Veerkracht is het vermogen om met uitdagingen in het leven om te gaan door een beroep te doen op mentale, sociale, fysieke, culturele en maatschappelijke hulpbronnen. Met behulp van deze veerkrachtplaat kunnen jongeren zicht krijgen op hun persoonlijke veerkracht. Op welke hulpbronnen doe jij een beroep als je voor een bepaalde uitdaging staat? De praatplaat is een opbrengst van het onderzoeksprogramma Ondersteuning van Jeugd in Overgang naar Volwassenheid (OJOV), gerealiseerd met RAAK-Pro-financiering van Stichting Innovatie Alliantie (SIA)
DOCUMENT
Ambulantisering kan slagen als mensen met chronisch psychiatrische problemen omgeven zijn door een maatschappelijk steunsysteem: een netwerk van mensen en diensten dat ze helpt om aan de samenleving deel te nemen. In Utrecht wordt hiermee ervaring opgedaan.
LINK
Hoofdstuk 5 in Supportgericht werken in de WMO Wijk en Psychiatrie kan beschouwd worden als een goed voorbeeld hoe support, kwartiermaken en de presentiebenadering leiden tot succesvolle participatie. WeP wordt gekenmerkt door een outreachende werkwijze en buurtgerichte samenwerking tussen gezondheids- en welzijnsorganisaties. Zo worden directe verbindingen gelegd tussen wijkbewoners, zorg- en welzijnsprofessionals, om langs beide zijden de integratie en participatie binnen de wijk te stimuleren. Het project is sinds 2005 gevolgd door Hogeschool Utrecht, sinds 2009 in het kader van de Wmo-werkplaats Utrecht. Vanuit de Wmo-werkplaats is de aanpak systematisch beschreven en geëvalueerd
DOCUMENT
Hoofdstuk 4 in Schakels in de buurt. De wijk Randenbroek ligt in het zuidoosten van Amersfoort en grenst direct aan de binnenstad. Een eerste deel van de wijk stamt uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, maar de grootste uitbreiding vond vlak na de tweede wereldoorlog plaats, waarmee het gebied deel uitmaakt van een gordel van naoorlogse uitbreidingen rondom de binnenstad van Amersfoort. Er werden veel nieuwe woningen gebouwd, zowel flatgebouwen als eengezinswoningen. De woonwijk Schuilenburg stamt uit de tweede helft van de jaren zestig en sluit iets oostelijker op Randenbroek aan. Schuilenburg is meer eenvormig gebouwd, hoewel er wel sprake is van een duidelijk verschil tussen het noorden en het zuiden van Schuilenburg. Schuilenburg-Noord heeft langs de randen van de buurt veel goedkope portiek- en galerijflats uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw; in Schuilenburg-Zuid staan duurdere koopwoningen en appartementen
DOCUMENT
Het sociaal netwerk vormt een belangrijk thema doordat vanuit de Wmo verondersteld wordt dat de cliënt eerst de eigen kracht aanboort, alvorens er professionele hulp kan worden ingeschakeld. Dat betekent dat hij ook de kracht die het eigen sociaal netwerk bezit moet benutten. Het gaat bij kracht van het sociaal netwerk om steun die door familie, vrienden , kennissen en buren gegeven kunnen worden. Hierdoor kan de cliënt langer zelfstandig thuis blijven wonen en/of meer participeren in de samenleving. In de literatuur wordt wel onderscheid gemaakt tussen het persoonlijk – en het maatschappelijk steunsysteem van de cliënt. Bij het maatschappelijk steunsysteem gaat het dan met name over het benutten van algemene voorzieningen als vrijwilligers of lotgenotencontacten etc. In deze docentenhandreiking ligt de focus op het persoonlijk steunsysteem. De opzet van deze handreiking is dat je als docent tijdens je lessen voor een bepaald vak waar het onderwerp Sociale netwerken bij aan de orde komt, kan putten uit dit lesmateriaal. Daarbij kun je gericht zoeken vanuit de deelthema’s waar deze docentenhandreiking uit is opgebouwd. Ieder deelthema wordt kort ingeleid. Hierdoor krijgt de lezer een goede indruk van de belangrijkste items die bij ieder deelthema aan de orde zijn. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de literatuur en onderwijsmodules uit de Wmo-werkplaatsen, zodat jij en studenten zich verder in het thema kunnen verdiepen. Tot slot wordt bij ieder deelthema een aantal opdrachten geformuleerd die je als docent kan gebruiken als opdrachten tijdens de lessen.
DOCUMENT
De Amsterdamse Wmo-werkplaats heeft tussen 2009 en 2012 onderzoek verricht naar vijf beloftevolle outreachende praktijken. De resultaten laten zien wat burgers en sociaal werkers anders moeten doen om de transformatie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving tot een succes te maken. Dit is in de eerste plaats: voorkomen dat burgers in de meest kwetsbare situaties hieronder lijden. Het onderzoek is uitgevoerd onder leiding van het lectoraat Outreachend werken en innoveren van de Hogeschool van Amsterdam. De vijf onderzochte praktijken zijn: - Participatie jonge moeders - Daklozen in zelfbeheer - Project Loket"Verslaafden" - Maatschappelijk steunsysteem - Project Veilig en sociaal
DOCUMENT
Mensen met een psychische beperking die na een opname terugkeren naar hun huis, verkeren vaak in een kwetsbare positie. Vereenzaming is een reëel probleem. In Amersfoort hebben bijna 10 jaar geleden zorg- en welzijnsinstellingen de handen ineengeslagen voor de aanpak van deze problematiek met Wijk en Psychiatrie (WeP). Doel van WeP: vereenzaming tegengaan en het bevorderen van de integratie en participatie van de doelgroep aan het maatschappelijk leven. Deze handleiding is het resultaat van onderzoek door het Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht en WeP-medewerkers naar de resultaten en effecten van WeP tijdens de pilotfase. De handleiding is bedoeld om WeP overdraagbaar te maken en hiermee initiatieven in andere gemeentes te helpen starten.
DOCUMENT
Hoofdstuk 1 in Supportgericht werken in de Wmo Maatschappelijke ondersteuning is eigenlijk een raar begrip. Het kan zowel betekenen: ondersteuning vanuit de maatschappij, als ondersteuning bij maatschappelijk functioneren. In de wettekst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) staat geen heldere definitie van maatschappelijke ondersteuning. In artikel 1 wordt simpelweg opgesomd wat er allemaal onder maatschappelijke ondersteuning verstaan wordt, echter zonder een begripsomschrijving te geven. Het valt op dat er heel veel, en nogal ongelijksoortige, elementen in deze lijst staan. Het gaat zowel om het bevorderen van meer sociale cohesie en participatie, en een betere geestelijke gezondheid (prestatieveld 1, 5, 8 en 9), als om het verstrekken van voorzieningen (veld 6 en 7), maar ook om het geven van informatie en advies (veld 3). Daarnaast betreft het veel verschillende doelgroepen: jeugdigen, mantelzorgers, mensen met een beperking of chronische ziekte, dak- en thuislozen, verslaafden. Wij vertalen ‘maatschappelijke ondersteuning’ vooral als community care, zorg en ondersteuning in en door de gemeenschap. Hierbij beschouwen we de inzet van sociale professionals als onderdeel van deze gemeenschapszorg. Professionals zijn niet alleen professional, maar ook medemens en medeburger.
DOCUMENT
Hoofdstuk 4 in Supportgericht werken in de Wmo In de Wmo-werkplaats Utrecht is de afgelopen jaren een ‘Wmo Kenniskring Presentie, Kwartiermaken en Support’ actief geweest. Deze lerende gemeenschap bestond uit professionals, ervaringsdeskundigen, docenten en onderzoekers. De kenniskring heeft door middel van onderzoek, workshops met experts en werkbezoeken aan praktijken in de regio een tweetal ‘kijkramen’ ontwikkeld. De een gaat over kwartiermaken en de ander over presentie. Beide benaderingen beschouwen we als onmisbare onderdelen van het Supportgericht Werken in de Wmo. Kijkramen zijn bedoeld als hulpmiddelen om naar een bepaalde praktijk te kijken om te kunnen bepalen in welke mate er volgens de principes van presentie of kwartiermaken gewerkt wordt. Het zijn geen ‘meetinstrumenten’ maar ze kunnen wel helpen om een globaal beeld te krijgen van het ‘presentiegehalte’ of ‘kwartiermakersgehalte’. De kijkramen kunnen gebruikt worden als checklist. Door de verschillende ingrediënten langs te lopen kun je als professional of als team nagaan waar je al wel goed bezig bent en waar je nog kunt verbeteren.
DOCUMENT
Hoofdstuk 15 in Supportgericht werken in de Wmo van Jean Pierre Wilken en Trudy Dankers. Uit dit boek blijkt duidelijk hoezeer het gedachtegoed van de Wmo aansluit bij vragen en behoeften van diverse groepen die de Nederlandse samenleving kent. Vaker dan gedacht wordt, sluit het gedachtegoed van de wet ook aan bij de ontwikkelingen in het denken over goede zorg- en dienstverlening van de laatste decennia.
DOCUMENT