Het sociaal netwerk vormt een belangrijk thema doordat vanuit de Wmo verondersteld wordt dat de cliënt eerst de eigen kracht aanboort, alvorens er professionele hulp kan worden ingeschakeld. Dat betekent dat hij ook de kracht die het eigen sociaal netwerk bezit moet benutten. Het gaat bij kracht van het sociaal netwerk om steun die door familie, vrienden , kennissen en buren gegeven kunnen worden. Hierdoor kan de cliënt langer zelfstandig thuis blijven wonen en/of meer participeren in de samenleving. In de literatuur wordt wel onderscheid gemaakt tussen het persoonlijk – en het maatschappelijk steunsysteem van de cliënt. Bij het maatschappelijk steunsysteem gaat het dan met name over het benutten van algemene voorzieningen als vrijwilligers of lotgenotencontacten etc. In deze docentenhandreiking ligt de focus op het persoonlijk steunsysteem. De opzet van deze handreiking is dat je als docent tijdens je lessen voor een bepaald vak waar het onderwerp Sociale netwerken bij aan de orde komt, kan putten uit dit lesmateriaal. Daarbij kun je gericht zoeken vanuit de deelthema’s waar deze docentenhandreiking uit is opgebouwd. Ieder deelthema wordt kort ingeleid. Hierdoor krijgt de lezer een goede indruk van de belangrijkste items die bij ieder deelthema aan de orde zijn. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de literatuur en onderwijsmodules uit de Wmo-werkplaatsen, zodat jij en studenten zich verder in het thema kunnen verdiepen. Tot slot wordt bij ieder deelthema een aantal opdrachten geformuleerd die je als docent kan gebruiken als opdrachten tijdens de lessen.
Samenvatting:Dit onderzoek richt zich op de vraag welke belemmeringen jongeren met verschillende onderwijs- en thuisachtergronden parten spelen op hun weg naar en door het onderwijs, en hoe deze kunnen worden weggenomen. Om zicht te krijgen op actuele interventies en onderzoeksvragen is er een literatuurstudie uitgevoerd naar studentbinding tijdens online onderwijs en zijn drie focusgesprekken geanalyseerd.Uit het eerste focusgesprek (‘Voor de poort’) blijkt (1) dat studiekeuzebegeleiding in het VO of mbo vaak weinig samenhangend is; (2) dat VO-leerlingen en mbo-studenten vaak onvoldoende worden voorbereid op het HO; (3) dat het HO zelf veel mogelijkheden biedt aan toekomstige studenten maar dat ook dit aanbod weinig samenhangend is; en (4) dat er behoefte is aan meer samenwerking in de keten. Uit het tweede focusgesprek (‘Studentbinding en online onderwijs ten tijde van de corona-crisis’) blijkt dat sinds het onderwijs bijna volledig online wordt gegeven, de studentbinding onder druk staat. Dit komt met name door de moeizame interactie tussen studenten onderling, tussen docent en student, en tussen docenten onderling. Maar ook zijn er concrete belemmeringen aan te wijzen zoals technische uitdagingen, kennisclips die efficiënt en to the point moeten zijn, en studenten en docenten die hun camera niet aan willen of durven zetten. Uit het derde focusgesprek (‘Langstudeerders’) blijkt dat er vier belangrijke oorzaken zijn voor langstuderen: (1) het maken van verkeerde studiekeuzes; (2) eerder opgelopen studievertraging; (3) de afstudeeropdracht; en (4) het verliezen van binding met de opleiding. Deels liggen deze oorzaken in de studenten zelf, maar deels ook in het onderwijs. Interventies kunnen worden gericht op het voorkomen en of op het oplossen van langstuderen.Op basis van deze vraagarticulatie bij de verschillende stakeholders kan worden geconcludeerd dat studentbinding een centrale plek verdient in de onderzoeksagenda van de Maatschappelijke Uitdaging Kansrijke leer en ontwikkelroutes in de grote stad.
MULTIFILE
In september 2009 startten zes regionale Wmo-werkplaatsen in Nederland. Het zijn regionale samenwerkingsverbanden van Hbo-instellingen en lectoren, zorg- en welzijnsinstellingen en gemeenten, gericht op praktijkonderzoek, beroepsinnovatie en deskundigheidsbevordering op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft deze werkplaatsen een stimuleringssubsidie. Van 2009 tot 2012 hebben de zes Wmo-werkplaatsen nieuwe werkvormen voor zorg en welzijn opgespoord, verder ontwikkeld en geëvalueerd. Op basis van deze praktijkervaringen en –onderzoek, ontwikkelden de werkplaatsen onderwijsmodulen, die om niet ter beschikking gesteld worden aan gemeenten, organisaties in de zorg- en welzijnssector, opleiders en andere belangstellenden. In de onderwijsmodules staat een bepaald maatschappelijk probleem en een door de Wmo-werkplaats gevolgde en ontwikkelde methodiek centraal. In deze cursus ontdekken studenten ontdekken hoe onderzoek plaats kan vinden zodat kennis over de context van kwetsbare burgers systematisch in beeld komt. De cursus is met name ontwikkeld voor studenten die binnen het domein van Social Work (MWD) een groot aantal competenties ontwikkelen die allen ook relevant zijn voor het werken met deze groep. Denk hierbij aan zaken als gesprekstechnieken, outreachend werken, signaleren. Deze thema’s zullen op andere plekken in het curriculum behandeld worden. In dit programma is gekozen voor een aantal thema’s die niet direct voorhanden zijn in ieder curriculum. Het is aan de docent om samen met de student te zoeken naar een op maat gesneden invulling van het programma.
Het plaatsen en onderhouden van fysieke inrichtingselementen in de openbare ruimte is kostbaar. Meer efficiënt gebruik van het bestaande aanbod in de fysieke omgeving door passend beweegstimuleringsaanbod is wenselijk en efficiënter gebruik kan bijdragen aan het verminderen van bewegingsarmoede. In ‘Changing Views’ staan drie onderzoeksvragen centraal: 1) Kunnen kinderen met behulp van technologische ondersteuning worden verleid om gebruik te maken van andere locaties dan zij gewend zijn? 2) Kan de perceptie en zienswijze van kinderen op de beweegvriendelijkheid van de omgeving worden beïnvloed middels gerichte blootstelling aan inrichtingselementen via de technologische applicatie ‘missiemaster’? 3) Hoe kan het gebruik van de openbare ruimte door kinderen worden geoptimaliseerd en kunnen kinderen die van nature minder beweegdrang hebben, meer gestimuleerd worden om te bewegen door hen actief te betrekken in de ontwikkeling van beweegstimuleringsaanbod? Onderzoeksvraag 1 wordt onderzocht middels een kleinschalig experiment door het gebruik van missiemaster, waarmee kinderen via een GPS-route door hun wijk worden ‘rondgeleid’ (werkpakket 1). Op basis van een herhaalde meting bij basisschoolleerlingen en de evaluatie van app-gegevens wordt het potentieel van deze technologie onderzocht. Hierbij wordt onderzocht of de perceptie van beweegvriendelijkheid van de omgeving kan worden beïnvloed en of door veranderde blootstelling aan omgevingsmogelijkheden nieuwe sociale interacties ontstaan. De kwantitatieve meting bij leerlingen vormt tevens de basis voor de selectie van een specifieke doelgroepen leerlingen voor deelname aan werkpakket 2 waarin middels een participatief actie-onderzoek passend beweegstimuleringsaanbod wordt ontwikkeld. Via meerdere iteraties in het ontwikkelproces en met behulp van een nieuw te ontwikkelen ‘efficiëntiegraadmeter’ voor buurtsportcoaches wordt in werkpakket 3 de tweede onderzoeksvraag beantwoord. In een slotsymposium worden alle projectresultaten (inzichten en ontwikkelde producten) gedeeld. Alle ontwikkelde producten worden duurzaam en vrij beschikbaar gesteld via een online platform, www.beweegvriendelijkebuurt.nl.
Bij de projectaanvraag City Deal Kennis Maken LeeuwardenFryslân hanteren we de geactualiseerde Kennisagenda Fryslân 2019-2025. Leidraad hierin zijn de transitie-opgaven waar de Friese samenleving voor staat. Via de inzet van Living Labs en experimenten wil de regio oplossingen ontwikkelen en testen voor de maatschappelijke opgaven onder het motto "De stad als campus, de regio als proeftuin".
Veel mensen overleden aan COVID-19 met ernstige symptomen en zonder nabijheid van geliefden. Naasten konden patiënten niet bijstaan aan het einde van het leven. Ook zorgverleners in verpleeghuizen en ziekenhuizen ervaren het verlenen van zorg in deze tijd als zwaar. Daarnaast hebben vele tienduizenden mensen in Nederland ernstige verlieservaringen door COVID-19 rond hun baan, dagbesteding, onderneming, sociale contacten of hun zorg. Het lectoraat Zorg rond het Levenseinde (ZRL) van Avans Hogeschool wil samen met het Koning Willem 1 College in Den Bosch een studentenchallenge aansturen om de verhalen rondom het leed geleden door COVID-19 in de stad op te halen en zichtbaar te maken. Maatschappelijke verbinding, herstel en erkenning zijn namelijk onmisbaar, zeker in tijden van groot verlies. In Nederland is er relatief weinig maatschappelijke aandacht, ondersteuning en verbinding geweest voor het verlies geleden door corona. Burgers moeten en kunnen deze verbondenheid zelf creëren, maar dat gaat niet vanzelf. Daar wil deze Challenge bij helpen en wel via het concept 'Compassionate communities' (CCs)Deze bieden een kader voor verbondenheid rond verlies. CCs zijn steden, wijken of buurten waarbinnen de bewoners elkaar steunen bij verlies en kwetsbaarheid. CCs worden gestart door (onderdelen van) het handvest van de CCs te implementeren dat bestaat uit 13 aandachtspunten, waarin o.a. gespecificeerd is dat scholen, werkplekken, gebedshuizen, musea en zorgcentra structureel aandacht hebben voor dood, verlies en zorg. Het doel is om een cultuur te creëren waarin het normaal is om positief met elkaar in contact te komen rond alle vormen van verlies. We vragen studenten om het gedachtengoed van CCs in een ‘Challenge’ te introduceren in Den Bosch rondom het stille leed als gevolg van corona. Het doel van de Challenge is om beeldvorming, communicatie en maatschappelijke samenwerking rond verlies (in brede zin) en andere knelpunten gerelateerd aan COVID-19 te verbeteren.