The Best of Both Worlds: Success factors of Turkish-Dutch innovative entrepreneurs In recent years, a number of countries, among them the Netherlands, attach great importance to stimulating the economic development in the country, by promoting entrepreneurship in general and within the ethnic and cultural entrepreneurial groups in particular. Innovation is generally the result of an interactive process involving synergy between the diverse backgrounds and characteristics. Based on a qualitative research, this article provides an overview of insights in the critical success factors of Turkish-Dutch innovative entrepreneurs in the Netherlands. The success factors of ethnic entrepreneurs are approached in this study from three different dimensions: individual factors, social factors, and environmental factors. The individual factors are presented as personality traits and personal motivations. The social factors are discussed from the perspective of social networks, socio-cultural and socio-economic characteristics. As for environmental factors, they are divided into regional characteristics as well as the availability of resources and the presence of opportunities. Turkish-Dutch entrepreneurs, also called “ethnic entrepreneurs”, appear proficient in linking different innovation opportunities to their own strengths. They are operating better in both worlds, and are successfully navigating between the two cultures. This article also formulates several suggestions for the Dutch government, business world and educational institutions to stimulate innovation. SAMENVATTING Het beste van beide werelden: Succesfactoren van Turks-Nederlandse innovatieve ondernemers De laatste jaren hechten vele landen, onder andere Nederland, er groot belang aan om de economische ontwikkelingen op een hoger niveau te tillen door ondernemerschap in het algemeen, en binnen de etnische en culturele groepen in het bijzonder, te stimuleren. Innovatie is een gevolg van een interactief proces waarbij synergie ontstaat tussen de diverse achtergronden en kenmerken. Gebaseerd op een kwalitatief onderzoek worden in dit artikel, aan de hand van drie verschillende dimensies, te weten individuele, sociale en omgevingsfactoren, de succesfactoren van Turks-Nederlandse innovatieve ondernemers inzichtelijk gemaakt. De Turks-Nederlandse ondernemers, ook wel “etnische ondernemers” genoemd, blijken bedreven te zijn in het koppelen van innovatiekansen aan hun eigen sterke punten. Ze komen beter tot hun recht in beide werelden, en navigeren op succesvolle wijze tussen de twee culturen door. Dit artikel formuleert een aantal aanbevelingen voor de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven en de klanten.
Eind 2022 woonden in Nederland 17.652 kinderen in een pleeggezin. Van alle pleegzorgplaatsingen betrof 46% een plaatsing in het eigen netwerk van het pleegkind, dat meestal de eigen familie is. Bij deze familieplaatsingen hebben kinderen vaker met loyaliteitsconflicten te maken vanwege complexe familierelaties dan bij plaatsingen buiten hun familie(netwerk). Familiebanden blijken een bijzondere kracht en veerkracht in familieplaatsingen: ‘Eigen bloed is het waard om voor te vechten’ (pleegzorgwerker, Van de Koot et al., 2023). Hoewel familiepleegzorg een veelbelovende vorm van pleegzorg is qua stabiliteit en vertrouwdheid voor het kind, zorgen de intergenerationele familiebanden voor meer conflicten, hoogoplopende emoties en specifieke spanningen. Hierdoor stellen familieplaatsingen de betrokken pleegzorgwerkers vaak voor uitdagingen. Vaak verblijft het kind al in het (familie)pleeggezin voordat de pleegzorgwerker betrokken raakt en kunnen er zorgen bestaan over de veiligheid van het kind. Familieplaatsing in pleegzorg vraagt daarom van pleegzorgwerkers bijzondere kennis en vaardigheden over: 1) het begeleiden van de plaatsing van het pleegkind, en 2) het begeleiden van de familierelaties. Daarover is enerzijds meer onderzoek nodig in de sterke punten en belemmeringen van familiepleegzorg, alsmede de behoeften van pleegkinderen, hun ouders en pleegouders. Anderzijds is het van belang inzicht te krijgen in de vaardigheden, hulpmiddelen en werkvormen die pleegzorgwerkers nodig hebben om deze specifieke vorm van pleegzorg te begeleiden, zodat familieplaatsingen duurzaam en stabiel blijven en/of worden. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de volgende vraag ‘Hoe kunnen pleegzorgwerkers het pleegkind en zijn pleegouders, ouders en mogelijke andere familieleden gedurende familieplaatsingen zo begeleiden dat de relaties rondom het pleegkind van dusdanige aard zijn dat de loyaliteit van het kind naar alle voor hem belangrijke familieleden mag uitgaan?’. Het consortium beoogt dat potentieel veelbelovende plaatsingen voor kinderen minder vaak in breakdown eindigen, maar dat het kind relationele stabiliteit en welzijn ervaart.
Dit top-up project is een opvolging van het project ‘Jouw Gezin, Mijn Zorg?: Hoe gezinshuisouders en ouders constructief kunnen samenwerken’. In dit project is de samenwerkingsrelatie tussen gezinshuisouders en ouders van uithuisgeplaatste jeugdigen die in een gezinshuis wonen uitgebreid onderzocht. Het onderzoek liep van 2017 tot en met 2020. In het onderzoek stond de volgende vraag centraal: Welke aanpak om tot een constructieve samenwerkingsrelatie tussen ouders en gezinshuisouders te komen kan worden ontleend aan theorie en praktijk? Het resultaat is een aanpak voor het werkveld waarin ouders van kinderen die in een gezinshuis geplaatst worden vanaf de start tot de afronding een stevige plek krijgen: Samenwerken werkt! Een relationele route tot gedeeld opvoederschap. Met dit top-up project wordt ‘De relationele route’ getest wordt en waar nodig bijgesteld. Verder is nodig dat ‘De relationele route’ onder de aandacht wordt gebracht van het gehele werkveld van gezinshuizen en pleegzorg zodat deze grootschalig geïmplementeerd kan worden. Om die reden willen we met de middelen uit deze top-up aanvraag een pilot uitvoeren en de uitkomsten daarvan breed onder de aandacht brengen.
Voor kinderen in de adolescentiefase is identiteitsvorming een belangrijke ontwikkelingstaak. Adolescenten ontwikkelen onder meer een sociale identiteit. Deze behelst de relatie tussen een individu en zijn/ haar sociale omgeving, en omvat de vraag bij welke groep een individu zich thuisvoelt of hoort. Rotterdam kent een heterogene populatie. Dat betekent dat Rotterdamse adolescenten in aanraking komen met verschillende groepen mensen. Dit kan de vraag met betrekking tot bij wie ze horen urgent, maar ook complex maken. Voor Rotterdamse Sociaal Werkers die werken met kwetsbare doelgroepen is het belangrijk om processen rond identiteitsontwikkeling goed te ondersteunen. Een positieve sociale identiteit is gerelateerd aan psychische ontwikkeling en welbevinden van mensen. Echter, binnen de opleiding Social Work aan Hogeschool Rotterdam, maar ook binnen het werkveld van jeugdzorg (De Winter, 2015) wordt weinig expliciete aandacht besteed aan dit thema. Daarom exploreert de postdoc de volgende vraag: Hoe kunnen (toekomstige) Sociaal Werkers een bijdrage leveren aan positieve sociale identiteitsontwikkeling van (kwetsbare) adolescenten binnen de Rotterdamse context en wat betekent dat voor het onderwijs aan de opleiding Social Work? Het onderzoek vindt plaats binnen Kenniscentrum Talentontwikkeling, onder begeleiding van Frans Spierings. Het kenniscentrum werkt intensief samen met de Social Work opleiding. De postdoc richt zich op het ontwikkelen van een handelingskader van Sociaal Werkers om sociale identiteitsontwikkeling van individuen in de adolescentiefase te versterken. Opgedane kennis wordt ingebed in het curriculum van de opleiding Social Work aan Hogeschool Rotterdam. De onderzoeker werkt nauw samen met een andere postdoc die vanuit Kenniscentrum Talentontwikkeling onderzoek doet naar ethische reflectie in het jeugdzorgdomein. Beide onderzoeken versterken elkaar, omdat zij het handelingsrepertoire van de sociaal werker versterken, en dragen bij aan de kennisagenda van het kenniscentrum. Uiteindelijk wordt bijgedragen aan het lectoraat professionele identiteit van de Sociaal Werker, en wordt in samenwerking met die lector een eindsymposium georganiseerd binnen Hogeschool Rotterdam.