Het doel van dit onderzoek is methodieken ontwikkelen voor het op maat begeleiden van mbo-studenten in hybride leeromgevingen. Een hybride leeromgeving lijkt sterk op een werkomgeving maar is ingericht om te leren of is een werkomgeving die ook ingericht is om te leren.
Het consortium, dat bestaat uit hogescholen, inhoudelijke experts, roc’s, zorginstellingen en bedrijven verspreid over Midden- en Noord-Nederland, hebben twee problemen bij hybride leeromgevingen geïdentificeerd: het ontwikkelen van het vermogen van studenten om te leren in werksituaties (wendbaar vakmanschap) is erg belangrijk maar (1) het is onduidelijk wat dat is en hoe dat eruit ziet, en (2) het is onduidelijk welke begeleiding het beste past om dit doel te bereiken.
De ontwikkeling van de methodieken voor begeleiders van school en van de bedrijven vindt plaats via vijf dieptecasestudies die kennis opleveren over de gewenste leeractiviteiten bij mbo-studenten en bijbehorende begeleiding. Via uitgebreide observaties, interviews en documentanalyses worden leeractiviteiten en begeleiding in hybride leeromgevingen geëxpliciteerd. Deze kennis wordt vervolgens middels een ontwerponderzoek in bruikbare methodieken omgezet. Het zijn deze methodieken, die bewezen bruikbaar zijn, die vervolgens worden getest op doelmatigheid in de zin dat begeleiders hun begeleiding kunnen optimaliseren en bij mbo-studenten wendbaar vakmanschap realiseren.
Het doel van dit onderzoek is methodieken ontwikkelen voor het op maat begeleiden van mbo-studenten in hybride leeromgevingen. De directe aanleiding voor dit project zijn vragen van begeleiders van de beroepspraktijk en van ROC’s.
Hybride leeromgevingen zijn een samenwerking van scholen en beroepspraktijk waar een mix van theorie en praktijk tot stand komt. Het schoolse leren wordt verbonden en verweven met het leren in de beroepspraktijk. De leeromgevingen zijn zeer populair in het mbo en worden erkend als dé toekomstbestendige leeromgevingen. Ook zijn ze benoemd tot de beste onderwijsinnovatie in het beroepsonderwijs in 12 jaar. Een hybride leeromgeving vraagt echter om een andere begeleiding die deels onbekend is voor begeleiders. Het begeleidingsperspectief dat momenteel domineert is dat van de schoolpraktijk terwijl een hybride leeromgeving streeft naar een situatie waarin de begeleiding vanuit de beroepspraktijk gelijkwaardig is aan die van de begeleider van school.
Het consortium, dat bestaat uit Hogescholen, inhoudelijke experts, ROC’s, Zorginstellingen en bedrijven verspreid over Midden en Noord Nederland hebben twee problemen bij hybride leeromgevingen geïdentificeerd: het ontwikkelen van het vermogen van studenten om te leren in werksituaties (wendbaar vakmanschap) is erg belangrijk maar (1) het is onduidelijk wat dat is en hoe dat eruit ziet (2) het is onduidelijk welke begeleiding het beste past om dit doel te bereiken.
De ontwikkeling van de methodieken voor begeleiders van school en van de bedrijven vindt plaats via zes dieptecasestudies die kennis opleveren over de gewenste leeractiviteiten bij mbo-studenten en bijbehorende begeleiding. Via uitgebreide observaties, interviews en documentanalyses worden goed op elkaar afgestemde leeractiviteiten en begeleiding in hybride leeromgevingen achterhaald. Deze kennis wordt vervolgens middels een ontwerponderzoek in bruikbare methodieken omgezet. Het zijn deze methodieken, die bewezen bruikbaar zijn, die vervolgens worden getest op doelmatigheid in de zin dat begeleiders hun begeleiding kunnen optimaliseren en bij mbo-studenten wendbaar vakmanschap realiseren.