Uit de RAAK-projecten van SIA blijkt dat er op een aantal thema’s veel projecten en onderzoeken plaatsvinden. Verspreid over de hogescholen in Nederland zijn onderzoekers actief op dezelfde onderwerpen. Met de Thematische Impulsen wil SIA overleg en afstemming stimuleren tussen de lectoren en landelijke kennisnetwerken onderling en de beroepspraktijk. Met elkaar stellen zij de state-of-the-art vast, bespreken de verwachtingen die zij hebben voor de toekomst en geven aan waar de zwaartepunten in praktijkgericht onderzoek moeten liggen. De Thematische Impuls sluit aan bij de doelstelling om kennisuitwisseling te bevorderen en daarmee het innovatief vermogen van de beroepspraktijk te vergroten. In dit artikel meer over het doen van praktijkgericht onderzoek op medische beeldvormende diagnostiek in de eerste lijn. Er zijn 3 lectoraten betrokken bij deze thematsiche impuls.
DOCUMENT
Aanvankelijk werd maatschappelijk werk vooral ingezet bij de armoedebestrijding. Tegenwoordig wordt van de beroepsgroep vooral verwacht dat ze mensen activeren. In werkelijkheid gaat het om accentverschillen. De activeringsopdracht is al zo oud als het maatschappelijk werk.
MULTIFILE
Samenvatting Achtergrond: Een integrale behandeling inclusief zelfmanagement bij chronisch obstructieve longziekte (COPD) leidt tot betere klinische resultaten. eHealth kan zorgen voor meer betrokkenheid bij patiënten waardoor ze in staat zijn een gezondere levensstijl aan te nemen en vast te houden. Desondanks is er geen eenduidig bewijs van de impact van eHealth op de kwaliteit van leven (quality of life (QoL)). Doel: Het primaire doel van de e-Vita COPD-studie was om te onderzoeken wat de effecten zijn van het gebruik van eeneHealth-platform voor patiënten op de verschillende domeinen van ziektespecifieke kwaliteit van leven van COPD-patiënten (CCQ). Methoden: We hebben de impact beoordeeld van het gebruik van een eHealth-platform op de klinische COPD-vragenlijst (CCQ). Deze vragenlijst omvatte subschalen van symptomen, functionele en mentale toestand. Een design met onderbroken tijdreeksen (interrupted time series (ITS)) is gebruikt om CCQ-gegevens op verschillende tijdstippen te verzamelen. Er is gebruik gemaakt van multilevel lineaire regressieanalyse om de CCQ-trends vóór en na de interventie te vergelijken. Resultaten: Van de 742 uitgenodigde COPD-patiënten hebben er 244 het document voor ‘informed consent’ ondertekend. In de analyses hebben we uitsluitend patiënten opgenomen die daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van het eHealthplatform (n=123). De afname van CCQ-symptomen was 0,20% vóór de interventie en 0,27% na de interventie; dit was een statistisch significant verschil (P=0,027). De daling van CCQ-mentale toestand was 0,97% vóór de interventie en na de interventie was er sprake van een stijging van 0,017%; dit verschil was statistisch significant (P=0,01). Er werd geen significant verschil vastgesteld in het verloop van CCQ (P=0,12) en CCQ-functionele toestand (P=0,11) vóór en na de interventie. Conclusie: Het e-Vita eHealth-platform had een gunstig effect op de CCQ-symptomen van COPD-patiënten, maar niet op de functionele status. De CCQ-mentale toestand bleef stabiel na de interventie, maar dit was een verslechtering in vergelijking met de verbeterende situatie voorafgaand aan de start van het eHealth-platform. Deze studie laat dus zien dat patiënten na de introductie van het COPD-platform minder symptomen ervaarden, maar dat hun mentale toestand tegelijkertijd licht verslechterde. Zorgprofessionals moeten zich ervan bewust zijn dat, ondanks de verbetering van symptomen, er een lichte toename van angst en depressie kan optreden na invoering van een eHealth-interventie.
DOCUMENT
In het recent gepubliceerde Integraal Zorg Akkoord (IZA) 2023-2026 wordt toegewerkt naar goede, toegankelijke en betaalbare zorg. Thema’s die in het akkoord worden genoemd zijn passende zorg, samenwerking tussen zorg en welzijn, strakke samenwerkingsafspraken, elektronische gegevens uitwisseling, versterking eerstelijnszorg. Maar ook: uitkomstgerichte zorg. Dit sluit aan bij het visiedocument van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD) ‘De diëtist en de diëtetiek in 2030’. Deze visie, voor en door diëtisten beschrijft het punt op de horizon en hoe we daar, vanuit een opgestelde veranderagenda hier naar toewerken. Hiervoor is het nodig dat (kosten)effectiviteit wordt aangetoond en is de integratie tussen praktijkvoering, onderwijs en onderzoek randvoorwaardelijk. Zowel de visie van de NVD en het IZA sturen er op aan dat diëtisten hun doelmatigheid moeten aantonen. Onder doelmatigheid verstaan we in dit project: - Onderzoek naar uitkomsten/effecten van hun eigen handelen in de praktijk - Dat diëtisten data kunnen inzetten voor reflectie op het eigen handelen en het bijsturen op kennis en kunde - Dat zij van hieruit effectieve en passende zorg kunnen aanbieden - Dat zij dit doen in samenwerking met overige zorgverleners, de patiënt zelf en vanuit doorverwijzing naar het sociaal domein - Dat zij onderdeel zijn van een (multidisciplinair) samenwerkingsverband om de samenwerking tot stand te laten komen Diëtisten zien de nut en noodzaak van deze ontwikkeling, echter missen zij handvatten om dit vorm te geven passend binnen hun huidige bedrijfsvoering en werkzaamheden. Het doel van dit project is dat het lectoraat Voeding, Diëtetiek en Leefstijl en de NVD (Academy), samen en in co-creatie (d.m.v. de methodiek Design Thinking) met diëtisten uit de eerstelijns- en tweedelijnszorg, een professionaliseringsaanbod ontwikkelen passend bij wensen en behoeften, zodat zij in staat zijn om in de toekomst doelmatigheid te kunnen aantonen en aan te sluiten bij de visie van de IZA en de NVD.
Aanleiding Het is belangrijk om de opvoedingskracht van ouders en de sociale steun rond gezinnen te versterken. De Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) hebben hierin een belangrijke taak: preventie en het bieden van laagdrempelige opvoedingshulp bij lichte opgroei- en opvoedvragen, en waar nodig doorverwijzen naar zwaardere vormen van hulp. Dit noemen we preventief en omgevingsgericht werken. In de CJG’s zijn het vooral de frontliniewerkers - de pedagogisch consulenten, de maatschappelijk werkers en de sociaal verpleegkundigen – die invulling moeten geven aan het preventief en omgevingsgericht werken. Zij geven aan dat zij behoefte hebben aan gereedschap om:• Sociale pedagogische netwerken in buurten en wijken te versterken.• Opvoedingsvragen van ouders te verhelderen en daarop in te spelen.• Tijdig te kunnen signaleren wanneer zij de hulp van specialisten moeten inroepen. Doelstelling De hoofdvraag van dit project luidt dan ook: Op welke wijze kunnen frontliniewerkers invulling geven aan het preventief en omgevingsgericht werken, zodat zij de opvoedkracht van ouders en de pedagogische kwaliteit van de sociale omgeving van gezinnen versterken? Welke handvatten, instrumenten, vaardigheden, kennis en attitude hebben deze professionals daarvoor nodig? Het hart van dit project is de kenniswerkplaats die bestaat uit frontliniewerkers, docent/onderzoekers en studenten, die vanuit hun eigen inbreng en deskundigheid samenwerken. Via de kenniswerkplaats wordt geleerd door te doen. Ook wordt nadrukkelijk gezocht naar de intuïtieve kennis en behoeften van collega-professionals door mee te lopen met frontliniewerkers en hen te interviewen. De kenniswerkplaats vraagt feedback van inhoudsdeskundigen. Zij toetst haar resultaten aan de mening van de schakelgroep, waar het middenmanagement deel van uitmaakt. Dit gebeurt met het oog op de implementatie van de producten op de werkvloer. Beoogde resultaten Het project Een stap naar voren wil een lerende omgeving bieden voor professionals, studenten en docenten. Zij zullen instrumenten voor het werkveld ontwikkelen, zoals een gereedschapskist met praktische instrumenten. De oplossingen dragen bij aan een positief opvoedingsklimaat in buurten en gezinnen en op termijn tot een vermindering van verwijzing naar (en dus kosten van) de tweedelijnszorg. Voor het onderwijsveld levert dit project inzicht in de benodigde competenties voor preventief en omgevingsgericht werken voor de opleidingen sociale studies en verpleegkunde. Tot slot levert dit project kennis op voor het onderzoeksveld, zoals een methodiek om ‘tacit knowledge’ (impliciete kennis) bij professionals op te halen.
Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) zijn wereldwijd een groot probleem. Het aantal SOA-gerelateerde consulten bij huisartsen (eerstelijnszorg) in Nederland is de afgelopen jaren met 12,5% gestegen naar bijna 335.000. Momenteel komen patiënten met SOA-gerelateerde klachten bij de huisarts en leveren urine of een swab in ten behoeve van in vitro moleculaire diagnostiek (IVD). Het patiëntmateriaal wordt naar een ziekenhuislaboratorium (tweedelijnszorg) getransporteerd en getest op enkele veelvoorkomende veroorzakers. De patiënt krijgt bij een positieve uitslag een tweede consult waarin mogelijk een antibioticakuur wordt voorgeschreven. In sommige gevallen was er al antibiotica voorgeschreven die soms onjuist of onterecht blijkt. Antibioticaresistentie is mede daarom een toenemend probleem bij allerlei infectieziekten. Door IVD testen in de eerstelijnszorg uit te voeren wordt die verbeterd. Voor de patiënt betekent het minder reisbewegingen, minder doorverwijzingen, snellere uitslag van de laboratoriumtest en een beter afgestemd behandelplan (juiste antibioticum). Huisartsen hebben behoefte aan Point-of-Care Testen (POCT) op basis van moleculaire diagnostiek om ter plekke een diagnose te kunnen stellen. In dit project willen we op vraag van eerste- en tweedelijns zorgspecialisten een SOA IVD platform ontwikkelen en als prototype POCT maken, dat eenvoudig is in gebruik, snel antwoorden kan genereren en toegepast kan worden in de eerstelijnszorg. Daartoe zullen we een nieuwe innovatieve DNA detectiemethode toepassen in combinatie met bestaande technieken en materialen. We werken samen met zorgspecialisten, MKBers en de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) aan de ontwikkeling en het maken van een prototype POCT op basis van isotherme amplificatie en optische detectie. Dit doen we voor de SOA’s Chlamydia en Gonnoroe (bacteriën) en genitale wratten (virus) als praktijkgerichte toepassing en demonstrator. De generieke technologie kan in de toekomst ook ingezet worden voor de ontwikkeling van andere IVD zoals die voor seizoensdiagnostiek (bijv. influenzavirus).