De sector Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang (BW/MO) heeft te maken met een groeiend aantal forensische cliënten. Er is behoefte aan een overzicht van best practices, do’s en don’ts in het methodisch handelen bij deze doelgroep. De vraag die we met dit onderzoek willen beantwoorden is: Welke best practices zijn er in de BW/MO-sector voor de begeleiding van en zorg aan forensische cliënten? In het huidige onderzoek zijn - na een literatuurverkenning - op systematische wijze de ervaringen van forensisch sociaal werkers en cliënten verzameld en bestudeerd. Dit werd op verschillende manieren gedaan in drie fases: Fase 1: Verkenning: groepsinterviews bij 15 BW/MO-instellingen Fase 2: Verdieping: 11 casuïstiekbesprekingen bij BW/MO-instellingen Fase 3: Uitwisseling: een onlinebijeenkomst (forensisch carrousel) De forensische doelgroep binnen de BW/MO bestaat voornamelijk uit mannen met multiproblematiek, zoals verslaving, agressie en psychiatrische problemen. Ze wonen in verschillende beschermde woonvormen met meer of minder zelfstandigheid en (ambulante) begeleiding. De belangrijkste best practices die professionals tijdens de verkenning noemden zijn: het bieden van een duidelijke structuur en heldere kaders, investeren in de werkalliantie (onder andere vanuit de presentiebenadering), goede samenwerking met ketenpartners met duidelijke afspraken over ieders taken en verantwoordelijkheden, herstelgericht werken aan kleine doelen, werken aan destigmatisering, werken met signaleringsplannen en risicotaxaties, zorgvuldig plaatsen van cliënten en de inzet van vrijwilligers en forensische ervaringsdeskundigen. Een deel van de instellingen plaatst forensische cliënten bij elkaar (geclusterd) omdat forensische expertise dan gerichter kan worden ingezet, andere instellingen plaatsen forensische cliënten bij andere cliënten (gespikkeld) om normalisering in de hand te werken. In de verdiepingsfase kwamen de volgende best practices aan de orde met betrekking tot ketensamenwerking: duidelijkheid scheppen over rollen en verantwoordelijkheden, de cliënt zelf laten beslissen bij uitstroom na detentie met bajes-uit begeleiding, en driegesprekken organiseren met toezichthouder, begeleider en cliënt. Best practices met betrekking tot krachtgericht werken zijn: duidelijke grenzen stellen, zoeken naar datgene waar de cliënt zelf regie op kan voeren en bekrachtigen wat iemand bereikt binnen het kader van de bijzondere voorwaarden. Overige best practices zijn: zorgvuldige matching van cliënt en vrijwilliger en werken aan destigmatisering op verschillende niveaus. Tijdens het forensisch carrousel is de bredere toepasbaarheid van de verzamelde best practices verkend. Werkzame elementen van goede ketensamenwerking, krachtgericht en herstelgericht werken in relatie tot risico’s en probleemgedrag, de inzet van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen en werken aan destigmatisering werden breed onderkend, maar er zijn ook uitdagingen. Deskundigheidsbevordering is daarmee zowel een best practice als een aanbeveling.
MULTIFILE
The Sport Empowers Disabled Youth 2 (SEDY2) project encourages inclusion and equal opportunities in sport for youth with a disability by raising their sports and exercise participation in inclusive settings. The SEDY2 Collection of Inclusion Best Practices report contains good examples of inclusion on youth with a disability in sport at the community and institutional level. This report includes a detailed description of the process of building and using the SEDY2 approach for collection international best practices in sport, the criteria and template used to collect the SEDY2 best practices and the list of SEDY2 international best practices on inclusion in sport for youth with a disability.
DOCUMENT
Riolerend Nederland kan er niet omheen: het klimaat verandert. Dat is niet iets wat ver in de toekomst speelt; het gebeurt nu al, overal om ons heen. De zomers worden elk jaar net iets heter, de plensbuien net iets intenser en ondertussen stijgt de zeespiegel onvermoeibaar beetje bij beetje. En dat met alle gevolgen van dien. Klimaatverandering staat al jaren bovenaan de agenda en we doen hard ons best om de effecten te beperken. We eten wellicht ook vaker vegetarisch, isoleren onze huizen en rijden elektrisch of met het openbaar vervoer waar dat kan. Dat allemaal om de aarde iets minder hard op te laten warmen. Helaas is dat niet meer genoeg, want die opwarming laat zich nu al zien en zal de komende jaren alleen maar doorzetten. Hoogste tijd dus om manieren te vinden om deze effecten op te vangen en onzelf en onze omgeving aan te passen aan dit veranderende klimaat.
DOCUMENT
Whitepaper in een serie over HR Analytics. Steeds vaker worden HRM-beslissingen gebaseerd op voorspellende modellen die ontwikkeld zijn op basis van historische data. In deze whitepaper bespreken we een aantal best practices die organisaties daarbij kunnen helpen. Zo is het belangrijk om goed te letten op de oorsprong van gegevens. Objectieve meetgegevens zijn bijvoorbeeld vaak van grotere waarde dan subjectieve antwoorden uit enquêtes. Wanneer een organisatie data wil verzamelen voor een People Analytics-project, is het daarnaast belangrijk om zeker te weten dat er meetinstrumenten worden gekozen die ook echt meten wat ze beogen te meten. Inhoud: • Inleiding 1. Kies de juiste steekproef 2. Let op de grootte van de steekproef 3. Geef de voorkeur aan objectieve gegevens 4. Zorg voor valide meetinstrumenten 5. Koppel data op een privacyvriendelijke manier 6. Denk na over het gebruik van gemiddelden 7. Verwar oorzaak en gevolg niet 8. Laat je niet foppen door percentages 9. Let op verklaarde variantie 10. Kijk altijd naar de netto opbrengst 11. Voer waar nodig extra analyses uit 12. Maak voldoende tijd vrij voor Analytics • Conclusie
MULTIFILE
The Northern Netherlands is like many delta’s prone to a wide range of climate change effects. Given the region its long history with floods and adaptation, there are numerous initiatives to be found that tried to battle these effects. As part of the Climate Adaptation Week Groningen, an inventory was made of these initiatives. The most inspiring ones were coined ‘best practices’, and analysed in order to learn lessons. A distinction was made between 4 regional landscape types. The first consists of the coastline itself, where the effects of the rising sea level begin to show. The second covers the farmlands near the coastlines, where challenges such as salinisation and the loss of biodiversity prevail. A third landscape covers the historically compact cities, which have to deal with rising temperatures and heavy rainfall in increasingly limited spaces. The fourth and final landscape comprises the wetlands surrounding the cities, where the natural capacity to retain and store rainwater is undermined by its agriculture usage. Most of these challenges form a risk for maintaining a liveable region. The best practices that were collected show a diverse set of innovations and experiments, both on small and large scales. Three main characteristics could be distinguished that illustrate trends in climate adaptation practices. First, many best practices were aimed at restoring and embracing the natural capacity of the different landscapes, giving more and more room for the building with nature concept as part of building resilience. Second, climate adaptation is seldomly focussed on as the sole function of a spatial intervention, and is almost always part of integrated plans in which biodiversity, agriculture, recreation or other themes are prolonged with it. A third and last characteristic shows that many projects embed a strong focus on the historical context of places as a source of inspiration and cultural identity. The best practices show how different ways of adapting are emerging and can inspire planners across the world.
DOCUMENT
The Netherlands Research School for Astronomy (NOVA) has operated a Mobile Planetarium for over 14 years. Between 2009-2023, the project reached more than 400,000 learners and their teachers across the Netherlands. The project has been popular with schools since the beginning but continues to grow and reach increasing numbers of learners and schools each year. A project like the Mobile Planetarium does not continue growing this way without developing key ingredients or best practices. In this article, we describe the NOVA Mobile Planetarium project in detail and the challenges faced over the last 14 years. Reflection on the different aspects of the project has led to 10 best practices which have been critical to the continued success of this project. In this article, we aim to share our experiences to help other mobile planetarium projects around the world.
MULTIFILE
Ontwikkelingen in de maatschappij, in het bijzonder de ontwikkeling richting een kennismaatschappij, vereisen voor het onderwijs de ontwikkeling van een praktijkgericht en vraaggestuurd onderwijsmodel (Meijers, 2006). Studieloopbaanbegeleiding (slb), gericht op het realiseren van een loopbaangerichte leeromgeving waarin zelfsturing centraal staat, is in het hoger beroepsonderwijs (hbo) sectorbreed ontwikkeld en ingezet als een belangrijk middel hierbij. Landelijk, kwantitatief onderzoek (Kuijpers & Meijers, 2009) heeft laten zien dat het realiseren een dergelijke leeromgeving geen sinecure is. Middels nader kwalitatief onderzoek is inzicht verkregen in de manier waarop drie best practice academies invulling hebben gegeven aan slb. Uit de resultaten, samengevat in dit artikel, blijkt het belang van continu leren door studenten én docenten. In vervolg hierop hebben we literatuuronderzoek verricht naar het begrip 'collectief leren' als een belangrijke vorm van het leren van docenten. Met behulp van vragenlijstonderzoek zijn we nagegaan in welke mate hbo-docenten deze vorm van leren herkennen in hun dagelijkse praktijk. ABSTRACT Developments in society, in particular the development towards a knowledge economy, require educational institutes to develop an educational model that is both practice- and inquiry-based (Meijers, 2006). In order to support this process, Career Guidance, aimed at creating a career-oriented learning environment where students have a say in their own learning processes, is widely introduced in the higher vocational education sector. However, results from national, quantitative research (Kuijpers & Meijers, 2009) have shown that it is difficult to realize such learning environment. In a follow-up qualitative study we gained insight in the way three 'best practice' academies, as identified in the study by Kuijpers and Meijers (2009), have successfully developed and organized their Career Guidance program. Results, summarized in the current article, point to the importance of continuous learning by both students and teachers. Sequel to this study we have performed a review of relevant literature in order to explore the concept 'collective learning' as an important form of teacher learning. By means of a questionnaire we have verified the extent to which teachers in higher vocational education teacher teams recognize this type of learning in their daily work practice.
DOCUMENT
Bedrijven bevinden zich tegenwoordig vaak in een keten. Een keten kan worden beschouwd als een verzameling organisaties die een virtueel netwerk delen waar informatie, diensten, goederen of geld doorheen stroomt. Hierbij staan ICT-systemen veelal centraal. Deze afhankelijkheid werkt in de hand dat cyber-gerelateerde risico’s een opmars maken binnen ketens. Niet elke ketenorganisatie beschikt echter over de middelen en kennis om zichzelf te beschermen: om tot sterke ketens te komen is informatiedeling tussen ketenorganisaties over actuele dreigingen en incidenten van belang. Een doel van dit verkennend onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC), is om inzicht te bieden in de succesfactoren van informatiedeling-initiatieven op het gebied van cyberveiligheid. Met deze kennis kan het NCSC haar accounthouders en adviseurs helpen om de doelgroepen positief te motiveren om actie te nemen ter versterking van ketenweerbaarheid. Tevens wordt met dit onderzoek beoogd om aanknopingspunten voor vervolgonderzoek te identificeren. Het identificeren van succesfactoren vond plaats op basis van een literatuurstudie en gestructureerde interviews met in totaal zes leden uit drie verschillende bestaande informatiedeling-initiatieven rondom cybersecurity: het Managed Service Provider (MSP) Information Sharing and Analysis Centre (ISAC), Energie ISAC en de securitycommissie van de Nederlandse Energie- Data Uitwisseling (NEDU). Alle respondenten zijn informatiebeveiligingsexperts die hun organisatie vertegenwoordigen in de samenwerkingsverbanden. In totaal zijn 20 succesfactoren geïdentificeerd. Deze factoren zijn vervolgens gecategoriseerd tot vier thema’s die bijdragen aan een succesvolle informatiedeling. De thema’s zijn samen te vatten als teamfactoren, individuele factoren, managementfactoren en faciliterende factoren. De vier meest genoemde succesfactoren zijn: ● Expertise: Leden met onderscheidende en gespecialiseerde kennis bevorderen de informatiedeling en zijn ondersteunend aan het individuele leerdoel van de leden. ● Vertrouwen: Vertrouwen is een essentiële voorwaarde voor de bereidheid om samen te werken en informatie te delen. Tijd is hierin een cruciale factor: tijd is nodig voor vertrouwen om te ontstaan. ● Lidmaatschapseisen: Expliciete en impliciete lidmaatschapseisen zorgen voor een selectie op geschikte deelnemers en faciliteren daarmee het onderling vertrouwen. ● Structurele opzet: Een samenwerking dient georganiseerd te zijn volgens een structuur en met een stabiele bezetting van voldoende omvang. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op het identificeren van strategieën voor het opstarten van samenwerkingsverbanden en het over de tijd behouden van enthousiasme onder de leden in de informatiedeling-initiatieven rondom cybersecurity. Ook onderzoek naar de eigenschappen of kwaliteiten van de voorzitter en hoe deze bijdragen aan het succesvol initiëren en onderhouden van een samenwerkingsverband zijn genoemd. Ook is nog onvoldoende duidelijk hoe gedeelde of juist onderscheidende expertise van de leden bijdraagt aan succes van de informatiedeling-initiatieven. Verder is er behoefte aan kennis over hoe de samenwerking tussen ketenpartners op het gebied van cyberveiligheid buiten bestaande samenwerkingsverbanden is ingericht. Denk hierbij aan een uitbreiding van de huidige studie, maar met een focus op kleinere bedrijven die deel uitmaken van ketens, maar waarbij IT niet de corebusiness is, aangezien die volgens respondenten als risicovol worden gezien voor de keten.
DOCUMENT
Het VH-netwerk Studentenwelzijn heeft online uitgewisseld wat de belangrijkste aandachtspunten zijn nu studenten hun studie vanuit huis volgen. Twaalf hogescholen hebben hieraan deelgenomen. Het lectoraat Studiesucces heeft de input van alle deelnemers bekeken, inclusief de interventies. Op basis van deze input zien wij behoefte aan duidelijkheid en structuur, behoefte aan meer betrokkenheid van de opleiding, druk op psychisch welbevinden en zorgen over studieverloop en toekomst als grote thema’s. In deze factsheet zijn ook een aantal (best) practices opgenomen, inclusief een link voor meer informatie. Dat kunnen practices zijn die al werden uitgevoerd, maar ook een aantal nieuwe initiatieven binnen de instellingen.
DOCUMENT