Het project "werkplaats Oud-Oost" is opgezet om verkokering tussen organisaties te verkleinen, versnippering van aanpak en projecten te voorkomen en kennis die in het werkveld wordt ontwikkeld vast te houden. Het project beoogt daarmee een bijdrage te leveren aan ontschotting, professionalisering en de ontwikkeling van een gedeelde visie voor de aanpak van het gebied Oud-Oost. In dit plan van aanpak wordt de opzet van deze werkplaats verder uitgewerkt
At the end of the 1940s and the early 1950s, the question whether or not to rearm West Germany was a fiercely and hotly debated topic in Europe. The Americans suggested doing this by integrating the Federal Republic in NATO. However, many Europeans feared the resurgence of German militarism. Nowhere was this more true than in France. Therefore, the French Foreign Minister René Pleven launched the so-called Pleven Plan, designed to allow West German units to be established, but only in small units. That way, Europe could profit from West Germany’s manpower, without the country becoming a military threat. Discussions on the European Defence Community were tough, but in the end was signed by the six Founding Fathers. The Dutch did so reluctantly, especially because the Americans were left out, favouring security arrangements in NATO and rearming and incorporating West Germany in the Western alliance. To the Netherlands, it was essential to incorporate the British and especially the Americans in the Western defense; the Dutch always favoured an Atlantic alliance, opposing too much supranationality in the European integration project. The Federal Republic of Germany on the other hand, saw it as an opportunity to regain sovereignty. In the end, the French National Assembly did not ratify the EDC-Treaty, opening the way to rearming West Germany and making it a full member of NATO. https://www.ceeol.com/search/article-detail?id=735130 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/martijn-lak-71793013/
MULTIFILE
„Der Druck auf die alliierten und deutschen Autoritäten, den Transfer von Kapitalerträgen aus Deutschland zu erlauben, darf den Versuchen, die Exporte nach Deutschland zu erhöhen, definitiv nicht untergeordnet werden“, schrieb der niederländische Ökonom P. J. van den Burg in der ökonomischen Wochenzeitschrift Economisch-Statistische Berichten Anfang 1949.1 Seine Beobachtung war nur zu verständlich: In der niederländischen Politik gegenüber Deutschland bestand eine deutliche Ambivalenz zwischen Versuchen, Vorkriegsvermögen zurückzuerhalten, und den Versuchen, niederländisch-deutsche Handels- und Wirtschaftsbeziehungen wiederherzustellen. In den Niederlanden war dieser Dualismus besonders akut, weil Deutschland, seit dem späten 19.Jahrhundert die dominante Wirtschaftsmacht Kontinentaleuropas, seit etwa 1850 der wichtigste Handelspartner der Niederlande gewesen war.2 Zudem hatten niederländische Unternehmen, Banken und Privatpersonen in der ersten Dekade nach dem Ersten Weltkrieg in Deutschland im Allgemeinen und im Ruhrgebiet im Besonderen große Investitionen getätigt. Jedoch verloren niederländische Eigentümer und Firmen 1931, als die Konvertibilität der Reichsmark aufgegeben wurde, die Kontrolle über ihre Besitzungen und Investitionen im Dritten Reich. Die deutsche Besetzung der Niederlande zwischen 1940 und 1945 verschlimmerte diesen Zustand noch. https://doi.org/10.1515/hzhz-2018-0035 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/martijn-lak-71793013/
MULTIFILE
Communicatieprofessionals geven aan dat organisaties geconfronteerd worden met een almaar complexere samenleving en daarmee het overzicht verloren hebben. Zo’n overzicht, een ‘360 graden blik’, is echter onontbeerlijk. Dit vooral, aldus diezelfde communicatieprofessionals, omdat dan eerder kan worden opgemerkt wanneer de legitimiteit van een organisatie ter discussie staat en zowel tijdiger als adequater gereageerd kan worden. Op dit moment is het echter nog zo dat een reactie pas op gang komt als zaken reeds in een gevorderd stadium verkeren. Onderstromen blijven onderbelicht, als ze niet al geheel onzichtbaar zijn. Een van de verklaringen hiervoor is de grote rol van sociale media in de publieke communicatie van dit moment. Die media produceren echter zoveel data dat communicatieprofessionals daartegenover machteloos staan. De enige oplossing is automatisering van de selectie en analyse van die data. Helaas is men er tot op heden nog niet in geslaagd een brug te slaan tussen het handwerk van de communicatieprofessional en de vele mogelijkheden van een datagedreven aanpak. Deze brug dan wel de vertaling van de huidige praktijk naar een hogere technisch niveau staat centraal in dit onderzoeksproject. Daarbij gaat het in het bijzonder om een vroegtijdige herkenning van potentiële issues, in het bijzonder met betrekking tot geruchtvorming en oproepen tot mobilisatie. Met discoursanalyse, AI en UX Design willen we interfaces ontwikkelen die zicht geven op die onderstromen. Daarbij worden transcripten van handmatig gecodeerde discoursanalytische datasets ingezet voor AI, in het bijzonder voor de clustering en classificatie van nieuwe data. Interactieve datavisualisaties maken die datasets vervolgens beter doorzoekbaar terwijl geautomatiseerde patroon-classificaties de communicatieprofessional in staat stellen sociale uitingen beter in te schatten. Aldus wordt richting gegeven aan handelingsperspectieven. Het onderzoek voorziet in de oplevering van een high fidelity ontwerp en een handleiding plus training waarmee analisten van newsrooms en communicatieprofessionals daadwerkelijk aan de slag kunnen gaan.
De wereldbevolking groeit van 7 miljard nu naar 9 miljard in 2040. De productiegroei van voedsel loopt hierop flink achter. Uit onderzoek van de FAO in 2011 komt naar voren dat wereldwijd elk jaar 1,3 miljard ton voedsel verloren gaat, ruim een derde van de voedselproductie. Binnen de EU gooien we 20% van het totaal voor de EU inwoners geproduceerde voedsel weg, inclusief het onvermijdbare verlies. Dat komt neer op 173 kg per EU inwoner per jaar. Ongeveer de helft daarvan wordt weggegooid in de productieketen tot en met de supermarkt. Agri-food reststromen zijn te vinden bij de voedselindustrie, boeren, veilingen, supermarkten etc. Die worden momenteel laagwaardig verwerkt in diervoeder, compost, potgrond, vergisting etc. Hoogwaardig verwerken gebeurt zelden, bv via de Voedselbank of de Verspillingsfabriek (soepen etc.). Dit project heeft primair als doel om reststromen vanuit de food industrie hoogwaardig te verwaarden, met 3D food printing als primaire technologie. 3D food printing is in 2006 ontstaan en sinds 2016 in een stroomversnelling gekomen. (Michelin) chefs, chocolatiers, patissiers, fooddesigners en catering hebben deze nieuwe techniek nu omarmd. Vanuit de voedselindustrie is er ook veel belangstelling, met name voor industriële toepassing en voorgevulde cartridges. Daarmee kan het Nespresso businessmodel voor een doorbraak in 3Dfoodprinting zorgen, een goedkope 3Dprinter voor consumenten waarbij verdiend wordt aan de cartridges. Belangrijk dus om toepassingen te vinden die de mogelijkheden van 3D food printing voor verwaarding van reststromen volop benutten.
Om onze groeiende wereldbevolking op een duurzame manier te kunnen voeden moeten we op zoek naar toekomstbestendige vormen van voedselproductie. We streven naar een akker- en tuinbouw waarbij minder verloren gaat, natuurlijke hulpbronnen worden gespaard en bodemecologie en biodiversiteit worden versterkt. Waar conventionele akkerbouw leunt op de inzet van grote zware machines, chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest, richten we ons in dit onderzoek op de inzet van lichtere en kleinere agrarische robots. Hierdoor ontstaan nieuwe manieren van telen en rijden er geen zware machines meer op het land. Als gevolg hiervan vind er minder bodemverdichting plaatst en hoeft het land niet te worden omgeploegd. In Nederland worden op dit moment een aantal agrarische robots ontwikkeld. Dit zijn inherent complexe systemen en er zijn nog een aantal uitdagingen die moeten worden opgelost voordat deze robots het veld op kunnen. Wij richten ons in dit project op de software die nodig is om de robot autonoom, oftewel zelfstandig, te kunnen laten rijden. We willen een beproefd framework aanvullen en toepassen, zodat deze op agrarische robots gebruikt kan worden. In dit project werkt Saxion samen met zes pioniers op het gebied van agrarische robots in Nederland. In een voorgaand project zijn oplossingsrichtingen verkend en in dit project worden de ontbrekende schakels ontwikkeld. Voor de navigatie gebruiken we Robot Operating System (ROS), het framework dat wereldwijd door grote robotbouwers wordt gebruikt: In dit project modelleren en simuleren we de robots. Ontbrekende onderdelen worden ontwikkeld, samengesteld of geconfigureerd. Tenslotte wordt de software op de fysieke robots getest. De ontwikkelde software wordt al gedurende de ontwikkeling als open source project publiek beschikbaar gesteld. Met de resultaten van het onderzoek kan de time-to-market voor nieuwe agrarische robots drastisch worden verlaagd.