Deze bijdrage van het Nederlands Jeugdinstituut doet verslag van een literatuurstudie naar de effectiviteit van evidence based hulpverleningsmethoden in de jeugdzorg. Volgens een veelgeciteerde studie van Lambert kan de uitkomst van een interventie voor slechts 15% aan specifieke methodiek worden toegeschreven. Dit verslag beschrijft een literatuurstudie die laat zien dat er geen robuuste uitspraken zijn te doen over wat de verhouding is tussen de verschillende factoren. Er is weliswaar een duidelijke trend die laat zien dat de algemeen werkzame factoren verhoudingsgewijs een sterk effect lijken te hebben, maar de rol van specifieke methodieken is nog onvoldoende ontrafeld. De stelling van de auteurs is dat – door de potentie van specifieke methodieken beter te gaan benutten - in de toekomst de verdeling over de genoemde factoren er heel anders uit kan komen te zien.
DOCUMENT
Uit het artikel: "Met een focus op specifieke topsectoren lijkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een goede mix van generiek en specifiek innovatiebeleid te hebben. De uitgaven van het departement zijn evenwel niet in lijn met deze beleidsvisie en zijn merendeels op generiek beleid gericht."
LINK
In de afgelopen jaren spelen toepassingen van kunstmatige intelligentie (artificiële intelligentie, AI) een steeds prominentere rol bij werk, er wordt zelfs gesproken dat AI menselijke arbeidstaken geheel kan overnemen. De bestaande overzichten van gebruikte AI-tools zijn vaak ingedeeld in categorieën van AI-technologie, de techniek die in het AI-systeem zit. Echter om de AI-impact op de werkvloer te kunnen duiden is ander taalgebruik nodig, dat uitgaat van de werktaak en niet van de AI-techniek. In dit artikel wordt een methodiek uitgewerkt om de rol van AI te duiden, een AI-impactscan in de taal van werktaken, samen met de professionals die deze werktaken (gaan) uitvoeren. De methodiek bestaat uit drie onderdelen: inspiratie, co-creatie om voorbeelden te vinden en impact assessment. Dit resulteert in een overzicht van AI-toepassingen in een specifieke sector of bedrijf. Deze voorbeelden worden ook ingedeeld in toepassingen die al gemeengoed zijn, toepassingen waarmee wordt geëxperimenteerd of toepassingen die in de toekomst van waarde zouden kunnen zijn. Ook het niveau van de impact (hoog, middel, laag) op de werktaak wordt bepaald. Met dit overzicht kan een organisatie aan de slag om met AI-tools een verantwoorde meerwaarde te leveren aan het bedrijfsproces. Door de impactscan met de werknemers uit te voeren, ontstaat daarbij een bewustzijn over wat AI kan bieden in hun eigen takenpakket en het bedrijfsproces. Zo worden AI-systemen realistischer en beter begrepen op de meerwaarde en de beperkingen.
DOCUMENT
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
In het project wordt een nieuw door de HvA ontwikkelde methodiek (Open Collaborative Business Modelling methodiek, verder: ‘OCBM-methodiek’), toegepast om waardeproposities voor circulaire en biobased verpakkingen te ontwikkelen, samen met partijen uit de waardeketen. De inzet van biobased materialen is essentieel voor het terugdringen van het gebruik van fossiele plastics en – uiteindelijk – voor het bereiken van een volledig circulaire economie. De specifieke waardeketen waar het project zich op richt is die van verpakkingen op basis van Olifantsgras / Miscanthus. Projectpartner Vibers is een bedrijf dat dit gewas als grondstof gebruikt voor het produceren van o.a. verpakkingsmaterialen. Tijdens het project zal een viertal OCBM-sessies worden georganiseerd waarin Vibers in nauwe samenwerking met een wisselende groep ketenpartners en andere stakeholders een nieuwe waardepropositie formuleert. Projectpartner Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (verder: KIDV) bewaakt in de OCBM-sessies de duurzaamheid van de ontwikkelde propositie en speelt een rol bij evaluatie van de OCBM-methodiek voor de verpakkingsindustrie. Het project levert daarmee twee belangrijke resultaten op: 1. Een met behulp van de OCBM-methodiek ontwikkelde waardepropositie voor een circulair business model waarin een biobased verpakking centraal staat; 2. Aanbevelingen voor het verfijnen van de OCBM-methodiek: specifieke aandachtspunten voor het ontwikkelen van innovatieve, circulaire business modellen met behulp van deze methodiek.
Wetenschappers gebruiken bioorthogonale klikreacties tussen trans-cyclooctenen (TCOs) en tetrazines (Tz) om geheel nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen waarmee heel gericht cruciale biologische doelmoleculen kunnen worden geraakt, zodat ziektes op een veel selectievere manier kunnen worden behandeld. Recentelijk heeft de Radboud Universiteit een nieuw TCO-derivaat ontwikkeld en geoctrooieerd dat beschikt over twee orthogonale handvatten, goede stabiliteit, een snelle klik-kinetiek en een biocompatibele “click-to-release” functionaliteit. Bovendien kan deze TCO in een efficiënte synthese met hoge zuiverheid geproduceerd worden in tegenstelling tot vergelijkbare gepubliceerde stoffen. Binnen dit KIEM project zullen ‘ready-to-use’ TCO-producten ontwikkeld worden, gebaseerd op dit nieuwe TCO-derivaat. Dit is belangrijk om de drempel te verlagen voor onderzoekers om deze nieuwe technologie te benutten in hun toepassingen en versnelt daarmee de ontwikkeling van “slimme” geneesmiddelen of materialen. De werkzaamheden in dit project zullen bestaan uit literatuuronderzoek, synthetisch ontwerp van TCO-derivaten, chemische synthese, onderzoek naar de eigenschappen van de stoffen en contact leggen met potentiele gebruikers. De beoogde projectresultaten zijn chemische methoden om geactiveerde TCOs te synthetiseren, 5–10 geactiveerde eindproducten, inzicht in de chemie van TCOs, inzicht in de kinetiek en stabiliteit van de nieuwe TCOs en nieuwe samenwerkingen. In dit project wordt samengewerkt tussen de Radboud Universiteit en het biotechnologiebedrijf Synvenio. Binnen de synthetisch organische chemie afdeling van de Radboud Universiteit is de eerdergenoemde nieuwe TCO ontwikkeld. Synvenio is een jong biotechnologiebedrijf dat bioactieve stoffen beschikbaar maakt voor biochemisch- en biomedische onderzoekers. Het team bestaat uit chemici met veel affiniteit met biochemie, waaronder een van de uitvinders van de nieuwe TCO.
Lectoraat, onderdeel van HAS green academy
Lectoraat, onderdeel van NHL Stenden Hogeschool