De maatschappij verandert en aan trefwoorden is er geen gebrek. Er is een toenemende complexiteit en dynamiek. Er is een verandering gaande van een hiërarchische naar een netwerksamenleving. Door het wegvallen van oude kaders en het kleiner worden van de wereld zijn processen van onzekerheid en angst merkbaar. Ook de tijdsordening verandert met de gang naar een 24 uurs-economie, waarin op elk moment van de dag wel iets te doen dan wel iets loos is. In zo’n tijd wordt een grote wissel getrokken op tolerantie. Tolerantie zelf lijkt onder druk te staan: het wordt wel gezien als een duur woord voor onverschilligheid. Pleidooien voor zero tolerance zijn gangbaar. De druk om vooral de overtredingen van anderen hard aan te pakken, is aan de orde van de dag. In de wijk komt veel van de maatschappelijke problematiek geclusterd en geïntegreerd bijeen. Hier waakt de politie over de veiligheid in de wijk en daarbij weet elke betrokkene dat de politie dit niet alleen kan. Er is vertrouwen en samenwerking nodig tussen politie, partners en burgers. In de wijk blijkt de dagelijkse spanning tussen maximale vrijheid en maximale veiligheid. Een wijk kan niet volgestort worden met blikken veiligheid, er is een grens aan hoeveel veiligheid een wijk kan verdragen. Er is een toenemende vervlechting van de lokale wereld dichtbij en de globale wereld ver weg. In zo’n complexe wereld met diversiteit en autonome, soms boze burgers is het bepaald ingewikkeld om gezag te verwerven en te behouden. De politie heeft overal vrienden en al deze vrienden dringen bij de politie aan: de politieke en bestuurlijke krachten, de burger in de straat. De politiek vraagt meetbare prestaties en dito getallen, maar de werkelijkheid laat zich net als boeven niet altijd vangen. Daarbij hoort ook het omgaan met onzekere, eisende en in veelvoud verschijnende burgers. Waar een contrast is tussen objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid is investeren in vertrouwen van de burger noodzaak. De politie heeft dan ook een verbindende functie: tussen repressie en handhaving enerzijds en hulpverlening en ondersteuning anderzijds, tussen oppakken en opvoeden, tussen veiligheid en vertrouwen. Verbinding tussen politie en partners (jeugdzorg, reclassering, sociale dienst, woningcorporatie, enz.) is een zogeheten kerntaak en daarbij is ook de wijkagent aan zet. In dit rapport staat de wijkagent centraal. Karlijn Schoonenberg, lid van de kenniskring van het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling van De Haagse Hogeschool, heeft wijkagenten uit drie stedelijke milieus in de regio Haaglanden gevolgd en meermalen gesproken over hun werk, hun afwegingen, hun positie in het krachtenveld. Zo krijgen we inzicht in hun keuzes en hun invulling van de globale taakstelling ‘wijkagent’. Voor het lectoraat is inzicht in de dagelijkse wereld van burgers en professionals de grondstof van kennisontwikkeling.
Het beschrijven van een bebouwd gebied kan in algemene termen, zoals ‘in het centrum’ of ‘in een groene wijk’. Voor een meer specifieke beschrijving geeft alleen de aanduiding van een wijktype, zoals historische binnenstad, volkswijk of naoorlogse tuinstad veel informatie over het bebouwd gebied. Met de aanduiding van een wijktype worden kenmerken direct duidelijk. Denk aan bouwperiode, bouwstijl, mate van verstedelijking, type en grootte van woningen, soort en hoeveelheid groen en water, de indeling van de openbare ruimte en het wegenpatroon. De specifieke combinatie van deze ruimtelijke eigenschappen beïnvloeden de kwetsbaarheid voor klimaatverandering en de mogelijkheden voor klimaatadaptatie. Dit kan ontwerpers en planners helpen keuzes te maken voor een specifieke locatie op basis van het wijktype. Er is behoefte aan kennis over de kwetsbaarheid van stadsbewoners door klimaatverandering en gerichte oplossingen voor een brede groep professionals. Het beroepenveld van beleidsmakers, stedenbouwkundigen en bijvoorbeeld planologen, dat zich richt op de openbare ruimte, heeft niet altijd de specialistische kennis over watermanagement of het stedelijk microklimaat die nodig is om keuzes voor klimaatadaptatiemaatregelen te maken. Inrichting van de openbare ruimte is vaak een complexe opgave met vele betrokken partijen met uiteenlopende achtergronden. Door klimaatadaptatiemaatregelen vroeg in het proces mee te nemen is de kans op mee-koppeling groter en daarmee ook de kans op uitvoering en draagvlak. Om klimaatadaptatie vroeg in het ontwerpproces mee te kunnen nemen biedt de indeling van het bebouwd gebied in wijktypen en daarbij passende maatregelen de mogelijkheid een voorselectie te maken. Met de indeling van bebouwd gebied in wijktypen kunnen aan de ene kant algemene kwetsbaarheden voor ontwikkelingen die niet klimaat robuust zijn inzichtelijk worden gemaakt. Zo blijken tuindorpen vooral kwetsbaar voor verstening van privé tuinen omdat het groen in deze wijken voor het overgrote deel particulier is. En een kwetsbaarheid van bloemkoolwijken is bijvoorbeeld de ruimte die de auto zich in deze wijken heeft toegeëigend waardoor straten en binnenhoven veel verharding hebben. Aan de andere kant maken de wijktypen het ook mogelijk generieke maatregelen voor klimaatadaptatie binnen dezelfde typologie op te stellen en te presenteren. De kenmerken van een wijktype bepalen hoe er in de straat rekening kan worden gehouden met een extremer klimaat. Zo biedt het vele publieke groen in naoorlogse tuinsteden ruimte om water bovengronds te bergen om problemen met extreme neerslag te voorkomen. De stedelijke bouwblokken daarentegen vragen eerder om (technische) oplossingen ondergronds. En veel bloemkoolwijken uit de jaren ‘70 zijn rijk aan groen rondom de huizen dat met een verbeterde toegankelijkheid een koele plek zou kunnen bieden tijdens warme dagen. Het vakgebied dat zich richt op inrichting van de openbare ruimte gebruikt in de communicatie vaak een indeling in wijktypen. Deze groep kan de wijktypenkaart inzetten om analyses en onderzoek op grotere schaal te doen naar kwetsbaarheden en oplossingen. Iedereen die minder direct werkt met wijktypen in de praktijk, kan eenvoudig met de kaart de wijktypen onderscheiden en gebruik maken van de algemene kennis die over een wijktype is gegenereerd.
“How do people recognize that they have the power to be storytellers, not just listeners?” Rebecca Solnit (2016, p. 7) Fontys lectoraat Artistic Connective Practices ziet de kans om een samenwerking aan te gaan met een freelance architect en een cultuurcoach in stadsdeel Reeshof (gemeente Tilburg). Samen schrijven we dit voorstel. We zoeken een transitie naar een stadsdeel waar jongeren, docenten en partners samen zorgdragen voor artistieke praktijken. Daarmee trachten we bij te dragen aan een sociaal-culturele transitie, richting een meer sociaal, geëngageerd en positief beeld onder jongeren ten opzichte van de samenleving als geheel. Dit willen we aanpakken door middel van jeugdparticipatief, artistiek onderzoek met het Raisehof Collectief (volwassenen en jongeren). Raisehof Collectief wil zich daarbij ontwikkelen van co-creatie naar een artistieke commoning praktijk. In stadsdeel Reeshof gaat er immers iets mis met de inspraak, en al helemaal vanuit het perspectief van jongeren. Daarom wil Raisehof Collectief de verbeeldingskracht van de kunsten inzetten om alternatieve perspectieven op Reeshof over het voetlicht te brengen. Wij, Fontys lectoraat Artistic Connective Practices, willen onderzoeken hoe dit kan en in beeld brengen welke inzichten naar bovenkomen tijdens dit onderzoek. Het lectoraat begrijpt artistiek onderzoek als een samenhangend proces van participeren, interpreteren en experimenteren. Daarbij maken we gebruik van een ‘mixed-methods’ aanpak: een combinatie van veldschetsen, storytelling, in kaart brengen van alternatieve perspectieven, groeps- en wandel-interviews, observaties en literatuuronderzoek. Binnen dit onderzoek willen we het komende jaar gezamenlijk een serieuze start maken met Raisehof Collectief in Reeshof. Reeshof is een typische Vinex-wijk, waarin over het algemeen weinig sociale en culturele voorzieningen voor jongeren zijn. We nemen als focus de vraag: Hoe kunnen artistieke praktijken ruimte creëren om jeugdparticipatie in Reeshof te stimuleren?
Vrijwel iedereen heeft er meteen een beeld bij: Jaren 30-wijken, naoorlogse woonwijken, bloemkoolwijken, de Bijlmer, Vinex-locaties. Dat is heel anders voor de woonwijken met sociale huurappartementen uit de jaren ’70-’80. Die zijn nauwelijks bekend, ook niet professioneel. En dat is een probleem omdat juist voor deze wijken een golf aan herstructurering- en verdichtingsprojecten op handen is. Deze wijken zijn verwant aan de naoorlogse woonwijken, maar hebben ook wezenlijk andere karakteristieken. Bovendien is er binnen de versnipperde praktijk van de ruimtelijke ontwikkeling weinig kennis van de plannen in andere gemeenten of woningbouwcorporaties. Nog minder bekend is of deze wijken ruimte bieden voor het aanpakken van de hardnekkige woningnood en het oplossen van andere grote maatschappelijke opgaven, zoals energie, biodiversiteit en circulariteit. Tijd voor een inventarisatie. In de planvorming voor deze woonwijken stellen gemeenten, ontwikkelaars en woningbouwcorporaties de kaders, maar het zijn de stedenbouw- en architectuurbureaus die dit moeten vertalen in concrete ontwerpoplossingen. Wij richten ons op deze MKB-ers. Met de KIEM brengen we de ambities, uitdagingen en kansen van de herstructuering van deze woonwijken in drie stappen in kaart: 1. Wat voor type plannen en ambities zijn er voor deze woonwijken? Hiervoor onderzoeken we vier grote- en vier middelgrote steden, middels beleidsanalyses van de omgevingsvisies en gebiedsvisies en interviews. 2. Wat kenmerkt de ruimtelijk-sociale opbouw van deze woonwijken? Hiervoor maken we een vergelijkende ruimtelijk-sociale analyse met de vroeg-naoorlogse woonwijken. 3. Welke kansen en uitdagingen biedt de herstructurering voor dit type woonwijken? Hiervoor zetten we de inzichten uit de eerste twee stappen in bij een middagvullende co-creatiesessie met het consortium – en een bredere kring van gemeenten en woningbouwcorporaties. De resultaten leggen we vast in een open acces booklet – en vormt de opmaat voor een RAAK aanvraag.
Researching the enormous VINEX city expansion operations of 1995-2005. The research 'VINEXt' was launched in 2010 in response to an Open Call by the (then) Netherlands Architecture Fund. In VINEXt, we investigate the future-proofing of Vinex districts on a national scale. Using a number of future scenarios, four sample neighbourhoods are being studied to see where opportunities for development in the next 30 years lie or where threats may arise. The knowledge gained will be used to describe building blocks for the transformation of VINEX districts in general.Societal Issue: Times change and so do the inhabitants of modern suburbs. But these neighbourhoods can not automatically absorb these changes - how to stay functional and attractive in a uncertain future?Benefit to society: Working with scenarios provides insight in possible future demands and opportunities, and the extent to which the built environment of the Vinex areas can move with the tides of time.