Uit internationaal onderzoek is bekend dat mensen die zich niet volgens de regels gedragen hun ongewenste gedrag goedpraten. Mensen weten vaak wel dat ze zich op een bepaalde manier behoren te gedragen, maar gebruiken excuses, ofwel neutralisatietechnieken, om het gewenste gedrag niet te hoeven vertonen. Met andere woorden: ze redeneren het onprettige gevoel dat het overtreden van regels met zich meebrengt weg. Ze denken bijvoorbeeld: ‘het is niet mijn verantwoordelijkheid’, ‘het kan geen kwaad’, ‘ik heb geen andere keuze’ of ‘vergeleken met wat anderen doen, valt dit wel mee’. In dit artikel bespreken we een recent TNO-onderzoek waarbij we de vraag stellen: is het mogelijk om regelopvolging op het gebied van informatiebeveiliging te vergroten door het uitschakelen van neutralisatietechnieken door een gedragsinterventie? Recente andere onderzoeken laten namelijk zien dat training of communicatie kan leiden tot een vermindering van het gebruik van neutralisatietechnieken door medewerkers en tot een sterkere intentie om veilig gedrag te vertonen
DOCUMENT
Onduidelijk is of en hoe kan worden voorkomen dat geldezels hun rekening beschikbaar stellen aan criminelen. In Nederland wordt geëxperimenteerd met interventies voor geldezels door Halt en de Reclassering. Zo krijgen de vaak jonge daders een weerbaarheidstraining of moeten zij zelf voorlichting geven op scholen (Reclassering, 2019). Om een goede interventie te ontwikkelen is het belangrijk om zicht te krijgen op het probleem dat de interventie probeert te verhelpen. Het is bekend dat het voor effectieve interventies belangrijk is dat de interventie aansluit bij de risico’s en behoeften van de doelgroep (Andrews et al., 1990; van der Laan, 2004). Er is op dit moment echter weinig tot geen empirisch onderzoek verricht naar karakteristieken van geldezels en de problematiek die een rol speelt bij deze doelgroep (Leukfeldt & Jansen, 2015). Dit onderzoek is een eerste aanzet om te voorzien in die leemte. Het huidige onderzoek heeft tot doel om meer inzicht te krijgen in effectieve interventies die de gemeente Haarlem kan inzetten om te voorkomen dat geldezels meewerken met cybercriminele netwerken. Om dat te kunnen bereiken zal allereerst inzicht moeten worden verkregen in kenmerken van geldezels en de problematiek die bij deze doelgroep een rol speelt. Vervolgens zal een inventarisatie worden gemaakt van bestaande of mogelijke interventies voor geldezels. Op basis van de kenmerken van de geldezels en de informatie over interventies kan vervolgens een interventie specifiek gericht op geldezels worden ontwikkeld en uitgevoerd worden in Haarlem. Dat zal gebeuren na afronding van dit rapport. De interventie zal door de onderzoekers worden geëvalueerd om achter mogelijke werkzame en nietwerkzame elementen van de interventie te komen. De volgende onderzoeksvraag staat tijdens het onderzoek centraal: Wat zijn kenmerken van geldezels, wat is de rol van geldezels in het cybercriminele netwerk en welke mogelijke interventies sluiten daarbij aan?
DOCUMENT
Een groeiende groep ondernemers is zich bewust van de mogelijke risico’s die de digitalisering van het bedrijfsleven met zich meebrengt, en neemt in toenemende mate maatregelen om hun cyberweerbaarheid te verbeteren en het risico op slachtofferschap van cybercriminaliteitzo laag mogelijk te houden. Toch loopt een te groot deel van de ondernemers achter in het nemen van beschermende maatregelen, resulterend in een hoger risico op slachtofferschap van cybercriminaliteit. Het is daarom van groot belang dat er empirisch onderbouwde (evidence‐based) interventies worden ontwikkeld en ingezet om de cyberweerbaarheid van Nederlandse ondernemingen te vergroten. Om ondernemers bij te staan in het verbeteren van hun cyberweerbaarheid, ontwikkelden veel instanties hulpmiddelen, waaronder cyberscans. Cyberscans helpen de ondernemer inzicht te verkrijgen in de huidige stand van zaken omtrent hun cyberweerbaarheid. Deze cyberscans worden zowel off‐ als online aangeboden, al dan niet kosteloos, door zowel private‐ als overheidsorganisaties. Er bestaan handmatige cyberscans waarbij de ondernemer zelf of samen met een cybersecurityprofessional een (online) vragenlijst invult en geautomatiseerde cyberscans waarbij de infrastructuur van een onderneming gecontroleerd wordt op kwetsbaarheden. De scans lopen zijn zeer uiteenlopend in de mate waarin de cyberweerbaarheid volledig en betrouwbaar in kaart wordt gebracht. Er is tot op heden zeer beperkt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van dergelijke initiatieven. Hetis dan ook de vraag in welke mate deze initiatieven werkelijk bijdragen aan de verhoging van de cyberweerbaarheid van Nederlandse ondernemingen.
DOCUMENT
Veel kinderen in de leeftijdsgroep van 8 tot 12 jaar haken af op de sportclub door slechte ervaringen met goedbedoelende, maar vaak onvoldoende deskundige jeugdtrainers en door de soms negatieve sfeer op en rond sportvelden. Dat geldt vooral voor kinderen die moeilijk-te-verstaan (‘lastig’) gedrag vertonen ten gevolge van milde psychosociale problemen. Het project beoogt een gedragsverandering bij jeugdtrainers te stimuleren en daarmee bij te dragen aan een veilig en inclusief klimaat voor kinderen op de sportclub. Getracht wordt om professionals zoals buurtsportcoaches en clubkadercoaches, te voorzien van een gebruiksvriendelijke digitale tool voor het begeleiden van jeugdtrainers. Daartoe wordt via een social design-benadering gefaseerd gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de digitale tool App4Support, waarvan we recent in een eerder project een Proof of Concept (PoC)-versie tot stand hebben gebracht. De verdere ontwikkeling van App4Support vindt plaats binnen drie werkpakketten: 1. Participatie en co-creatie – Sportprofessionals, jeugdtrainers en ouders ontwerpen gezamenlijk gedragsinterventies voor jeugdtrainers die aansluiten bij de realiteit op de sportclub; 2. Gedrag en empowerment – Via interactieve workshops beoordelen sportprofessionals, jeugdtrainers en ouders gezamenlijk op basis van praktijkervaringen in hoeverre de ontworpen gedragsinterventies daadwerkelijk positief gedrag stimuleren en negatieve interacties ombuigen; 3. Waardecreatie en opschaling – Gunstig beoordeelde gedragsinterventies worden geïntegreerd in de digitale tool App4Support, met bijzondere aandacht voor de gebruiksvriendelijkheid van de app, de prioritering van adviezen en de toevoeging van gamification-elementen. Dit éénjarige project wordt uitgevoerd door Hogeschool Windesheim in samenwerking met Feeton als bedrijf uit de creatieve industrie, met In Opbouw, Intraverte en Sportservice Zwolle als organisaties uit de sector sport en gezondheid, en met enkele sportverenigingen. Vanuit een social design-benadering worden pedagogische inzichten, innovatieve methodes, gebruikerswensen en digitale technologie gecombineerd ter stimulering van positieve sportervaringen voor kinderen met milde psychosociale problemen.
Gemeenten willen weten hoe zij ervoor kunnen zorgen dat huishoudens blijvend hun afval scheiden in diverse fracties zoals papier, gft en plastic. Het gaat daarbij zowel om het verhogen van de hoeveelheid afval die gescheiden wordt, als het verlagen van de vervuiling van de gescheiden fracties. Er is al veel onderzoek verricht naar gedragsfactoren rond afvalscheiding. Toch bestaan er nog belangrijke hiaten in deze kennis, onder meer omtrent automatisch gedrag dat gedachteloos plaatsvindt. De afgelopen jaren is de aandacht vooral uitgegaan naar zogenaamde nudges die vrij geruisloos het gedrag ombuigen, zonder iets te veranderen aan de onderliggende motivatie. Mensen passen onbewust hun gedrag aan. Hierdoor blijken gedragsveranderingen niet altijd structureel verankerd te worden, omdat onderliggende waarden en motivatie niet veranderen. Een alternatief vormen interventies die het gewoontegedrag onderbreken en mensen laten reflecteren op hun gedrag (rational overrides). Door mensen te confronteren met hun eigen (milieuonvriendelijke) gedrag en te laten zien dat ze met ander gedrag een verschil kunnen maken, kan de onderliggende motivatie versterkt worden. BASSTA richt zich op deze rational overrides. Deze worden ontworpen en getest in nauwe samenwerking tussen industrieel ontwerpers en gedragspsychologen van de HvA, samen met betrokken partners. Eerst op kleine schaal en later met veldtests in geselecteerde wijken van de deelnemende gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Alphen a/d Rijn en Almere. Dit leidt uiteindelijk tot een overzicht van interventies, en hoe deze in de praktijk toegepast kunnen worden ter verbetering van de afvalscheiding. Het interdisciplinaire onderzoek richt zich op hoogbouw en gestapelde bouw, waar het verbeteren van afvalscheiding extra lastig blijkt te zijn door de beperkte ruimte voor afvalbakken en de afstand tot inzamelpunten buiten de woning. Het onderzoek wordt uitgevoerd met genoemde gemeenten, publieke instellingen op het gebied van afval (ROVA, Rijkswaterstaat, NVRD, MilieuCentraal, VVM) en gespecialiseerde adviseurs (Giraf Results, De Afvalspiegel).
Volgens het Publiek Kader Huishoudelijk afval (Ministerie van I&M, 2014) moet in 2025 92% van het huishoudelijk afval gescheiden ingezameld worden. Bovendien zijn gemeenten vanaf 2024 verplicht groente fruit en etensresten (GFE) gescheiden in te zamelen (Europese kaderrichtlijn afvalstoffen). In de praktijk blijkt het echter lastig om burgers te bewegen hun GFE gescheiden weg te laten gooien, zeker in de hoogbouw. Bewoners veranderen hun afvalscheidingsgedrag niet zomaar en gemeenten en afvalinzamelaars zien daarom de noodzaak voor het inzetten van gedragsinterventies. Zij hebben echter (kennis)vragen hoe dit goed te doen. Samengevat luidt de praktijkvraag voor dit onderzoek: “Welke combinaties van concreet uitgewerkte interventies kunnen structureel het GFE-scheidingsgedrag van bewoners verhogen en hoe kan de vereiste capaciteit bij de gemeente om deze interventies periodiek in te zetten (kostenefficiënt) geborgd worden?” BASSTA-plus vormt het vervolg op het bijna afgeronde RAAK-Publiek onderzoek BASSTA. Hierin worden losstaande interventies onderzocht om beter afval te scheiden. BASSTA-plus zal voortbouwen op het lopende BASSTA-onderzoek door te onderzoeken hoe kansrijke gedragsinterventies vanuit BASSTA en andere onderzoeken effectief te combineren zijn en toe te snijden zijn op lokale situaties. Bovendien richt BASSTA-plus zich daarbij specifiek op GFE, aangezien deze afvalstroom prioriteit heeft bij veel stedelijke gemeenten. Middels een onderzoeksaanpak gebaseerd op research through design worden combinaties van interventies via veldonderzoek ontworpen en getest, toegesneden op geselecteerde buurten. Het testen van combinaties van interventies is veelbelovend, en het praktijkgerichte onderzoek is hier zeer geschikt voor. Samen met de partners wordt met een mix van kwalitatieve en kwantitatieve technieken regelmatig gemonitord of interventiecombinaties effectief zijn en of ze elkaar op de gewenste manier aanvullen. Op deze manier kan regelmatig bijgestuurd worden om de interventies effectiever te maken of beter op elkaar te laten aansluiten. Bovendien wordt onderzocht hoe het periodiek inzetten en monitoren van gedragsinterventies structureel in publieke organisaties ingebed kan worden.
Lectorate, part of HAS green academy