Gebrek aan lichaamsbeweging is een onafhankelijke risicofactor voor diverse aandoeningen die met overgewicht geassocieerd zijn, zoals hart- en vaatziekten, diabetes en artrose. De ondergrens 'gezond bewegen' wordt door de minderheid van de Westerse volwassenen gehaald en bij personen met obesitas is dat aantal nog kleiner.
Het belangrijkste doel van een bewegingsprogramma is niet om tot gewichtsverlies te komen, maar om ondersteuning te bieden voor een actieve leefstijl die levenslang vol te houden is. Om mensen met obesitas als bewegingsdeskundige te begeleiden effectief en duurzaam meer te bewegen, is daarom inzicht nodig in de complexe etiologie van obesitas en de manier waarop verregaande simplificatie daarvan stigmatisering in de hand werkt. Fysieke training bij patiënten met obesitas vereist kennis van trainingsprincipes en geschikte bewegingsprogramma's, maar ook van achterliggende en psychologische en sociale processen. Dat zijn bijvoorbeeld ideeën en overtuigingen (cognities) van obese patiënten die motivatie en therapietrouw kunnen beïnvloeden.
In deze voordracht wordt kort ingegaan op de etiologie van obesitas en het belang van bewegen. Factoren die bevorderend of belemmerend werken bij het beginnen met een sport of bewegingsprogramma, en factoren die een rol spelen bij het volhouden daarvan, komen aan bod. Vanuit de theorie worden handreikingen gedaan voor elementen die bepalend zijn voor een duurzaam programma: bij aanvang van een trainingsprogramma is een inventarisatie van de verwachtingen en de motivatie van de patiënt belangrijk. Gedurende het programma dient de autonomie van de patiënt leidend te zijn en heeft de begeleider (bijvoorbeeld fysiotherapeut) naast een expertrol, ook een rol als coach. Door 'empowering' van de patiënt en het verbeteren van zijn of haar competentiegevoel en motivatie, ontstaat een verbetering van het zelfregulerende vermogen, met een duurzaam effect.