Purpose: Most speech-language pathologists (SLPs) working with children with developmental language disorder (DLD) do not perform language sample analysis (LSA) on a regular basis, although they do regard LSA as highly informative for goal setting and evaluating grammatical therapy. The primary aim of this study was to identify facilitators, barriers, and needs related to performing LSA by Dutch SLPs working with children with DLD. The secondary aim was to investigate whether a training would change the actual performance of LSA. Method: A focus group with 11 SLPs working in Dutch speech-language pathology practices was conducted. Barriers, facilitators, and needs were identified using thematic analysis and categorized using the theoretical domain framework. To address the barriers, a training was developed using software program CLAN. Changes in barriers and use of LSA were evaluated with a survey sent to participants before, directly after, and 3 months posttraining. Results: The barriers reported in the focus group were SLPs’ lack of knowledge and skills, time investment, negative beliefs about their capabilities, differences in beliefs about their professional role, and no reimbursement from health insurance companies. Posttraining survey results revealed that LSA was not performed more often in daily practice. Using CLAN was not the solution according to participating SLPs. Time investment remained a huge barrier. Conclusions: A training in performing LSA did not resolve the time investment barrier experienced by SLPs. User-friendly software, developed in codesign with SLPs might provide a solution. For the short-term, shorter samples, preferably from narrative tasks, should be considered.
Pauses in speech may be categorized on the basis of their length. Some authors claim that there are two categories (short and long pauses) (Baken & Orlikoff, 2000), others claim that there are three (Campione & Véronis, 2002), or even more. Pause lengths may be affected in speakers with aphasia. Individuals with dementia probably caused by Alzheimer’s disease (AD) or Parkinson’s disease (PD) interrupt speech longer and more frequently. One infrequent form of dementia, non-fluent primary progressive aphasia (PPA-NF), is even defined as causing speech with an unusual interruption pattern (”hesitant and labored speech”). Although human listeners can often easily distinguish pathological speech from healthy speech, it is unclear yet how software can detect the relevant patterns. The research question in this study is: how can software measure the statistical parameters that characterize the disfluent speech of PPA-NF/AD/PD patients in connected conversational speech?
OBJECTIVE: The objective was to assess swallowing, mouth opening and speech function during the first year after radiation-based treatment (RT(+)) after introduction of a dedicated preventive rehabilitation program for stage III-IV oropharyngeal carcinoma (OPC).METHODS: Swallowing, mouth opening and speech function were collected before and at six- and twelve-month follow-up after RT(+) for OPC as part of ongoing prospective assessments by speech-language pathologists .RESULTS: Objective and patient-perceived function deteriorated until 6 months and improved until 12 months after treatment, but did not return to baseline levels with 25%, 20% and 58% of the patients with objective dysphagia, trismus and speech problems, respectively. Feeding tube dependency and pneumonia prevalence was low.CONCLUSION: Despite successful implementation, a substantial proportion of patients still experience functional limitations after RT(+) for OPC, suggesting room for improvement of the current rehabilitation program. Pretreatment sarcopenia seems associated with worse functional outcomes and might be a relevant new target for rehabilitation strategies.
Zelfregie, empowerment, patiënt centraal: in elk rapport over de zorg komen we deze woorden tegen. Maar hoe doe je dat eigenlijk als zorgprofessional? Het project COMPLETE richt zich op de samenwerking tussen ouders van jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen en zorgprofessionals. Deze samenwerking is een van de belangrijkste aspecten van interventie bij jonge kinderen. Logopedisten werken dagelijks met peuters met taalontwikkelingsstoornissen. Taaltherapie is kindgericht, waarbij de samenwerking met ouders vaak slechts beperkt is vormgegeven. Logopedisten geven aan handelingsverlegenheid te ervaren in de samenwerking met ouders. Zij weten niet hoe ze echte betrokkenheid en partnerschap tot stand kunnen brengen. Ouders herkennen de ervaringen van professionals. Zij ervaren variatie in de mate waarin zij betrokken worden bij therapie en willen versterkt worden in de mogelijkheden om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Het belang van samenwerking volgt ook uit effectstudies. Voor succesvolle interventies moeten ouders een belangrijke rol spelen in de behandeling, empowered worden en eigen regie ervaren. De urgentie van deze vraag komt specifiek aan de orde in de kennisagenda Logopedie en ouderbetrokkenheid is onderdeel van het kwaliteitsbeleid van de beroepsvereniging. Het project COMPLETE wil bijdragen aan de vragen van logopedisten en ouders. Het project start met kwalitatief onderzoek naar de behoeften en ervaren barrières in samenwerking bij logopedist en ouders en een systematisch literatuuronderzoek naar deze aspecten. Deze aspecten worden omgezet naar actieve doelstellingen waarmee professionals de samenwerking kunnen verbeteren. In de volgende stappen ontwikkelen we in co-design tools die hierbij ondersteunen. Daarnaast gaan we op zoek naar bestaande tools die we samen met de praktijk op bruikbaarheid testen en aanpassen. Het project resulteert in een toolbox voor samenwerking tussen logopedisten en ouders van jonge kinderen. De uitkomsten en opbrengsten van dit project zijn ook relevant voor andere zorgprofessionals die werken met ouders van jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen.
Naast de grote voordelen van social media, zijn er ook risico’s. Jongeren moeten zich veilig kunnen voelen in het digitale domein. Daarom is het belangrijk dat ze leren wat de impact is van hatelijke, discriminerende en schadelijke berichten op social media en wat ze ertegen kunnen doen.Doel Doel van dit project is jongeren bewust maken van de negatieve effecten van online hate speech via video workshops en hen te leren om hate speech te herkennen en daar adequaat mee om te gaan. Resultaten Het project levert de volgende resultaten op: Lesstof en workshops over hate speech Een interactieve game over hate speech Een doorlopende leerlijn (praktijk – VWO, alle niveaus en leerjaren) over hate speech Looptijd 01 december 2019 - 30 juni 2022 Aanpak Na het uitvoeren van onderzoek naar online hate speech, wordt er lesmateriaal en een workshop ontwikkeld. Na het draaien van een pilot worden de workshops breed uitgerold bij in totaal zo’n 6000 leerlingen. Met behulp van learning analytics, observaties en interviews meten we het effect van de workshops. Cofinanciering Dit project wordt gefinancierd door het Ministerie van Justitie & Veiligheid.
In dit projectvoorstel richten wij ons op de mogelijkheden om humanoïde robots meer interacties met klanten aan te laten gaan. Een groeiend aantal dienstverlenende organisaties zet humanoïde robots in voor klantontvangst. Ontwikkelingen op het gebied van speech- en voicetechnologie, sensorische technologie, en machine learning hebben er voor gezorgd dat klanten deze vorm van dienstverlening waarderen. Tegelijkertijd blijkt dat veel klanten nog drempelvrees hebben om de interactie met een robot aan te gaan. Hierdoor wordt de potentie van humanoïde robots om een belangrijke rol in de dienstverlening te spelen onderbenut. Zowel voor leveranciers van robottoepassingen als voor organisaties die robots voor klantontvangst inzetten, is dit een gemiste kans. De grote vraag is hoe humanoïde robots meer interactie met klanten tot stand kunnen brengen? Het mkb technologiebedrijf Welbo en de dienstverlenende organisaties gemeente Woerden, Cupola XS, en The Next Web hebben de HvA verzocht om nieuwe toegepaste kennis te ontwikkelen over strategieën die robots kunnen inzetten om meer interacties met klanten te initiëren. Dit project geeft opvolging aan dit verzoek door een antwoord te geven op de volgende centrale onderzoeksvraag: Wat is de invloed van de vier openingsstrategieën aankijken, beweging, taalgebruik, en voortbeweging op het initiëren van robot-klant interacties in de praktijk, en hoe kunnen combinaties van deze strategieën het beste worden verwerkt tot richtlijnen voor een script om meer robot-klantinteracties met verschillende typen klanten tot stand te brengen? De Hogeschool van Amsterdam wil deze vraag samen met de consortiumpartners beantwoorden door een reeks van veldonderzoeken te doen. Het project maakt deel uit van een langdurig onderzoeksprogramma naar service robotica. Het project kent de volgende deliverables: twee vakpublicaties, academisch conference paper, richtlijnen voor een script om meer robot-klant interacties tot stand te brengen, eindpresentatie aan geïnteresseerde organisaties en studenten, en een RAAK-PRO vooraanvraag.