willen uitwerken. Er zijn meerdere (praktisische) aanbevelingen geformuleerd voor zowel de gemeente als de besturen van de dorpsbelangenverenigingen.
DOCUMENT