'Corporate designmanagement' is een vlot geschreven en zeer overzichtelijk standaardwerk op het gebied van corporate designmanagement. Een sterke visuele identiteit is voor een organisatie een doeltreffend middel om zich te positioneren en te profileren. Voorwaarde is wel dat de visuele identiteit duidelijk wordt geregisseerd. Corporate designmanagement zorgt daarvoor. Dit boek daagt de lezer uit om een eigen visie op corporate design te ontwikkelen en om deze visie in de praktijk vorm te geven. Niet alleen krijgt de lezer een heldere uitleg van begrippen als identiteit, imago, huisstijl, brands, merkbouw en design audit. Ook wordt beschreven hoe deze begrippen succesvol kunnen worden toegepast. En hoe een huisstijl van een organisatie wordt ontwikkeld en gemanaged. In deze herziene druk is er meer aandacht voor het verschil tussen basiselementen zoals logo, kleur, typografie en beeld en toepassingsgebieden oftewel de dragers van de huisstijl. Denk hierbij aan brochures, websites en natuurlijk visitekaartjes. Ook zijn er meer cases en checklists toegevoegd. 'Corporate designmanagement' is niet alleen een zeer toegankelijk en compleet studieboek, maar bewijst ook in de praktijk goede diensten.
DOCUMENT
In het kunsten- en erfgoeddecreet werd een aparte categorie ‘Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap’ opgenomen. Zij zouden een symboolfunctie en een sensibiliserende rol voor de artistieke gemeenschap en de gehele Vlaamse bevolking moeten vervullen. Bovendien moeten ze internationale topkwaliteit aanbieden. Door een gebrekkige collectieve opdrachtomschrijving weten deze Gemeenschapsinstellingen echter niet welke service van hen wordt verwacht en dit zowel naar de artistieke gemeenschap als de bredere samenleving toe. De vage taakomschrijving stelt de instellingen met dit uitzonderlijke statuut bovendien voor een distinctieprobleem. Waarin onderscheiden ze zich van andere kunstorganisaties in Vlaanderen die op een reguliere basis tijdelijk worden gesubsidieerd? Ten slotte signaleren de Gemeenschapsinstellingen een internationaal verifieerbare discrepantie tussen een symbolische en een economische, subsidiale erkenning. Door dit alles blijft hun positie vaag tot zelfs ambivalent. Met deze vaststellingen in het achterhoofd werd een essayopdracht geformuleerd. De centrale vragen die daarin gesteld werden luiden: wat is de opdracht, taak en positie van nationale kunstinstellingen? Hoe kunnen ze ideaaltypisch functioneren en hoe doen ze dat in het buitenland? Via een interpretatieve cultuursociologische weg, geschraagd met de inzichten van de kritische theorie werd een antwoord op het voorgelegde vraagstuk gezocht. Het opstel betreft dus geen benchmarking of kunstkritisch betoog. Wel werd via diepte-interviews met beleidsverantwoordelijken en vooral stafmedewerkers van voorbeeldorganisaties in Duitsland, Engeland, Finland, Nederland en Portugal naar mogelijke pistes gekeken.
DOCUMENT
Debates about social theory and social policy are highly fragmented and unclear in subject and direction. A recognised paradigm is failing. Maybe we have to accept that social reality is not to reconstruct in social theory. But we certainly need social theorists and social theories to support citizens, policy makers and social workers in improving social reality. Social reality in post modern societies is to be characterized by problematic relationships among citizens and between citizens and the public sector and by a sharp rise in problematic behaviour. The affluent society has failed to create a more sensitive world where people behave more socially. The dominant social problem is no longer seen from a social economic perspective but from a social cultural one. Social competences and social capital are considerer to be essential assets to cope with life in post modern society. For people weak ties and thin trust are essential to integrate into society. Thick trust and strong ties can bind people to much and cause inflexibility. The current social problem is a matter of designing a social world where relationships and behaviour are fair and reasonable. It asks for an interesting and creative social policy and social work, not too much stressing the problematic issues but encouraging people to trust each other. Current social policy is too much focused on the needs and problems. It has to change into a more expressive social policy, a policy that people challenges to express them and to create new relationships. Social behaviour asks for flexibility and creativity, for being authentic and playing roles. Scientists, policymakers, social workers and citizens are in the same field and have access to the same knowledge.
DOCUMENT
Levend Goud, Goudsmeden met Mycelium Binnen bio-design vinden vele ontwikkelingen plaats gericht op het verduurzamen van de samenleving. Een van deze ontwikkelingen is het toepassen van bio-based materialen zoals mycelium in productontwerp. Een groot voordeel van mycelium is dat het biologisch afbreekbaar, carbon neutraal en een circulair materiaal is. Mycelium materiaal is nog niet algemeen bekend in de samenleving. Dit is jammer aangezien mycelium een levend materiaal is dat, wanneer toegepast in ontwerp, living artefacts oplevert. Living artefacts stellen gebruikers in staat zich verbonden te voelen tot natuur. Verbinding tot natuur heeft een positief effect op zowel de lichamelijke als de geestelijke staat van een persoon. Het toepassen van mycelium is dus niet alleen duurzaam maar ook goed voor de gezondheid van de mens. Dit onderzoek exploreert hoe mycelium kan worden opgenomen als co-creator binnen het goudsmeden. Goudsmeden is een ambacht waaruit edelmetalen sieraden voortkomen. Sieraden spelen in bijna alle culturen en sociale groepen een belangrijke rol. Sieraden hebben een persoonlijke, culturele, sociale of financiële waarde voor de drager. Sieraden worden op het menselijk lichaam gedragen met direct of indirect huidcontact en worden op deze manier onderdeel van het visuele uiterlijk en identiteit van een persoon. Maar belangrijker nog is dat de drager van een sieraad zich vaak emotioneel verbonden voelt tot het sieraad. Dit onderzoek leidt tot vernieuwing binnen de creatieve industrie goudsmeden. Het breidt de vakgebieden waarin mycelium wordt toegepast uit. Goudsmeden met mycelium kan er verder voor zorgen dat mycelium als materiaal bekender en algemeen geaccepteerd wordt in de samenleving. Zowel in nieuwe toepassingen of als vervanging van niet duurzame materialen. Ook bied het een nieuwe manier om verbinding tot natuur vorm te geven in een sieraad. Op deze manier draagt goudsmeden bij aan ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid en gezondheid.
Dit onderzoek richt zich op het positief benutten van meertaligheid als krachtige bron van het leren in het mbo. Beoogd wordt zo bij te dragen aan de ontwikkeling van inclusief en gedifferentieerd onderwijs waarbij diversiteit als een gegeven en een kracht wordt beschouwd, betrokkenen zich erkend en gewaardeerd weten, zich thuis voelen en volwaardig kunnen participeren. Meer dan de helft van de leerlingen in grote steden spreekt thuis een andere taal. De inzet van functioneel meertalig onderwijs ondersteunt het (taal)leerproces, draagt bij aan de taal- en identiteitsontwikkeling van meertalige leerlingen en vergroot de kansengelijkheid voor leerlingen van verschillende achtergronden in het sociaal en beroepsmatig functioneren in de maatschappij. Zonder deze inzet lopen mbo-studenten het risico onvoldoende toegerust te zijn om hun beroep naar behoren uit te oefenen. Studenten die thuis een andere taal spreken worden dan onevenredig getroffen, hetgeen de kansengelijkheid in het beroepsmatig functioneren negatief beïnvloedt. Doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de rol die meertaligheid speelt bij het leren en werken in de beroepscontext, en het ontwikkelen van een functioneel meertalige didactiek waarmee mbo-docenten het leren en werken van mbo-studenten positief kunnen ondersteunen. In het onderzoek worden de opvattingen van mbo-docenten aangaande het positief gebruik maken van meertaligheid, hun huidige onderwijspraktijk én hun ontwikkelbehoeften omtrent functioneel meertalige didactiek verkend (digitale survey). Aansluitend worden de meertalige repertoires van mbo-studenten, de wijze waarop zij deze inzetten in natuurlijke leer- en werkcontexten, en de hulp of hinder zij hierbij ondervinden van hun meertaligheid geïnventariseerd (focus group study en digitale survey). Deze perspectieven worden vervolgens ingezet bij een design study, die erop gericht is tezamen met mbo-docenten, hbo-docenten en hbo-studenten concrete handvatten, strategieën en prototypische lesactiviteiten te ontwikkelen voor functioneel meertalig onderwijs in het mbo.