Bijna tien jaar geleden publiceerde ik Grijs verleden, een geschiedenis van Nederland en de Tweede Wereldoorlog. In dit boek probeerde ik – in navolging van oudere historici als Hans Blom en Jan Bank en jongere historici-leeftijdsgenoten als Bart van der Boom, Kees Ribbens en Jan van Miert, onder de indruk van de recente onthullingen over de naoorlogse omgang met joodse mensen en goederen en aan het denken gezet tot slot door de gebeurtenissen in ondermeer voormalig Joegoslavië en Rwanda – een ander beeld van de oorlog te schetsen. Volgens mij, en daarmee beweerde ik niets nieuws, was het onjuist de oorlog telkens opnieuw vanuit het perspectief van onderdrukking en verzet te bekijken. Te midden van deze polen, zo beweerde ik, lag een breed veld vol schakeringen. Die schakeringen waren in de naoorlogse geschiedschrijving, met name in het werk van Loe de Jong en zijn ontelbare navolgers, onderbelicht gebleven en op dat moment slechts met betrekking tot enkele steden en onderwerpen beschreven. Het was tijd voor een veralgemenisering. Vandaar dat en en niet in van de ondertitel. Grijs verleden kon immers niet anders zijn dan zowel een polemiek met een beeld als een beschrijving van een andere historische werkelijkheid. Het boek maakte veel los. Veel negatieve en veel positieve reacties. Ook verscheen druk na druk. Pas na een jaar of twee werd het rustig. Tegenstanders bleven het een slecht werk vinden, voorstanders meenden het tegenovergestelde. De reden van een en ander werd me niet altijd even duidelijk.
This book – Complexity and Territorial Development – tells the story of how academic staff and students at the Van Hall Larenstein university of applied sciences deal with complexity and planning in education and research. It is intended for everyone who is involved in complex projects, but in particular for current and future students at the university who will be trained in how to handle complex projects. In this book we want to show why planning has become complex, what theories about this subject are relevant, and how this fits in with the practical experience of staff and students.
MULTIFILE
Sociale media zorgen voor een grillig verloop van het publieke debat. Dat komt doordat iedereen via deze media zijn zegje kan doen en velen van die mogelijkheid ook inderdaad gebruik maken. Vaak is dat spontaan en ongefilterd. De gevolgen daar¬van kunnen voor iedereen en zeker voor politiek, publieke organisatie en bedrijfsleven heftig zijn. Vandaar de onder communicatieprofessionals steeds terugkerende vraag: wat doen we met al die beroering die via sociale media tot ons komt? Tegenspreken? Negeren? Meedoen? Om aan die vraag tegemoet te komen hebben we in twee voorlopende Raak Publiek projecten de BEP ontwikkeld. BEP staat voor Bird’s Eye Perspective. BEP biedt communicatieprofessionals een vogelper-spectief in online conversaties. Het perspectief helpt die conversaties en eventueel daaropvolgende inter-acties op waarde te schatten. Communicatieprofes¬sionals gebruiken inzichten uit BEP om bewuster te zijn van de gevoeligheden en weerstanden in gesprekken die gaande zijn en aan te sluiten op wat leeft in het publieke debat. Dit stelt hen in staat om in gesprek te blijven én de stap te kunnen maken naar een anticiperende communicatiestrategie., De KIEM subsidie zullen wij gebruiken om een RAAK PUBLIEK-aanvraag te schrijven, waarin de basis wordt gelegd voor een discursief psycho¬logisch onderzoek naar een beeld-BEP die helpt patronen in beeldgebruik te ontdekken, te zien uit welke elementen de verschillende beelden bestaan, en ingrediënten biedt voor een reactie in beeld. Daarbij kijken we met nadruk naar het beeld aspect van online uitingen in een gesprekscontext en de patronen die zich daarin voordoen, de dynamiek en het verloop van interacties. In samenspraak met consortiumpartners zullen wij de KIEM subsidie gebruiken om: > de aanvraag inhoudelijk vorm te geven > geschikte casussen te selecteren die als onderzoeksmateriaal zullen dienen > werkpakketten samen te stellen en een activiteitenplan te maken > meer instellingen en praktijkorganisaties betrekken en uitnodigen voor deelname
De documentaire Identical Strangers (2018) verhaalt van eeneiige drielingen die in het naoorlogse New York bij adoptie van elkaar zijn gescheiden en in verschillende sociale milieus terechtgekomen. Wanneer ze elkaar bij toeval ontmoeten, blijkt dat ze deel uitmaken van een sociaal-wetenschappelijk experiment. Ze worden per direct een media-sensatie omdat ze totale vreemden zijn en desondanks toch identiek aan de binnen- en buitenzijde. Ze zijn identical strangers. Een vergelijkbare, minder macabere, situatie doet zich voor in de Nederlandse woningbouwvoorraad. Onder druk van extreme woningtekorten zijn tussen 1960 en 1975 honderduizenden complexen gebouwd met industriële methoden en standaardoplossingen. Door de beperkte aantal bouwende partijen zijn deze complexen feitelijk ‘identical strangers’. Ze staan rondom elke stad in Nederland, maar welke complexen echt identiek zijn is niet bekend. Deze woningen en buurten staan aan de vooravond van vele ingrepen: renovaties, verduurzaming, (circulaire) sloop-nieuwbouw, aanpassingen aan nieuwe doelgroepen (onder meer vergrijzing), keuzes voor optoppen, aanbouwen of verdichten. Ook moeten ze beoordeeld worden op hun monumentale waarde (Monumentenwet). En tegelijkertijd moet de omgeving klimaatbestendiger en biodiverser worden. Het opdrachtgeverschap is gefragmenteerd en sectoraal. Gemeentelijke overheden, corporaties, gebouweigenaren en bouwbedrijven bepalen de kaders en stellen de opdrachten op, maar de daadwerkelijke keuzes en uitwerkingen worden door ontwerpbureaus en hun partners gemaakt. Deze MKB-bedrijven hebben urgente behoefte aan meer kennis over deze identical strangers en werkzame ingrepen. Met deze MKB-vraag gaat dit onderzoek aan de slag. In dit project traceren we de identical strangers met een speciaal daarvoor getraind algoritme, benoemen we hun belangrijkste karakteristieken, ontsluiten we systematisch 30 voorbeeldstellende ingrepen die reeds zijn uitgevoerd en brengen we de onderliggende keuzemogelijkheden en consequenties in beeld. Het consortium bundelt de pioniers die reeds met deze voorraad op verschillende schaalniveaus aan de slag zijn en betrekt in een bredere Community of Practice de ruimtelijk opdrachtgevende partijen.