In zijn openbare les “Nieuwe energie in de stad; stip op de horizon laat Ivo Opstelten niet alleen zien dat een transitie naar energieneutrale gebouwde omgeving wenselijk en realiseerbaar is voor het midden van deze eeuw, maar dat deze transitie in feite al begonnen is. Naar analogie met de geslaagde aardgastransitie in Nederland van de jaren zestig, gaat hij in op drie aspecten die de energietransitie tot een succes maken. 1.motivatie van gebruikers om zelf in actie te komen; 2.ontwikkeling van marktrijpe gebouw- en gebiedsconcepten voor de energieneutrale gebouwde omgeving; 3.het vraagstuk van opschaling.
DOCUMENT
Nederland is een land van sportverenigingen. In bijna geen enkel ander Europees land zijn er zoveel sportverenigingen, en zoveel vrijwilligers, als in ons kikkerlandje (1). Die traditie van sporten bij een vereniging is een groot goed. Dat stimuleert niet alleen het deelnemen aan sport, maar bij de vereniging ben je ook iemand, leer je teamgenoten en andere leden kennen, en beleef je samen in die minigemeenschap die de sportvereniging is, mooie (en minder mooie) momenten. Als vrijwilliger leer je problemen oplossen en doe je allerhande vaardigheden op, vaardigheden waar je wat aan hebt voor jezelf maar ook op het werk. Kortom: met sportverenigingen dragen we bij aan gezondheid, aan de sociale cohesie, aan de persoonlijke ontwikkeling van mensen en aan de economie. De werkelijkheid is echter ook dat het sportverenigingsmodel het niet makkelijk heeft (2). Nieuwe generaties sporters zien dat ze zich ook fit en vitaal kunnen houden buiten de sportvereniging, hardlopend, fietsend, zwemmend of via het fitnesscentrum. Ondertussen stelt de samenleving steeds hogere eisen aan sportverenigingen. Sportverenigingen worden gevraagd aan allerhande maatschappelijke problemen een bijdrage te leveren, of kennis te nemen van best ingewikkelde regels en procedures. Burgers krabben zich ondertussen op het achterhoofd wat dat vrijwilligerswerk ze oplevert. Een deel van hen heeft het van huis uit meegekregen, met de paplepel, als het ware. Maar dat geldt niet voor iedereen, en zeker niet voor de groep Nederlanders die naar ons land is toegekomen om hier een nieuw bestaan op te bouwen. Bovendien zijn we allemaal druk, druk, druk …. In die boeiende context zien gemeentes zich voor de vraag gesteld hoe zij verenigingen kunnen ondersteunen. Bijvoorbeeld om na te denken over gezonde sportkantines, samenwerken met het onderwijs of de wijk, aanbod realiseren voor specifieke doelgroepen (ouderen, g-sporters) … of simpelweg zorgen dat de club blijft doen wat het altijd heeft gedaan: samen zorgen dat mensen kunnen sporten en daar plezier aan beleven. Wat mag je in deze van verenigingen vragen, en hoe organiseer je dan dat er dan ook echt wat gaat gebeuren? Is daar ruimte voor bij de verenigingen, krijgt men daar energie van? Want uiteindelijk is het de vereniging, zijn het de leden, die de handen uit de mouwen moeten steken. Zonder dat de vereniging zich achter de plannen schaart, zonder dat de leden uitspreken mee te willen doen, gebeurt er niet veel. Dit project heeft als doelstellingen: • Met de sportverenigingen ontdekken wat centrale waarden zijn voor de club, welke activiteiten daaruit voortvloeien en waar ambitie ligt om zich verder te ontwikkelen; • Te ontdekken hoe de verenigingen het beste kunnen worden ondersteund in hun ambitie. Het project is een pilot binnen de planvorming van de gemeente Heerlen voor het Sportakkoord II.
DOCUMENT
Uit het voorwoord van Erlijn Eweg: Het bruist op De Uithof. Tienduizenden studenten en medewerkers van Hogeschool Utrecht, de Universiteit Utrecht en het Universitair Medisch Centrum Utrecht zijn er aan het werk. Er zijn grote plannen met het gebied, dat zich ontwikkelt van universiteitscentrum De Uithof tot het Utrecht Science Park, waar bedrijven en kennisinstellingen samen werken aan kennisvermeerdering. Een duurzame aanpak staat daarbij hoog op de agenda. De omslag naar een duurzame samenleving is een speerpunt van Hogeschool Utrecht (HU). In het speerpuntprogramma ‘De Omslag – duurzame ontwikkeling met Utrechtse energie’ versterken we duurzaamheid in onderzoek en onderwijs, samen met partners en externe partijen. Met het programma De Omslag als katalysator werken studenten en medewerkers van de HU aan duurzame oplossingen. De HU maakt samen met andere ‘bewoners’ van De Uithof deel uit van de kerngroep Duurzame Uithof. Deze kerngroep wil De Uithof verduurzamen op de terreinen energie, gebouwen, mobiliteit en water. Daarom is de technische faculteit van de HU in het collegejaar 2010-2011 van start gegaan met het project De Duurzame Uithof, onder leiding van Wilko Planje, projectleider. Het project is mogelijk gemaakt door de Gemeente Utrecht. Er zijn vier werkgroepen ingericht, voor ieder thema één. Iedere werkgroep wordt begeleid door een docent. Studentenprojecten en toepassingsgericht onderzoek leidden zo tot bruikbare aanbevelingen voor onze partners. In dit boekje vertellen we u er meer over.
DOCUMENT
AANLEIDING In het RAAK-MKB project ‘Gelijkspanning breng(t) je verder’ heeft De Haagse Hogeschool, specifiek de opleiding Elektrotechniek, ervaren dat de opkomst van het onderwerp ‘Gelijkspanning’ (ook wel DC) in het beroepenveld sterk samenhangt met ontwikkelingen in het vakgebied van ‘Vermogenselektronica’ of ‘Power Eletronics’. Het beroepenveld vraagt steeds vaker om steeds meer kennis op dit vakgebied, in het kader van bijvoorbeeld de energietransitie, Smart Grids, Internet-of-Things etc. Om deze kennis op een goed gestructureerde wijze over te dragen aan studenten, moeten er een aantal belemmeringen worden weggewerkt. Een van deze belemmeringen is de beperkte beschikbaarheid van kennis; het vakgebied is relatief nieuw en nog sterk in ontwikkeling. Binnen De Haagse Hogeschool is door de opleiding Elektrotechniek (met kennis van de nog weg te werken belemmeringen) de bewuste keuze gemaakt om zich binnen Nederland te willen profileren met het onderwerp ‘Gelijkspanning’. Vanuit het eerdere RAAK-MKB project ‘Gelijkspanning breng(t) je verder’ werden hiertoe een eerste vak en practicum ontwikkeld: Vermogenselektronica 1. Hierin worden beginselen van DC-DC omvormers behandeld. DC-DC omvormers zorgen voor het transformeren van DC-spanningen, om energie bij hoge spanningen en dus lage verliezen te kunnen transporteren. Vanaf het huidige collegejaar (2015-2016) is ook een tweede vak op dit gebied toegevoegd aan het curriculum: Vermogenselektronica 2: hierin worden DC-AC omvormers op hoofdlijnen behandeld. Deze omvormers zorgen ervoor dat veel gebruikte types motoren aangedreven kunnen worden met gelijkspanning. Deze hoofdlijnen staan in de ogen van het beroepenveld nog (te) ver af van toepassingen waarmee zij werken. Daarbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld elektrische mobiliteit (specifieke types motoren), verlichting (DC-DC), distributietechnieken (DC-DC op hogere vermogens) of slimme netten (integratie van energietechniek, communicatietechnologie en regeltechniek / embedded systems). DOELSTELLING Het doel van het project is het opstellen van een implementatiewijze ter verdere invulling van de onderwerpen ‘Gelijkspanning’ en ‘Vermogenselektronica’ in het curriculum van de opleiding Elektrotechniek voor de teamleider van Elektrotechniek van De Haagse Hogeschool om de gewenste profilering te kunnen realiseren. ACTIVITEITEN Vanuit de curriculum commissie van de opleiding Elektrotechniek wordt opdracht gegeven aan een apart team om het implementatievoorstel voor te bereiden. Hierin werken twee docent/onderzoekers samen met de teamleider en enkele extern specialisten. In vijf opeenvolgende stappen wordt op een top-down manier gewerkt aan 1. Formuleren competenties voor DC 2. Hoofdstromen curriculum inrichten 3. Uitwerken vakinhoudelijke gebieden Elektrotechniek (‘leeg vel papier’) 4. Koppelen opzet aan bezetting en kennis in het team en bij partners 5. Voorbereiden besluitvorming RESULTAAT Op deze wijze wordt een heldere visie ontwikkeld op het benodigde onderwijs om het onderwerp gelijkspanning gestructureerd aan te kunnen bieden. Daarbij gaat het om vakinhoudelijke kennis in vakken, met bijbehorende practica en projecten. Om deze kennis goed aan te bieden wordt nadrukkelijk ook de samenwerking met andere kennisinstellingen (zoals Zuyd Hogeschool en de TU-Delft) gezocht.
Veel mensen weten dat voldoende bewegen nodig is om gezond te blijven. Desondanks beweegt meer dan de helft van de bevolking te weinig. In de huidige participatiesamenleving wordt gezond beweeggedrag gezien als primaire verantwoordelijkheid van mensen zelf, waarmee gezondheidsvaardigheden van burgers steeds belangrijker worden. Het blijkt echter moeilijk om beweeggedrag blijvend te veranderen. Een grote groep mensen blijkt niet in staat lijkt te zijn om de stap te maken van ‘denken’ naar (blijven) ‘doen’. De bacheloropleiding Fysiotherapie aan Hogeschool Leiden (HL) heeft als speerpunt: het opleiden van fysiotherapeuten die gezondheidsvaardigheden van burgers kunnen helpen ontwikkelen. Echter, momenteel is er in het onderwijs vooral aandacht voor vergroten van het denkvermogen bij cliënten. Wat er nodig is om ook het doenvermogen goed te ondersteunen is nog onduidelijk. De centrale vraag vanuit de opleiding luidt daarom: ‘Hoe ziet onderwijs eruit waarmee we aankomend fysiotherapeuten leren de stap te verkleinen van ‘weten dat je meer moet bewegen, naar daadwerkelijk doen?’ Om bij te dragen aan een antwoord op deze vraag, heeft deze hbo-postdoc aanvraag tot doel 1) een meetmethodiek te ontwikkelen om het denk- en doenvermogen ten aanzien van bewegen in kaart te brengen, op basis van reeds bestaande, gerelateerde meetinstrumenten in combinatie met nieuw verzamelde data, 2) de huidige stand van zaken in de samenhang tussen denk- en doenvermogen binnen specifieke cliëntgroepen te meten, en 3) de praktische toepasbaarheid van de meetmethodiek te laten testen in het veld door (aankomend) fysiotherapeuten en deze zo nodig aan te passen. De onderzoeksactiviteiten zullen worden uitgevoerd in nauwe samenwerking tussen het lectoraat Eigen Regie bij Fysiotherapie en Beweegzorg (inclusief de samenwerkingspartners zoals consortium Vitale Delta), de bacheloropleiding Fysiotherapie van HL en het kenniscentrum VEER van Faculteit Gezondheidszorg van HL.
Hogeschool Rotterdam leidt jongeren op tot competente professionals op basis van de nieuwste inzichten en kennis om uitdagingen in de veranderende maatschappij van vandaag en morgen aan te gaan, Eigenstandig en hoogwaardig praktijkgericht onderzoek en de daarbij behorende dialoog met het onderwijs is hiervoor essentieel. De opgaven die vanuit de maatschappij, het bedrijfsleven en de overheid op ons afkomen, zijn vertaald in vier speerpunten: toekomstbestendige economie, duurzame energietransitie, digitalisering en AI, en vitale gemeenschap. Als belangrijke partij in de stad Rotterdam, met haar unieke karakter en multiculturele samenleving en smeltkroes van industrie, logistiek en technologie, hebben we ons geprofileerd als samenwerkingspartner voor lokale, regionale en nationale bedrijven en overheden. De volgende stap is om deze ontwikkeling door te zetten in internationale context. Hiervoor is er binnen Hogeschool Rotterdam een ontwikkeling nodig op twee sporen: enerzijds willen we ons richten op netwerkvorming om te ontwikkelen tot serieuze partner en penvoerder van grote Europese projecten, en anderzijds willen we ons richten op de interne professionalisering die ervoor nodig is om de belasting voor de organisatie die komt kijken bij dergelijke grote consortiumprojecten administratief, financieel en juridisch aan te kunnen en adequaat te kunnen verrichten. Binnen dit project gaan lectoren op de speerpuntthema's nieuwe netwerkverbanden leggen om zich uiteindelijk te kunnen profileren als serieuze partner en penvoerder. Aan de kant van projectmanagement en financiële administratie gaan we ons richten op scholing en kennisdeling door middel van het volgen van de meest actuele workshops en trainingen door professionele en vakorganisaties. De kennis zal worden geborgd binnen de organisatie door middel van interne kennissessies. Aan het einde van dit project zal Hogeschool Rotterdam op beide facetten klaar zijn voor de volgende stap om de opgaven op het gebied van de speerpuntthema's vol vertrouwen, gebaseerd op de meest actuele kennis, aan te gaan.