De vraag wat effectief reclasseringswerk is staat al enkele jaren hoog op de agenda. Tot nu toe gaat het dan vooral over effectieve methoden, interventies of instrumenten. Daar is veel onderzoek naar gedaan, en dat onderzoek wordt waar mogelijk toegepast in het Nederlandse reclasseringsbeleid. Dergelijk onderzoek is bijvoorbeeld leidend bij de ontwikkeling van gedragsinterventies, diagnostiek/risicotaxatie en toezicht. Of iets effectief is wordt bij deze onderzoeken meestal afgeleid van de invloed op recidive. Maar hoe bruikbaar is dit soort onderzoek voor een reclasseringswerker? Zijn onderzoeken over grote groepen toepasbaar in het dagelijkse werk met individuele cliënten? En kun je op individueel niveau iets met recidive als effectmaat? Onderzoek naar effectiviteit op basis van grote groepen delinquenten is ook voor de individuele reclasseringswerker relevant. Het helpt je bijvoorbeeld als werker om keuzes te maken tussen interventies voor een cliënt. Zo veel mogelijk zet je methoden, interventies en instrumenten in die bewezen effectief zijn, als deze aansluiten bij de individuele problematiek en veranderdoelen van een cliënt. Maar heb je er ook iets aan als je wilt weten of je zelf effectief bent? Stel je jezelf als reclasseringswerker die vraag wel eens? En hoe kun je daar een antwoord op vinden? Op dergelijke vragen wordt in dit hoofdstuk ingegaan. Daarbij is gebruik gemaakt van de ideeën die naar voren zijn gebracht in de workshop Professionele effectiviteit
DOCUMENT
Stichting Theater Veder maakt al jaren school met een benadering die belevingsgerichte zorgmethoden in het contact met mensen met dementie combineert met theatrale elementen. De nieuwste vorm hiervan, de Veder Contact Methode, is nu onderzocht op effectiviteit en op de duurzaamheid van invoering in zorginstellingen.
DOCUMENT
Over de effectiviteit van organisatieadvisering en coaching is tot op heden weinig onderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft als doel een bijdrage te leveren aan de kennisontwikkeling hierover. Een vragenlijst werd afgenomen bij 158 cliënten van coaches en organisatieadviseurs. Via de vragenlijst werd gezocht naar verbanden tussen enerzijds de manier van contracteren tussen adviseur en cliënt en de gevolgde aanpak in het adviestraject, en anderzijds de effectiviteit van het traject. Een van de meest opvallende conclusies is dat een cliëntgeleide manier van werken zoals die in de oplossingsgerichte benadering wordt gebruikt, waarbij de cliënt nadrukkelijk de regie heeft en de adviseur hier flexibel op reageert, sterk samenhangt met succes. Het artikel sluit af met enkele concrete aanbevelingen voor adviseurs en suggesties voor vervolgonderzoek.
DOCUMENT
ARV is een Europees gesubsidieerd project. Hierin werken we aan klimaat positieve en circulaire gemeenschappen in Europa door onder andere het woningrenovatietempo te verhogen. Hogeschool Utrecht creëert en test samen met haar partners enkele renovatie innovaties zoals het Inside Out concept en de Circulaire hub.
Grote steden staan de komende decennia voor enorme uitdagingen om ruimtelijke herstructurering en versterking van sociaaleconomische posities van bepaalde wijken, te combineren met leefbaarheids-, duurzaamheids-, en mobiliteitsambities. Dit zijn vraagstukken waar bij uitstek verschillende fysieke, sociale, economische en bestuurlijke professionals moeten samenwerken. Dit onderzoek richt zicht op boundary spanners, professionals die een sleutelrol spelen in het verbinden van domeinoverstijgende vraagstukken. Met de toename en complexiteit van maatschappelijke vragen in het grootstedelijke domein groeit ook de behoefte aan en het belang van boundary spanners in het realiseren van effectieve samenwerking. Kennis over de effectiviteit van hun werkpraktijken blijft echter achter. Gezien de urgentie van grootstedelijke vraagstukken, is het van groot belang deze kennis te ontwikkelen. De (grootstedelijke) professionals die in de rol van boundary spanner vervullen of die rol ambiëren vragen zich dan ook af: Hoe krijg ik zicht op mijn eigen boundary spanner praktijk als individu of binnen een team werken, welke mogelijke verbeteringen zijn er in ons handelen en wat daarvan is overdraagbaar naar andere professionals en andere situaties? Door deze praktijkvraag te combineren met theoretische kennis vanuit bestuurskunde en verandermanagement, geeft dit onderzoek antwoord op de overkoepelende onderzoeksvraag: Wat zijn de kenmerken van de werkpraktijken waarin (grootstedelijke) professionals, die we kunnen typeren als of boundary spanners, de grenzen tussen domeinen bij grootstedelijke vraagstukken weten te overbruggen? Het onderzoek is een co-creatie van stedelijke professionals in teams van vijf praktijkcases: het programma Haven-Stad (Amsterdam); de regiodeal Den Haag Zuidwest; het project Cruciale Mijl (Amsterdam); Combiwel buurtwerk (Amsterdam) en het team gebiedsadviseurs (Amsterdam), met onderzoekers van de Centres of Expertise van de Hogeschool van Amsterdam en de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek expliciteert de werkregels die boundary spanners in staat stelt om domeinoverstijgend te werken en levert op die manier een wezenlijke bijdrage aan het realiseren van deze grootstedelijke vraagstukken.
Afgelopen januari werd het concept voor een nepboom door Niels Kuijpens gepresenteerd. Naar aanleiding daarvan kwam een storm aan media-aandacht en mailtjes binnen. Daarin werd de grote interesse voor het idee duidelijk gemaakt. Jammer genoeg is er nog helemaal geen nepboom (inmiddels ‘KlimaatBoom’)! Met dit take-off project gaan we daarom een grote stap zetten om te komen van concept naar realisatie van dit idee. Uitdaging: Door het veranderende klimaat vormen hittestress en wateroverlast een steeds groter risico voor de leefbaarheid in binnensteden. Voor veel bestaande maatregelen om steden te vergroenen is vaak bovengronds, maar vooral ook ondergronds weinig ruimte. Innovatie: De KlimaatBoom is een constructie die de vorm van een boom nabootst, met klimop als vervanger van het bladerdek en binnenin ruimte voor wateropvang. Deze neemt de functies van een normale boom over zonder dezelfde ruimte inname ondergronds. Gemaakt van gerecyclede materialen en circulair ontworpen bieden KlimaatBomen ruimte voor wateropvang en zorgt een combinatie van klimopplanten voor verkoeling. Opzet onderzoek: In dit onderzoek ontwikkelen we het concept door tot product en brengen we de effectiviteit en haalbaarheid van een KlimaatBoom in beeld. Aan de hand van het lokale waardenketenmodel worden zes werkpakketten doorlopen, variërend van ontwerp tot materiaal-, productie- en logistiek onderzoek en circulaire businessmodellen. Elk werkpakket wordt samen met een multidisciplinair team van studenten uitgewerkt. Uitkomsten: Er wordt naar verschillende uitkomsten gewerkt, zoals programma’s van eisen, daaraan gelinkte keuzes voor materialen, ontwerpen, productiemethoden en logistieke plannen, ontwerpen en prototypes van de KlimaatBoom en een circulair businessmodel. Samen leveren deze resultaten inzicht in de effectiviteit en haalbaarheid van het concept. Team: Aan dit project wordt gewerkt door een team van onderzoekers, studenten en mkb’ers, gespecialiseerd in thema’s als circulair ontwerp, recyclen, klimaatadaptatie en stedelijke vergroening. Deze samenwerking nog wordt verder aangevuld door samenwerking met een aantal gemeenten.
Lectoraat, onderdeel van NHL Stenden Hogeschool