Op 10 juli 2018 vond op Boerderij De Diek’n te Zeerijp in opdracht van Kenniscentrum Biobased Economy (KCBBE) van de Hanzehogeschool Groningen een schetsatelier plaats. Het atelier, dat onder leiding stond van landschapsarchitect Wim Boetze, was een pilot, beoogd om uitvoering te geven aan het Europese Interreg programma North Sea Periscope1. Hierin maken zes Noordzeelanden (Denemarken, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Zweden) een start voor een permanent innovatieplatform voor nieuwe duurzame ondernemersontwikkelingen (business opportunities) binnen de Noordzeeregio’s. Dit verslag is het product wat hieruit voort kwam.
Verouderde infrastructuur, de vraag naar betaalbare woningen en snel oplopende kosten door klimaatverandering vragen om een nieuwe aanpak in de bouwketen. Die nieuwe aanpak vraagt niet alleen om technische innovaties maar ook om een andere cultuur en ander gedrag: een cultuurverandering bij zowel de overheid als bij private partijen is van belang om de bouwsector toekomstbestendig te maken. Het is bij complexe veranderingen niet ongebruikelijk dat partijen op elkaar wachten en eerder verandering bij ander partijen noodzakelijk achten (het bouwbedrijf, de overheid, de consument, of de opdrachtgever) dan bij zichzelf. Dit rapport is bedoeld voor ondernemers en organisaties die zelf verantwoordelijk willen nemen voor hun rol in de maatschappelijke transitie waar de bouwsector voor staat. We sluiten daarbij aan op recente inzichten over stewardship waarin ‘psychologisch eigenaarschap’ is uitgewerkt: het verschijnsel dat mensen persoonlijk verantwoordelijkheid nemen voor iets van groter belang. De onderzoeksvraag die daarom wordt beantwoord indit rapport is: Welke lessen kunnen worden getrokken uit eerdere cultuurveranderprogramma’s voor de bouwsector en hoe kunnen die verwerkt worden in een model voor multi-level keteninterventies?
In dit document staat de, in het kader van het Interreg North Sea PERISCOPE programma door het Kenniscentrum Biobased Economy (KCBBE) van de Hanzehogeschool ontwikkelde, Bottom-up Business Opportunity’s (BUBO) methodiek centraal. In het kort behelst het PERISCOPE programma de start van een permanent transnationaal intersectoraal innovatieplatform voor duurzame ontwikkelingen binnen de Noordzeeregio’s. De vraag die het programma gaat beantwoorden is welke mogelijkheden voor nieuwe business er zijn in de Noordzeeregio.
Veel van de isolatiematerialen die we momenteel gebruiken, zoals glaswol en steenwol, hebben een behoorlijke impact op het milieu en zijn niet circulair. Gelukkig zijn er alternatieven die beter zijn voor de natuur, zoals isolatie gemaakt van biobased materialen zoals houtvezels en hennepvezels. Deze materialen zijn hernieuwbaar en hebben vrijwel geen nadelige effecten op het milieu, zijn gunstig voor een gezond binnenklimaat in een woning, terwijl ze nog steeds goede isolerende eigenschappen hebben. De ambitie van de rijksoverheid is dat in 2030 minstens 30% van de nieuwbouwwoningen uit minimaal 30% van deze biobased materialen bestaan. Hetzelfde percentage geldt als doelstelling voor isolatiemaatregelen voor verduurzaming en voor de gebruikte materialen voor utiliteitsbouw. Een nieuwe ontwikkeling is het gebruik van mycelium, schimmels die zorgen voor de groei van een materiaal wat ingezet kan worden als isolatie. Mycelium heeft isolerende en akoestische eigenschappen, is waterafstotend en brandwerend. Mycelium panelen op de huidige markt worden belemmerd in hun ontwikkeling doordat ze in mallen worden gegroeid, hierdoor kunnen er geen grotere diktes bereikt worden in verband met de benodigde groeiomstandigheden van mycelium. Dit leidt tot verminderde isolerende eigenschappen. Door geavanceerde 3D-printtechnieken te gebruiken waarbij er complexe vormen geprint kunnen worden die de groei van mycelium bevorderen ook op grotere diktes, willen we in dit 1-jarige KIEM project onderzoeken hoe we een innovatief mycelium isolatiemateriaal kunnen ontwikkelen, geschikt voor 3D printers, dat nog beter past bij de behoeften vanuit de markt. De resultaten van deze studie kunnen aantonen dat de toepassing van biobased isolatiematerialen en geavanceerde productiemethoden niet alleen leiden tot een efficiëntere isolatie van gebouwen, maar ook de milieueffecten vermindert en nieuwe mogelijkheden biedt voor diverse en grootschalige toepassingen.
Klimaatverandering en het opraken van eindige voorraden materialen worden gezien als de grote maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. Eén van de manieren om deze uitdagingen het hoofd te bieden is het gebruiken van biobased materialen - materialen die door de natuur worden voortgebracht, en die na gebruik weer terug kunnen worden gebracht in de natuur. Zo worden er ook in de bouw steeds vaker biobased materialen toegepast. Producenten van biobased isolatiematerialen zoeken kwantitatieve kennis over de waarde van hun materialen in termen van energieverbruik, duurzaamheid en comfort. Kunnen hun materialen bijdragen aan een verdere verlaging van de energievraag van woningen? Aan het verduurzamen van gebouwen? Kunnen de materialen zorgen voor een beter comfort in de woning? En hoe moeten hun materialen dan gebruikt worden? Internationale onderzoeken laten zien dat biobased isolatiematerialen toegevoegde waarde kunnen hebben, doordat zij beschikken over ‘thermohygrische’ eigenschappen. De materialen kunnen vocht vasthouden én weer vrij laten komen. Maar hoe zit dat als ze zijn toegepast in een hele gevel, in de Nederlandse bouwwijze? Hoe verhouden deze eigenschappen zich tot dampopen of dampdicht bouwen? Hierover is nauwelijks gevalideerde kennis beschikbaar. De reguliere normen en voorschriften voor het ontwerpen en realiseren van woningen houden hier geen rekening mee. Bio-Iso wil deze kennis ontwikkelen. Centraal staat het ontwerpen en bouwen van een testopstelling bij HZ, waarmee een vijftal verschillende biobased geveldelen worden getest en beoordeeld. Hiermee krijgen de mkb’ers gevalideerde prestaties van hun materialen, en de juiste opbouw van de gevel waarin de toegevoegde waarde het beste tot zijn recht komt. Het project wordt uitgevoerd door een mix van kennisinstellingen die ervaring hebben met het testen en beoordelen van (biobased) bouwmaterialen, samen met producenten en gebruikers, ondersteund door o.a. Bouwend Nederland en een vertegenwoordiging van de relevante normcommissie, die de projectresultaten verder zullen kunnen brengen naar de reguliere bouwsector.