In dit onderzoeksrapport wordt verslag gedaan van het onderzoek dat door het Crossmedialab is uitgevoerd in het project Publieksannotatie van Cultureel Erfgoed (PACE). Dit proejct is uitgevoerd met subsidie van de regeling 'Digitaliseren met Beleid’ van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009. Deelnemers in dit onderzoek waren: Universiteitsmuseum Utrecht, Naturalis, Museon, Novay, de Hogeschool Utrecht en het advies- en managementbureau BMC. Dit brede consortium maakte het mogelijk het project te baseren op zowel kennis en ervaring vanuit de praktijk en de wetenschap. Doel van het project PACE was om te onderzoeken hoe social tagging als instrument ingezet kon worden in het verrijken en toegankelijk maken van de collecties en hoe de betrokkenheid van bezoekersgroepen kon worden vergroot. De sturende vraag van de musa hierachter was: Wanneer is het zinvol social tagging als instrument in te zetten voor musea en welk effect mag je hiervan verwachten?
In dit onderzoek in het kader van de kenniskring ‘Surfen naar Zin’ van het lectoraat Praktische Theologie van de Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing in samenwerking met de Fontys Pabo’s is een verkenning verricht naar doeloriëntaties van Pabo-studenten. De ‘jeugd van tegenwoordig’ waar Pabo-studenten nog recentelijk deel van uitmaakten heeft een andere oriëntatie op religie en levensbeschouwelijkheid dan zo’n dertig jaar geleden. Op basis van de theoretische concepten over religieus leren van Grimmitt is onderzocht welke doelen studenten voor zichzelf en het levensbeschouwelijke onderwijs hanteren. Immers oriëntaties van studenten zijn beïnvloedend voor de wijze waarop ze levensbeschouwing aan basisschoolkinderen onderwijzen. Inzicht in de voorkeursdoeloriëntatie zou kunnen leiden tot verhoging van de expertise en innovatie van het huidige Pabo curriculum op dit gebied. De volgende indeling van doeloriëntaties is gehanteerd: het monoreligieuze model - learning in religion - , het multireligieuze model - learning about religion - en het interreligieuze model - learning from religion -. Met behulp van een schriftelijke vragenlijst zijn 120 studenten bevraagd op hun oriëntaties. Het blijkt dat de onderzoeksgroep een voorkeur heeft voor het model van ‘learning about religion’ In hoeverre dit beïnvloed wordt door persoonskenmerken, culturele diversiteit, relaties tussen religies, vindplaatsen, perspectieven en alternatieven in religieus beleven is niet significant gebleken. Naar aanleiding van dit onderzoek wordt gepleit voor een aanpassing van het curriculum van de Pabo in de richting van het ‘learning about religion’ model en voor verder onderzoek naar de doeloriëntatie van leerkrachten, ouders en kinderen in de basisschool.
Background: The aim of this study is to validate a newly developed nurses' self-efficacy sources inventory. We test the validity of a five-dimensional model of sources of self-efficacy, which we contrast with the traditional four-dimensional model based on Bandura's theoretical concepts. Methods: Confirmatory factor analysis was used in the development of the newly developed self-efficacy measure. Model fit was evaluated based upon commonly recommended goodness-of-fit indices, including the χ2 of the model fit, the Root Mean Square Error of approximation (RMSEA), the Tucker-Lewis Index (TLI), the Standardized Root Mean Square Residual (SRMR), and the Bayesian Information Criterion (BIC). Results: All 22 items of the newly developed five-factor sources of self-efficacy have high factor loadings (range .40-.80). Structural equation modeling showed that a five-factor model is favoured over the four-factor model. Conclusions and implications: Results of this study show that differentiation of the vicarious experience source into a peer- and expert based source reflects better how nursing students develop self-efficacy beliefs. This has implications for clinical learning environments: a better and differentiated use of self-efficacy sources can stimulate the professional development of nursing students.
The primary objective of the project is to identify policies for the transformation of the Norwegian tourism sector to become resilient to climate change and carbon risks; to maintain and develop its economic benefits; and to significantly reduce its emissions-intensity per unit of economic output. Collaborative partnersStiftinga Vestlandforsking, Stiftelsen Handelshoyskolen, Stat Sentralbyra, Norges Handelshoyskole, Stiftelsen Nordlandsforskning, Fjord Norge, Hurtigruten, Neroyfjorden Verdsarvpark, Uni Waterloo, Uni Queensland, Desinasjon Voss, Stift Geirangerfjorden Verdsarv, Hogskulen Pa Vestlandet.
Het idee voor Backseat Travellers is ontstaan tijdens een brainstormweekend van docenten en studenten van de Hogeschool van Amsterdam in 2013. In dit weekend is uitgezocht waar op de markt voor vakantiespellen nog ruimte zou zijn. De markt van educatieve spellen voor op de achterbank van de auto bleek nog volledig open te liggen en zodoende is er toen een team gevormd waarmee onderzoek gedaan is naar de mogelijkheden om deze markt te veroveren. Student Media en Informatie Fleur Steiner heeft in 2014 een uitgebreid marktonderzoek gedaan naar de kansen voor dit product. Op basis hiervan heeft zij een adviesrapport opgeleverd als bachelor-scriptie (http://bit.ly/21NVqBZ) en vervolgens is er van 2014 tot heden gewerkt aan de ontwikkeling van de applicatie. Op dit moment ligt er een MVP (Minimal Viable Product) van de applicatie met diverse games die plaatsbaar is in de appstore en gebruikt kan worden op Android systemen.(https://vimeo.com/96191007). Deze aanvraag is er op gericht om een haalbaarheidsstudie te verrichten naar de mogelijkheden om de internationale markt te veroveren.
(297) In de afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar hoe werk verandert en wat dat betekent voor mens, organisatie en maatschappij. In periode één van het Breed Platform Arbeid (BPA-I, 1/9/2017-31/8/2019) is bij stakeholders opgehaald wat zij denken dat er op het terrein van werk veranderd zal zijn in 2030. Vervolgens zijn met lectoren en praktijkpartners drie werkateliers en twee conferenties gehouden rondom de opgehaalde thema’s namelijk: 1 (Her)waardering van werk 2) Leven lang ontwikkelen 3) Inclusiviteit. Aan de hand van de geformuleerde onderzoeksagenda zijn gemeenschappelijke onderzoeksprojecten aangevraagd, gehonoreerd en soms al uitgevoerd. Er zijn in de loop van deze periode 33 lectoren van 12 hogescholen en 14 praktijkpartners aangesloten bij het BPA. Aan het eind van BPA-I is helder geworden dat het belangrijk is om in BPA-II (2019 -2021) één thema toe te voegen, namelijk ‘vitaal werk(en)’. Bij de inventarisatie van projecten en uit signalen uit het werkveld bleek dit een doorkruisend thema te zijn. Om tot meer kennisuitwisseling en -deling, sociale innovaties en gezamenlijk praktijkgericht onderzoek te stimuleren, wordt tijdens BPA-II de ‘ontmoeting’ gefaciliteerd tussen lector(at)en en praktijkpartners. We streven naar (minimaal) acht (open) themabijeenkomsten (twee per thema). Ook wordt in BPA-II gewerkt aan een betere aansluiting van het onderwijs. Doelen zijn: 1. Verduurzamen van het BPA (netwerkontwikkeling) via het organiseren van ‘de ontmoeting’ 2. Creëren van themabijeenkomsten rondom de vier thema’s, met werkveld, onderwijs en onderzoek samen, waarbij (praktijk)vragen worden geformuleerd, kennis wordt gedeeld en nieuwe kennis wordt ontwikkeld. 3. Vanuit deze themabijeenkomsten genereren van (nieuwe) initiatieven en onderzoeksprojecten, waarin minimaal drie verschillende lectoraten, diverse praktijkpartners en onderwijspartners participeren 4. Vastleggen, beschikbaar stellen én doorontwikkelen van de opgedane kennis en inzichten, waarbij met praktijkpartners en onderwijs wordt bekeken of dit leidt tot nieuwe inzichten en instrumenten voor de praktijk en tot onderwijsvernieuwing leiden (kennisbasis vastleggen)