In deze survey hebben we de gevolgen van de bezuinigingen en de krimp voor praktijkgericht onderzoek gemeten met een enquête onder 200 Nederlandse lectoren
DOCUMENT
Het onderzoek is onderdeel van het SURFfoundation project 'Open Onderzoek II'. Lectoren hebben hart voor hun zaak. Hun zaak is het verrijken van de wereld met kennis. Het belang van het vrij beschikbaar maken van onderzoeksresultaten wordt door vele lectoren onderschreven ― blijkt uit dit onderzoek ― en een aantal pleit zelfs voor een revolutie om dit te realiseren! Net zoals kunst eigenlijk niet acht jaar in de kast van het gesloten Stedelijk Museum zou mogen worden opgesloten, zo mogen publicaties van lectoraten niet achter de deuren van uitgeverijen verdwijnen. Het vereist lef om dit te voorkomen. Lef van de auteur om eisen te stellen aan de uitgevers. Lef om brutaal en ‘burgerlijk ongehoorzaam’ te zijn.
DOCUMENT
Lectoren hebben tot taak vernieuwingen in hun werkveld te stimuleren. Terwijl universitair hoogleraren vernieuwingen op theoretisch niveau proberen te realiseren, werken lectoren vooral praktijkgericht. Zij leggen een directe link tussen theorie en praktijk. Hoe brengen ze die beweging in het veld tot stand? We spreken met Lia van Doorn, lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening bij het kenniscentrum Sociale Innovatie, en met Frens Pries, lector Nieuwe Cultuur in de Bouwketen bij het kenniscentrum Gebouwde Omgeving.
DOCUMENT
Actuele vraagstukken zoals klimaatverandering, plastic soep en toekomstige schaarste van fossiele grondstoffen zijn hedendaagse onderwerpen die ook zijn invloed beginnen te hebben op consumentengedrag. Verpakkingen zijn de laatste decennia een belangrijk onderwerp in de maatschappelijke bewustwording omtrent duurzaamheid, hernieuwbare grondstoffen en circulair gebruik. Papier en kunststof zijn de meest gebruikte verpakkingsmaterialen. De MKB partners in BioKLEUR merken ook een toenemende vraag naar biobased materialen en zien kansen om nieuwe markten te creëren voor hun producten, vooral als er een mogelijkheid is de materialen 100% biobased te maken. Het probleem dat de MKB-partners belemmert om de 100 % biobased materialen te produceren is dat op de markt biobased kleurstoffen zeer beperkt beschikbaar zijn en indien beschikbaar voldoen ze niet aan de kwaliteitscriteria gesteld voor toepassingen in papier en kunststof. Daarom zijn de synthetische kleurstoffen momenteel de enige oplossing. Omdat synthetische kleuren zo stabiel zijn, zijn ze niet afbreekbaar in het milieu. De stoffen zijn ook vaak toxisch en samen met de stabiliteit ontstaat er een cumulatief effect. Dit zelfde probleem gaat ontstaan wanneer deze synthetische kleurstoffen in biologisch afbreekbaar verpakkingsmateriaal worden gebruikt en in het milieu terecht komen. Natuurlijke kleurstoffen zijn een mogelijke oplossing. Het project wordt uitgevoerd door Avans Hogeschool in samenwerking met Stenden hogeschool, NRK -Branchevereniging , Waterschap Brabanse Delta en 11 MKB partners in biobased producten, innovatie en design. Het project zal leiden tot verdieping in en gebruiksklaar maken van kennis over natuurlijke kleuren en de toepassingsmogelijkheden in papier en kunststof en sterk bijdragen aan het doel van de deelnemende MKB-partners en de behoefte van de maatschappij om tot de 100 % biobased en milieuvriendelijke producten te komen.
In 2016 is 'De Bouwagenda' gelanceerd, met het doel te komen tot een ambitieus vernieuwingsprogramma voor de grote maatschappelijke uitdagingen voor de gebouwde omgeving richting 2050. Daartoe horen de energietransitie, het gebruik van grondstoffen, klimaatverandering, mobiliteit, digitalisering en gezondheid. De opgaven zijn vertaald naar elf roadmaps en vijf doorsnijdende thema’s.Doel Doel van dit programma is het haalbaar, opschaalbaar en betaalbaar maken van de energietransitie in de bestaande gebouwde omgeving. Benodigde innovaties zullen in samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheid en gebruikers worden gedaan. Daarbij wordt in een aantal stappen toegewerkt naar renovatieconcepten voor veel voorkomende woningtypologieën en gebouwen, waarmee renovaties sneller, goedkoper, mooier en met minder overlast voor bewoners en gebruikers mogelijk worden. Resultaten Het programma zal leiden tot betaalbare, opschaalbare en geaccepteerde oplossingen die nodig zijn voor de volledige renovatieopgaven. Eind 2020 verscheen het rapport Circulaire energietransitie in de gebouwde omgeving in samenwerking met Enpuls. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2024 Aanpak De opzet van dit BTIC-deelprogramma is in de ontwikkeling en in de voorbereiding afgestemd met een breed consortium van marktpartijen, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, adviesorganen en verenigingen (onder andere VNG, Platform 31, DSV, ISSO) en overheden (BZK, EZK, TKI UE, RvB). Parallel hieraan vinden samen met TKI Urban Energy gesprekken plaats met de ministeries van EK en BZK inzake de financiering. Voor de financiering van het eerste deel wordt nu ingestoken op het derde Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma (MMIP 3 &4) van de Rijksoverheid. Context Het ontbreken van een topsector voor de bouw heeft ertoe bijgedragen dat er in de afgelopen jaren geen brede, meerjarige, goed gestructureerde kennis- en innovatieprogramma’s zijn geweest. Om dit te doorbreken is in het voorjaar van 2018 een begin gemaakt met het Bouw en Techniek Innovatie - centrum (BTIC). Van de eerste drie onderwerpen – energietransitie, circulair bouwen en digitalisering – is de 'Versnelling Energierenovaties in de Gebouwde Omgeving' het eerste onderwerp dat concreet wordt. Lector Mieke Oostra vertegenwoordigt bij het schrijfteam het hbo namens het Lectorenplatform Urban Energy. Hiervoor is aan alle aangesloten hogescholen en aan de vier TU’s en TNO gevraagd om projectideeën aan te leveren. Op basis hiervan heeft het schrijfteam half december een conceptprogramma opgeleverd met de naam: Integrale Energietransitie Bestaande Bouw (Visscher e.a. 2018).
Gemeenten zijn ongerust over de cyberweerbaarheid van hun vitale infrastructuren, zoals waterbeheer en verkeersmanagement. Deze infrastructuren zijn vaak in hoge mate geautomatiseerd en verbonden met het internet. De digitale systemen binnen de infrastructuren worden aangeduid als Operationele Technologie (OT). Er is een toenemende dreiging van cyberaanvallen op de OT van vitale infrastructuren, met potentieel ernstige gevolgen, zoals grote materiële schade, maatschappelijke onrust en zelfs dodelijke slachtoffers. Hierbij gaat het niet alleen om cyberaanvallen door vandalen of criminelen, zoals ransomware, maar ook om cyberaanvallen ten gevolge van internationale conflicten. De gemeentelijke CISO’s en informatiebeveiligers zijn verantwoordelijk voor het treffen van goede beveiligingsmaatregelen. Met betrekking tot OT hebben zij echter te weinig kennis om dat effectief te kunnen doen. Cyberweerbaarheid van OT vergt specialistische kennis, die sterk verschilt van de gebruikelijke IT-kennis binnen kantoorautomatisering. Bovendien wordt de cyberweerbaarheid van de OT negatief beïnvloed door een grote diversiteit in technologie, spreiding en afhankelijkheid van een grote hoeveelheid externe leveranciers en dienstverleners. Deze problematiek speelt ook bij andere organisaties, met name omdat hiervoor nog geen geschikte oplossingen beschikbaar zijn. Dit RAAK-project beoogt met behulp van gemeentelijke casestudy’s oplossingen te zoeken. Mogelijke oplossingsrichtingen worden onderzocht en geëvalueerd. Enkele kansrijke oplossingsrichtingen worden met de gemeenten uitgewerkt in aanpassing van bestaande- en nieuw te ontwikkelen instrumenten voor interventies. Deze worden geëvalueerd en gegeneraliseerd. Drie cybersecuritylectoraten van De Haagse Hogeschool (CSS en NSE) en Hogeschool Utrecht (CS) werken in dit praktijkgerichte onderzoek samen met de gemeenten Eindhoven, Rotterdam en Zoetermeer, alsook met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Informatiebeveiligingsdienst (IBD). Daarnaast nemen het nationaal veiligheidscluster Security Delta, kennisinstelling TNO en cyberexpertbureau Hudson Cybertec deel. Verankering van kennis vindt plaats in onderwijs en lectoraten. Hierbij zijn drie lectoren, vijftien (docent)onderzoekers en circa tweehonderdvijfentwintig studenten betrokken.
Consortium, onderdeel van Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
